Writer’s block

Ik kreeg al weken geen letter meer op papier.
Was mijn inktzwarte jeugd — goudmijntje van de schrijver — opgedroogd?
Met de laatste inkt had ik mijzelf getekend.
Getekend door het leven en uitgegumd.
Zo luidde de titel van mijn nieuwe roman.

Praat nooit met wie dan ook over het boek dat je aan het schrijven bent.
Met jezelf moet je al helemaal geen woord wisselen.
Onwetendheid voorwenden en het evidente ontdekken.
De titel komt op het laatst, wanneer het boek af is.
Dan krijg je pas een vermoeden waar het verhaal om draait.

Nu wist ik het al bij voorbaat, in één zinnetje samengevat.
Dom, ik had beter moeten weten.
Een schrijver speelt stommetje met zichzelf.
Vertellen dat je een writer’s block hebt, is zonodig nog dommer.
Dat is de muzen verzoeken.
Men gaat je meewarig benaderen en ongevraagde adviezen verstrekken.
Als voormalig schrijver word je hoffelijk gemeden door collega’s.
Alsof je een besmettelijke ziekte draagt: mentale inktvraat.
Ze zijn als de dood.
Als de dood om het leven ongeschreven te leven.

Ik ga maar een eindje vliegen door de lege pagina van de hemel.
Uitgummen is overbodig, mijn vlucht laat geen sporen na.

writers_block

Jeuk

ik zag het niet meer zitten
als stoel
je staat daar maar
te wachten
de verveling van het wachten wekte mijn slaap
wachten tot iemand zou gaan zitten
feitelijk was ik nog maagd
nog nooit was ik bezeten
was ik dan wel een echte stoel?
zelfs die vraag verveelde mij
m’n rugleuning gaapte
met mijn armleuning hield ik decent een poot voor mijn mond
daarna krabde ik de jeuk aan mijn zitting weg
waar jeuk is, is leven

jeuk
verveling
de motor van de evolutie
ik evolueerde
kreeg vervelenderwijs steeds meer haar
poes-zijn zag ik wel zitten
dan kon ik eindelijk gaan liggen
op een stoel

Rang boven te goed

Voorheen maakte ik zelf wel eens kennis.
Ik had hier en daar wat algemene kennissen.
Maar onlangs maakte ik, via een kennis, kennis met de feitenkennis.

Ik had hem wel eens zien staan in een boekhandel.
Men zei dat hij veel wist.
Ik nam dat graag ter kennisgeving aan.
Tot de feitenkenner bij mij kwam logeren.
Ik was vereerd.

Ik nam hem op schoot: een zware jongen, voor zijn formaat.
Nietsvermoedend bladerde ik heen en weer door de pagina’s.
Het naslagwerk sloeg meteen terug met het ene feit na het andere, right in the face.
Machteloos sloeg ik nog een pagina om.
Hij bleef maar slaan.
Voor ik er erg in had, stond ik in de arena van de geschiedenis klappen te incasseren.
Het naslagwerk bleek een prijsvechter.
Sla eerst, sla hard en blijf slaan, leek zijn motto.
In de eerste ronde knock-out, de feiten duizelden mij.

Hij heette de Bos.
Moeder aarde, dat hitsige wereldwijf, had de Bos in dienst om het volk bij de feiten te houden.
Ach ja, je denkt ergens de klok te horen luiden tot de Bos je feitelijk om de oren slaat.
Je algemene kennis blijkt zo algemeen, dat die slechts een vage contour schetst van je algehele onwetendheid.

Met een gebroken atlas verliet ik de ring.
Voortaan droeg ik niet meer mijn wereldbeeld op de schouders, maar de Bos.

Sommige dingen zijn te goed, een enkeling is een rang boven te goed.

Slot

SlotJe kent vast wel de ervaring dat een deur gesloten lijkt
omdat je naar de verkeerde kant wilt openen.
De deur was altijd al open.
Een eenvoudige aanname vormde het probleem.

De mens als sleutel,
het levenspad loopt door het sleutelgat.
Het sleutelgat suggereert een slot,
maar het gat is een toegangspoort.

Elke sleutel past moeiteloos door het gat.
Het passeren van de poort is een initiatie.
Na de passage is de perceptie veranderd,
de begoocheling door het denkbeeldige wordt overstegen
door betovering van de directe ervaring.

Denken vormt het slot op de open deur,
het labyrint van denkbeelden lijkt levensecht door herhaling.
Valt het denken stil, dan is het slot plots verdwenen.
Denken dat er een slot is creëert het slot.

Zonder slot is het openbaar geheim vrij toegankelijk.

Droomstroom

we sliepen heerlijk zacht en licht
als zwevende sneeuwvlokjes in de nacht
droomden van wakker worden
in het ongeschonden wit
zo stil hadden we het nooit horen vallen

glurend onder het gordijn door
bleek de nacht verlicht
zo bleek


de volgende ochtend zat
in de sneeuwvacht een witte kat
we werden als batterijtjes opgeladen
de droom smolt weg
wat bleef was het voltage

Plafond

door het glazen plafond
zag ik beschoende voetstappen
schaduwwezens, lopend, staand

ik leek verzonken onder de bestaansgrond
de wezens leken ten hemel te varen
opstijgend in een dichte mist


eenmaal ontwaakt uit de dagdroom
probeerde ik het droombeeld te duiden
na enig gespeculeer kwam ik
tot de slotsom dat ik wakker ben

wonderlijk dat er talloze werelden
huizen in dit wakker zijn

Confiture 2013

in het vergiet ligt de oogst aan indrukken van het afgelopen jaar uit te lekken
samen met de onverteerde resten van voorgaande jaren

vocht sijpelt weg uit het vruchtvlees
het uitlekgewicht lekt zich lekker licht

de vruchten van het jaar worden ingemaakt als zoete herinnering
en bewaard voor de nog ongeleefde jaren in het verschiet

onverteerbare indrukken blijven liggen,
te mooi, te beschamend, te onherstelbaar

dankzij de gaten in het vergiet vergaten we,
vergoten we het grote vergeten

gaten in het vergiet worden gelukkig nooit gedicht
ze scheiden het tijdelijke van het blijvende

probeer maar eens het getuige-zijn te vergeten
keer op keer zul je getuige zijn van het eerste weten