Polystyreen zelfbeeld


Dit zelfportret van Gregor Bazel is van echt polystyreen, zuiver tempex ofwel piepschuim.
In de Rotterdamse volksmond is het De Kunstkop gedoopt.
Voor niet ingewijden: Gregor Bazel was oprichter en voornaamste representant van de Wasco-beweging.
Zijn beeldhouwwerk is zo mogelijk nog minder bekend dan zijn oeuvre in oliekrijt.

Het betreft hier het zelfbeeld van de introspectieve kunstenaar, vandaar het ontbreken van ogen, neus etc.
Een (te) kleine transparante sokkel draagt het enorme hoofd met een dun ijzerdraadje als nek.
Bijzonder aan het werk is dat het topzwaar is, ondanks het vederlichte piepschuim.
Door deze wanverhouding kan het beeld bij enthousiaste benadering makkelijk omvallen.
Tijdens de expositie in 1964 lag het beeld meer op zijn kant dan dat het overeind bleef.
In de kunstkritieken was dit dan ook het belangrijkste kenmerk.
Als je iets van een standbeeld mag verwachten, is het wel dat het niet omvalt maar stil staat, zo luidde de kritiek.
Het beeld werd volkomen geridiculiseerd.

Voor Bazel zelf was dit aspect nu juist essentieel voor de subtiele expressie van het werk.
“Een zelfbeeld valt, als het goed is, permanent om!” zo lichtte hij toe.

Voortschrijdend inzicht maakt dat dit werk, met terugwerkende kracht, een kruispunt in de kunstgeschiedenis markeert.
Metaal als grondstof voor sculptuur werd langzamerhand vervangen door kunststof.
Vergankelijkheid van het beeld ging onlosmakelijk deel uitmaken van het beeld.
En het belangrijkste: het belichaamt het begin van het introspectivisme.

Het verhaal gaat, dat Gregor zijn evenbeeld aan de oever van het havengebied zag ronddrijven.
De markante kop werd jarenlang door de rivier geslepen als een steen.
De kunstenaar was meteen geraakt door de treffende gelijkenis.
Lange tijd was het beeld zoek, waarschijnlijk omdat het materiaal destijds als waardeloos gold.
Er werd op neergekeken, omdat het indertijd usance was om elk knutselwerk maar meteen in brons te gieten.
Het beeld is gelukkig in particulier bezit gebleven, waardoor het gespaard bleef voor de brand in het pand naast Bazels atelier die zijn collectie tempex-sculpturen deed wegsmelten.

Bazel was het totaal niet eens met dictatuur van het bronsgieten als enig zaligmakend.
In zijn visie bestond alles uit natuur, de mens incluis.
Hij beschouwde chemische composieten evenzeer als natuurlijk materiaal als een berg of een boom.
Aardolie is immers niets anders dan uit bomen ontstane grondstof waaruit kunststoffen geboren worden.
Bronspuristen verguisden hem om deze ruime visie.

Bazel had een brede interesse en zag eindeloze toepassingen in polystyreen.
Hij noemde polystyreen ook wel het goud van de eenentwintigste eeuw.
Dat goud zou volgens hem moeiteloos garant kunnen staan voor een vaste geldwaarde.
Het zou een stabiele wereldeconomie kunnen waarborgen.
Geld zou onbeperkt bijgedrukt kunnen worden.

Een enkeling vonden hem geniaal als kunstenaar, maar knettergek als econoom.
Sommigen zagen dat net andersom, terwijl de meesten er geen mening over hadden omdat ze er nooit kennis van kregen.

Vertekend beeld


Ik val in slaap bij de rechte lijn
het rechte verveelt mij… gaap… diepgaand

Het is het vege teken van geen idee
de legale terreur van het linealisme

De haakse hoek maakt mij comateus
gelukkig leef ik op bij de lichtste curve

een glooiing in het landschap
een boompje uit het lood

een schuins regenbuitje
een kromme regenboog

een slingerend beekje
een gebogen horizon

een zwalkend bergpaadje
een omweg van A naar B

Het scheve leeft, het beweegt
mij tot een evenwicht

Het geeft een vertekend beeld
waarmee ik mijn niet-weten

kan meten — heel exact — tot talloze
decimalen voor & achter de komma

Permafrost

De moeder van de kleine Wladimir zei:
“Onthoud dit, dit is belangrijk!”

terwijl ze wees naar de afdruk
van een vogelpootje in de sneeuw.

Waarom zegt een moeder zoiets
ernstigs over bijna niets?

Zag ze er een handtekening in,
een subtiel merkteken?

Was het de afdruk van een winterkoninkje,
de kleinste regerende vorst?

Doelde ze wellicht op de blijvende vergankelijkheid?
De pootafdruk die blijft als lege vorm na de dooi?

De herinneringssneeuw smolt niet in de jongen,
zijn geheugen was als permafrost.

Een witte cocon waar rups Wladimir zich in spon
om zich later als Nabokov te ontpoppen.

“van de engelen zijn wij de rupsen,” zo dichtte hij.

Creatieve verveling

Mijn jeugdleven speelde zich het meest af op straat en vooral op het ongeplaveide.
Op braakliggende grond met drijfzand opgespoten, niemandsland, sloop en bouwterreinen.
Een huissleutel had ik niet, wel lucifers, zo stond ik vaak voor een dichte deur.

Kennelijk dachten mijn ouders er niet aan om mij een sleutel te geven, ik vroeg er ook niet om. 
Waarom zou ik? 
Binnen kwam ik toch wel.
Gaandeweg leerde ik inbreken, netjes zonder sporen van braak. 
Een gesloten deur daagde mij uit, zonder sleutel binnenkomen gaf een euforisch gevoel.
Heerlijk, via de brievenbus, met een paraplu, bezemsteel of klerenhangertje.

Blind voelend naar de klink van het slot, die ik richting scharnier drukte.

Het lukte altijd, behalve als het nachtslot erop zat.
’s Avonds maar via het bovenlicht van het keukenraam.
Eerst met een bezem, later waren mijn armen lang genoeg om de klink van het raam te openen.
Was het bovenlicht dicht, dan probeerde ik de balkonroute.
Via de kozijnen het portiekdak op, het balkon van de buren over en dan kijken of onze balkondeur open was.
Buren blokkeerden in de loop der jaren een vrije doorgang, dan moest ik via de buitenkant van het hek de balkons passeren.
Kortom: thuiskomen was een groot avontuur, je was pas echt thuis als je had ingebroken.
Ik brak dus ook in als er wel iemand thuis was.
Eenmaal binnen keek ik anders naar mijn thuis, als een vreemdeling, een buitenstaander.
Vreemdheid werd mij vertrouwd.
Was ik hier verwekt of had ik gewoon ergens ingebroken?

Je zou hier ook kunnen lezen dat ik mij gigantisch verveelde in die industriële slaapstad.
Liever beklom ik de regenpijp naar het platje dan de portiektrap.
Nam ik de portiektrap, dan alleen zonder de treden te raken, lopend over de leuning.

Ik brak ook graag in voor anderen die geen sleutel bij zich hadden: vriendjes en buren.
Het werd langzaam bekend, ik werd een beetje verdacht, want wie garandeerde dat ik niet op bezit uit was?
Bezit kon mij gestolen worden, toegang verschaffen was een doel op zich geworden.

Men zegt dat het in de toekomst — dat is inmiddels nu — niet meer gaat om bezit maar om toegang tot…
Je hoeft niets meer te bezitten, alleen maar een geldig toegangsbewijs te tonen.
Of een goed nagemaakt bewijs.
Alleen daarmee kun je erbij horen en meedoen.
Gesteld dat je erbij wilt horen en wilt bijdragen.

Wie geen toegangsbewijs heeft doet er goed aan om te leren inbreken.
Lees: codes kraken.

Vluchtsimulator

de droom gaat aan de haal
ze boekt ongevraagde vluchten
naar onbekende bestemmingen
je mag immers niks missen

onmiddellijk moet je de bus halen
en je haalt hem net niet of net wel
vervolgens moet je heel snel
op een trein springen, die je net mist

dan maar gauw een taxi en ja zeg
een file richting vliegveld
iedereen droomt kennelijk weg
in dezelfde droom, dezelfde file taxi’s

het vliegtuig heeft vertraging, meldt de radio
misschien haal je hem nog net als je hard
holt over de lopende band naar de terminal
je komt niet vooruit, de terminal ligt ergens anders

je stapt nog net in, de deur sluit zich
het toestel stijgt tot grote hoogte
maar het haalt de bestemming niet, of wel?
het stort neer tussen de lakens van ontwaken

je hoofd, die zwarte doos met vluchtgegevens, vertelt:
er was geen piloot aan boord, geen passagier,
geen bestemming, geen toestel, geen scenario
de droom blijkt een vluchtsimulator

gedroom haalt het niet bij wakker zijn
liever lucide wakker liggen in deze berm
van hersenen die als grijze struikjes
het mentale zwerfvuil verzamelen

woorden zijn verpakkingsmateriaal
weggegooid na gebruik, de berm ingewaaid
klaar voor een vers droomscenario
ontwaken verklaart alles helder

Voetspraak

onze hond volgt voeten
hij volgt ze op de voet
voeten zijn de baas

sokken aan betekent uit
sokken uit is wachten
tot ze weer aan gaan

schoenen aan is uit
schoenen uit is helaas
een voorbarige gedachte

benen op de bank is afwachten
benen eraf is: zullen we dan maar
onze hond is altijd klaar

voetjes op de vloer is gaan
trap op is wachten
trap af is uit
behalve als
de baas besluit
tot later

voetenwerk is
hondenpoëzie
verse voeten
besokt
beschoend
trap af
deur door
en gaan

dat geluk
(simpel weg)
kan bestaan
uit gaan

een baas is maar
een raar
besluiteloos wezen
voor de hondenziel
die van vastberaden trouw
is gemaakt

hond blaft
de baas ontwaakt
en nu naar buiten
alleen de voeten
zijn nog naakt

je zal maar nodig moeten

Streepjescodering


een verzameling berkenvelfragmenten
liet zich vinden
verborgen in de open lucht
alsof het dringend aan het licht wilde komen

(eonen ouder dan de teksten van Nag Hammadi)

moeder Natuur schreef ze vol overgave
met die trage aandacht waarmee bomen groeien
haar handtekening is onmiskenbaar de hare
ze schreef en schrijft geschiedenis, tekens van leven

de betekenis van het lijnenspel is niet te peilen
bepaalt de lengte van het ene lijntje in verhouding tot het andere
de betekenis, zoals de streepjescode van de digitaal?

verwijzen de tekens wel, of zijn ze zelf levend DNA?
niet beschrijvenderwijs, maar levenderwijs?
evolutie als een naamloze levensvormen-taal

exegeten suggereren dat het schrift ooit is
gezongen door moeder Natuur in vogelvorm
en dat die zang een oor in het leven riep

de oorsprong van het luisteren
zoals het licht om een oog verzocht en
geur het verzoek om een neus indiende

de schrijfster schiep de lezer

Includerende ruimte


Niet weten wat je ziet geeft soms een mystieke ervaring.
Er zijn nogal wat mensen die meteen beginnen te steigeren bij het het woord ‘mystiek’.
Het betekent niets anders dan onmiddellijke beleving van eenheid.
Het ene dat overblijft in die ervaring is het feit dat je ziet.
Er is op dat moment alleen waarnemen, zonder waarnemer.

Bovenstaand kunstwerk in de Londense gallery van Saatchi stelt je voor een raadsel.
Waar kijk je naar, een spiegelgladde glasplaat die de hele ruimte naadloos vult?
Is er een ragfijn doek halverwege de ruimte gespannen, waardoor je de benedenruimte kunt bekijken?
De zuilen lijken door te lopen.
Of worden ze weerspiegeld?
Het kan geen glas zijn, dat zou bij een kleine temperatuurwisseling barsten.
Via een trapje kun je met je gezicht tot op vloerniveau afdalen.
Maar waarvoor?
Het dient geen enkel doel.

Je geeft het op en je geniet van het mysterieuze beeld, waar in feite niets getoond wordt.
Er is geen object tentoongesteld.
Is het de ruimte zelf, of is het de waarneming van die ruimte en van denkbeeldige ruimten?
Het magische van ruimte is dat het nergens ophoudt, dat het nergens niet is.
Inclusief onze binnenruimte.
Ruimte includeert alles.

Het werk dient geen enkel doel, het stelt niks voor, het heeft geen nut, geen zin, en daardoor transcendeert het de ‘gangbare’ werkelijkheid.
Dat maakt dit werk zo subtiel en subliem.

Later hoor je dat het aardolie is.
Gewoon, naadloze aardolie.
Natuurlijk, aardolie…
Het denken kan dan concluderen: ach, het is gewoon aardolie, meer niet, ik heb mij laten beetnemen.
Het denken maakt aan de lopende band dezelfde denkfout, door concepten boven de directe waarneming te stellen.
De enige remedie is ieder moment weer opnieuw zelf kijken en onderzoeken.

Het gangbare bestaat natuurlijk helemaal niet, en waar dat zo lijkt weet je dat concepten de levende ervaring overschaduwen.
Aardolie is maar één van de talloze mysteriën die ons omringen, om nog maar te zwijgen van dat ene dat wij zelf zijn.

Het woord ‘natuurlijk’ betekent inmiddels ook ‘vanzelfsprekend’.
Volstrekt onterecht, want niets spreekt vanzelf.
Wij zijn het die overal een stem aan geven, en dingen woorden in de mond leggen.
Vergeet dus deze woorden en ga kijken.

Of giet je eigen vloer eens vol aardolie.

Berkenhuid


je hebt bomen en berken
bomen zijn autonomen
berken, de minder sterken
die steun zoeken bij
het ijle maanlicht

een boom als de kastanje
heeft bast, is strak geharnast
berken dragen de last
van vliesdunne huid
onthecht vel als franje
blijvend in de rui

ze zijn schuchter & fragiel
je hoort het aan dat schilferende geluid
bij een futiel briesje
waait het iets harder
dan gaat hun zilverige stem al verloren

een berkenstem zingt zegsels,
over het en men, echt denkbeeldige legenden
men denkt in en uit, het beeldt uit en in

haar ranke stam blijft weifelend staan,
alsof zij ieder moment overweegt te vertrekken
al leunend tegen een verlichte maan