Wolfschaapmens

wolfschaapmens_defHet klinkt vreemd, maar er zijn wolven die breien.
Ze breien schapenvachten om zich in te hullen.
Om anoniem in kudden te kunnen vertoeven.
Niet om schapen te belagen, maar om de herder zo dicht mogelijk te naderen.
En hem in de slaap te verlossen van zijn pastorale taak.

Voor de wolf is de herder een misleider.
De herder leidt de kudde direct naar de slachtbank.
Of naar een voorportaal om daar te wachten op dat wat nooit komt, het beloofde land.
Want vlees moet vers blijven.

Heeft een wolf eenmaal herder gegeten, dan kan hij niets anders meer verteren.
De breiende wolf is dan noodgedwongen bevrijder van de kudden.
Zijn gehuil roept schapen op om vrijuit te gaan zwerven door de tuin die wereld heet.
Zonder herder.
Zelf kan de breiende wolf geen leider zijn, hij betekent het einde van alle leiders.
Waar het schaap gaat ontstaat spontaan een pad, het eenmalige pad.
Want waar geen doel bestaat, is elke leiding misplaatst.
Ieder schaap dat de kudde verlaat zal zichzelf vroeg of laat als wolf onder ogen moeten zien.

Het bijzondere van het mensdier is wel dat hij zowel wolf als schaap als herder kan zijn.

O, godgloeiende

ogodgloeiende

O god,
o zo godgloeiende god,
welke modderfokker
fokte deze blote modderprop?
Ontstond zo onze klontige modderkloot,
zo godsonmogelijk groot?

O, godgloeiende godengod,
wrochtte je schop onze modderbol
zonder bovenromp of onderkont?
O, omgesmolten godsstolsel,
hoe komt ooit onze zo mollige bol
zo godsonmogelijk tovervol,
zo vol wondermooi modderfoksel?

O, godbloeiende kosmoswolk
vol ondoorgrondelijk droomstof,
rondomzoomd door klotsend godensop.
Bemors ons toch onder zonnevonken,
pomp voort zonder stop.

O morsende god.
O loof ons,
plotloos godswonder.
O loof onze
zompige modderbonk,
modderfokkig

&

pronk!