Vraagbaken

hoe laat is de tijd?
hoe duur is het geld?
hoe leeg is het ruim?
wie ruimt er het veld?

wie zuigt uit z’n duim?
wat valt in een gat?
wie speelt er de held?
wie gaat er nog prat?

wie is er bereid?
hoe hoog ligt de lat?
wie heeft er al spijt?
wie is het nu zat?

wat duur is het geld?
wie staat ergens voor?
wat lijkt nergens naar?
wat kan ermee door?

wat ziet het gezicht?
wie maakt het verwijt?
wat weegt het gewicht?
hoe laat is de tijd?

wat wordt er vermeld?
wat is een gedicht?
wie heeft het voorspeld?
wat ziet hier het licht?

wat schuilt er latent?
wie zuigt uit de duim?
wat wordt er ontkend?
waar blijft het verzuim?

wat is nu het feit?
wat is permanent?
waar vind je de schat?
wie is hier bekend?

hoe droog is het vocht?
waar leidt het spoor toe?
wat zacht is de kracht?
hoe waar is een koe?

hoe spaar je de wolf
de kool en de geit?
hoe recht is een bocht?
hoe lang duurt de tijd?

waar wachten we op?
hoe zwart is de nacht?
wat kost je de kop?
wat had je verwacht?

wat wordt nooit verteld?
wat zwijgt onze taal?
wat is ver gezocht?
hoe vreemd is normaal?

waar doe je het voor?
wat blijft ongekend?
wat als je niks hebt
en alles al bent?

Fabel van het eerste oog

Water is de basis van het leven op aarde.
Wellicht is droogte de basis van buitenaards leven,
maar aards leven moet nattigheid bevatten.

Een wateroppervlak heeft de eigenschap te reflecteren,
in een regendruppel weerspiegelt de hele omgeving.

Het is misschien een idioot idee, maar wat is er idioter dan de praktijk van deze evolutie?
Dit idiote idee is dus in goed pragmatisch gezelschap, tot er een beter idioot idee komt.

Zou weerspiegeling het allereerste begin kunnen zijn van een oog? Zou de eerste reflectie in het eerste water, het eerste zien hebben veroorzaakt, of beter gezegd veroogzaakt?

Verzocht de weerspiegelde hemel dringend om een oog, uit noodzaak waargenomen te willen worden? Is reflectie de eerste gedachtenvorm verschenen aan het geestesoog?

Het geestesoog ziet wat het fysiek oog doorgeeft, maar het geestesoog ziet ook zonder fysiek oog. Het ziet bijvoorbeeld wanneer het fysieke oog blind is.

Hoe kunnen dieren en planten zulke subtiele, intelligente aanpassingen belichamen zonder bewust te zijn van de talloze factoren die meespelen en nodig zijn voor de realisatie van bijvoorbeeld een oog?

Bovenstaande vragen zijn natuurlijk onzinning als er niet eerst een intelligent bewust zijn aanwezig is. Wat heeft een oog voor zin als er niet al een bewuste waarnemendheid is.

Dat wat wij wereld noemen is te herleiden als de werking van zintuigen. Zonder getuige van die zintuiglijke prikkels is er geen waargenomen wereld. Het mysterie is zeer pragmatisch.

Vandaag in Nutopia

“Zwervend door Holland stuit ik op eindeloze hekken
die afgezaagd door omheind laagland gaan”

Ik heb een droom, mijn droom begint met een boom,
een fruitboom.
Stel je ons holle land eens voor zonder hekken.
Een land waar je zonder hindernissen kunt rondwandelen.
Stel je voor, uitdelen in plaats van verdelen, opdelen en indelen.

Fruitheggen in plaats van hekken, overal langs wegen,
paden, landerijen, heggen van fruit, appels, peren, noten,
pruimen, kersen, frambozen, op handhoogte te plukken
voor de toevallige voorbijganger.

Stel je voor, iedere zomer een fruitfeest van overvloed
voor vogels, insecten, kinderen, moeders maken jam en taart.
Dan is het hek pas goed van de dam,
de heg vlecht zich voort tot een onbegrensde boomgaard

Stel je voor, begin gewoon aan de rand van je eigen tuin,
plant daar een heg van diverse fruitbomen,
vlecht ze in elkaar en wacht rustig af,
elk jaar zal de heg je dankbaar zijn

Een droom die nu wordt waargemaakt is geen droom meer.
Wanneer het gebeurt doet er niet toe, maar het zal vandaag zijn.
Het is altijd vandaag in Nutopia.

Meervoudig begaafd

Onze eerste tweedehands automobiel had een onbestemde kleur, een Tjechische Skoda. De stuurinrichting shimmyde.
Onder het rijden trilde het stuur vanzelf nerveus heen en weer. Mijn vader die geen zenuwlijder was kreeg er wel degelijk de zenuwen van.
We waren in alle vroegte gevlucht voor familieleden die ons in het Ahrdal met hun Alpenkruizer ongevraagd waren komen opzoeken.
Het uitspreken van dingen die niet bevielen beviel mijn ouders kennelijk niet zo.
Ze reden liever in het diepste geheim weg, zonder enige verklaring, zonder confrontatie.
Later bleek de oom kruimelcrimineel te zijn, maar ook zedendelinquent, meervoudig begaafd.

Bij Neurenberg raakten mijn ouders in conflict over de te nemen richting.
Mijn moeder las de kaart op z’n kop en gaf louter tegenstrijdige infomatie, terwijl vader worstelde om het zenuwenstuur in bedwang te houden.
Vlak voor de grote rotonde was de paniek compleet, waar moet ik heen? riep pa wanhopig.
Ik zat achterin tussen de twee kiftende echtelieden in, ik riep;
“Rustig, dit is een rotonde, we kunnen hier net zo lang rondjes blijven rijden tot we de goede afslag weten.”
Verbijsterd keken mijn ouders elkaar aan en konden even ontspannen.
Na vijf rondjes had moeder de juiste afslag ontdekt,
resoluut wees ze ons de juiste richting aan.

Het viel ons gaandeweg wel op dat het verkeer steeds rustiger werd. De autobahn was prachtig breed en glad.
Ook werden we steeds vaker door enorm snelle bolides ingehaald.
Het waren echte raceauto’s.
Moeder begon zenuwachtig te lachen.
Een man met en geblokte vlag leidde ons, na een trage finish, naar de kant.
We waren op de Nürnburgerring terecht gekomen, het GrandPrix-circuit.
Een goede Duitser leidde ons terug naar de autobahn huiswaarts.
Oom Adolf was de slechte Duitser die mooie autobahnen had gemaakt en iedereen een Volkswagen had beloofd.
Wist ik veel dat het een foute Oostenrijker was als zesjarige?

Op het plein bij de Keulse dom hielden we een pauze, er werd een splinternieuwe Skoda verloot.
Ik mocht een lootje kopen om mijn vader een bestuurbare auto te bezorgen.
Er werd aan het rad gedraaid en het scheelde maar één cijfertje.
Mijn moeder bleef maar volhouden dat het bijna gelukt was.
Intuïtief wist ik dat net mis gewoon helemaal mis is en bijna raak er helemaal naast. Vergeefs probeerde het uit te leggen aan mijn moeder.
Het voelde als falen dat die nieuwe Skoda op dat plein bleef staan. Ik gunde mijn vader zo van harte een stevig stuur om zich aan vast te houden.

Na een rustige vakantieweek thuis kwamen de verlaten familieleden aanrijden.
Mijn vader zag ze net op tijd. Verstop je, daar komen ze!
Als ze zien dat we thuis zijn komen ze binnen en komen we niet meer van ze af. Ga op de grond liggen.
Er maakte zich een zenuwachtige spanning van ons meester, er werd onderdrukt gegniffeld.
De bel bleef maar rinkelen.
Ze wisten dat we thuis waren, onze vale Skoda stond immers voor de deur.
De familie droop uiteindelijk af, argwanend naar ons huis turend.
Wij waren onderduikers in ons eigen huis, ondergedoken voor foute familie. De Skoda bleek steeds meer onbestuurbaar en werd ingeruild voor een Volkswagen Die snorde als een meikever.
De droom van iedere Duitser.

De gelijknamigen

Tegenover ons woonde de familie met dezelfde achternaam.
Het waren hele hartelijke mensen, we gingen er op visite.
Ze staken de volle vuilnisbak in brand op zondagochtend
en zette hem dan netjes op het platje waar hij rustig kon uitdampen.
De wc-pot was gebroken, hoe, dat wilden ze niet verklappen.
Er kwam geen nieuwe pot.
Alsof dat toch geen zin had, de nieuwe zou ook weer breken?
We hadden niet zo veel gemeen, maar de naam schiep een onzichtbare band.
De vader was econoom en reed in een chique verwaarloosde ‘Snoek’.
Ik speelde met de tweelingbroers in de slaapkamers.
Vader had de kledingkasten met hun rug op de vloer gelegd, als reuzekisten, dan kon er meer in. Dat was dus economie.
De jongens gooiden alle kleding en schoenen eruit om in de kist reizen te maken, een prachtig voertuig voor de verbeelding.
Hun jongste broertje, een schriel peutertje liep permanent in een groezelig hempje rond in zijn blote kont.
De bank was vaak nat, hij liet het overal lopen.
Dan legden ze een handdoek op de bank, overigens zonder enige vorm van schaamte of verlegenheid. Hij kon nooit in zijn broek plassen want hij had immers geen broek.
De poten waren onder de bank vandaan geschroefd zodat hij schommelde.
Tijdens de visite werd de oploskoffie gezocht.
Die lag onder de bank.
De peuter at graag oploskoffiekorrels zo werd ons verklaard.

Op een gegeven moment maakten de gelijknamigen zich zorgen om hun kleinste, hij wankelde regelmatig.
Zou hij toevallen hebben, epilepsie?
Onderzoek wees uit dat hij de restjes uit de wijnflessen naast het gasfornuis leegdronk..

Plots emigreerden ze naar Canada.
Moeder liet uit voorzorg haar prachtig regelmatige gebit trekken; de verzekeringen daar waren erg duur aan de andere kant van de oceaan.
Ik was zeer ontdaan dat mijn vriendjes vertrokken.
Het eerste bericht dat wij ontvingen na hun vertrek was dat mijn vriendje mijn andere vriendje had aangeschoten met een jachtgeweer. Het wilde westen was dus nog niet getemd.

De econoom liet ons hun handige multifunctionele keukenapparaat na, de Piccolo.
Het motorgedeelte kon tot stofzuiger, sapcentrifuge, haardroger, blender etc worden omgebouwd, zo ontzettend handig.
Mijn ouders wilden het handige ding niet accepteren, maar de econoom stond erop om ons blij te maken.

Op een keer at ik bij de gelijknamigen.
Het was mij al opgevallen dat er her en der op de muur voorkanten van magazines waren geplakt, in een chaotisch patroon.
Het duurde lang tot de Citroën thuiskwam.
De moeder, die een natuurlijke frisse schoonheid bezat, schepte alvast het eten met jus op de borden, de worst werd net gesneden toen vader binnenkwam.
In een opwelling schreeuwde hij: ‘Alweer, boerenkool’ en smeet zijn bord tegen de muur. De jus liep over de magazines.
Achteraf was er eigenlijk weinig consternatie over het gebeurde; hij at daarna gewoon een boterham.
Het was kennelijk business as usual.

Twintig jaar later waren ze even in Nederland, de schriele peuter was te dik geworden en droeg eindelijk een te strakke broek.
Het werd niet duidelijk hoe het onze naamgenoten daar was vergaan noch wat hen nu naar Nederland dreef. Economie?

Mijn laatste vader

mijn vader leefde zijn laatste jaar
zijn laatste dagen
tot zijn laatste adem

hij proefde de laatste peer,
daarna voor hem geen peer meer,
de laatste zalm, het laatste gebakje,
het laatste sigaretje, na dertig jaar niet roken

in het laatste museum
(we liepen hand in hand)
zag hij met zijn éne oog geen kunst
maar des te beter een zwartlederen bank,
alsof hem iets ultiems geopenbaard werd,
hij ging erop zitten en viel in slaap

zijn laatste geduld zag er als volgt uit:
op het terras diergaarde Blijdorp worstelde hij
met het lipje van een koffiemelkcupje
plots drukte hij met zijn enorme duim het hele dekseltje in, in een flits zaten we alledrie onder de melk

een digitale klok begeleidde ritmisch de stiltes
tussen zijn laatste ademhalingen,
toen bleek dat er nooit meer adem zou komen
hoorden we dat de klok stil bleef,
het batterijtje was leeg

mijn laatste vader
is nu tijdloos

Bewegende gevolgen

in de tuin staat alles stil,
geworteld
alleen als wind het wil
beweegt de plantenwereld

(zoals wieren in zee de stroming aantonen)

wind, zelf onzichtbaar,
tast blind naar de dingen
en geeft ze een beroering mee

vreemd toch dat je nooit de wind zelf ziet,
alleen maar de bewegende gevolgen:

golvingen in gras,
buigingen van het riet en in de verte
daar zwaaien zilveren abelen
met een fraai verwaaid straaljagerspoor erboven

beweging maakt zichtbaar,
stilstaan is opgaan in de achtergrond

wat is wind zelf?
wind zelf is helemaal
in de wolken
van dit Ruysdael-
achtige hemelgewelf

Wrange vruchten

Ja, zegt de man achter de toonbank van het lege fourniturenwinkeltje.
De mensen hebben het maar druk.
O, Ondanks of dankzij? vraag ik.
(deze vraag stel ik meestal als ik het onderwerp nog niet weet)
Dankzij de computer natuurlijk, zegt de man stellig.

O, maar die zou ons toch juist meer vrije tijd geven?
Meneer, zegt de man vermoeid,
terwijl hij traag zijn grijze kuif over zijn wenkbrauwen trekt,
Alsof daarmee z’n gedachten pas op gang komen.
Ik heb een bootje, ligt in een jachthaven,
(Ik kijk onderwijl naar zijn te kleine blauwe overall.)

De jachten liggen doelloos rond te dobberen aan hun luxe steigers,
die lui zijn er nooit, te druk en als ze er zijn, staan de luxeauto’s dubbelgeparkeerd,
duurder dan het jacht, zeker een ton per stuk
en varen ho maar, drijvende caravans zijn het.

Heeft u het niet druk? vraag ik.
Niet meer, 3 kinderen laten studeren, ja ze konden niet leren hoor,
ik heb zeven jaar met ze gestudeerd.
Een is nu econoom in Abu-Dabi.

Dan bent u nu dus ook econoom?
Ja, zo’n beetje wel, ik was ingenieur, veel gewerkt,
kost klauwen met geld kinderen, ze zijn nu dertig, huizen voor ze gekocht en verbouwd.
Het huis van mijn dochter, net mee klaar, daar heb ik zeker twee ton ingestopt,
net afgestudeerd, nu weet ze niet meer wat ze wil.
Deze winkel hebben we noodgedwongen overgenomen van m’n vader,
hij kon het niet meer bolwerken,
zo zijn wij erin gerold, hobby van mijn vrouw.
Weet u wel hoe laat we vanochtend op waren?
Geen idee, beken ik ruimhartig.
Om 5 uur meneer, dan zit mijn vrouw namen op klompjes te schilderen voor de webwinkel.
We gingen om half twee naar bed en dat is geen uitzondering, dat gaat de hele week zo door,
Maar ik zal u wat vertellen; we gaan nog wrange vruchten plukken van die digitale verslaving, die kinderen…
Hij kijkt me lang en veelbetekenend aan, ik probeer ook zo terug te kijken.
Wat dat het ?
Dat was het.
Stukkie touw, kachelzwart, theetuitje, krabbertje, zes reservemesjes.
Hoofdschuddend maakte hij de rekening op, rekent het drie keer na met een potloodstompje waar het gummetje van uitgedroogd is.

Zie elk mens, als een wandelende roman, in dit geval een luisterboek.

Gemengd huwelijk

Ons hekje heeft een bel aangebonden gekregen.
Voor het geval je net in je hangmat een hazenslaapje ligt te doen. Vanochtend vroeg werd er rond zes uur aangebeld bij ons tuinhuis. Dat was al vaker gebeurd maar nooit zag ik de belletjestrekker. Voorzichtig keek ik door de luxaflex. De haas was er!
De hond sloeg aan door mijn ingehouden opwinding, een stuk worst legde hem het zwijgen op.

Hij was niet alleen.
Het tamme, verwilderde tuinkonijn vergezelde hem of haar.
Samen huppelden ze rond in de tuin, de haas met zijn schonkige lange stelten. We waren in opperste vervoering.
De haas van dichtbij zien is al mooi, maar stille getuige zijn van een gemengd huwelijk tussen andersoortigen.
Mijn vrouw en ik zijn ook anderssoortigen, we hebben ons nog nooit verveeld.

Een wilde haas die vrijwillig het mensenpark bewoont, leeft samen met een gedomesticeerd konijn dat aan het konijnenhok ontsnapt is. Een mooi stel, onze zegen hebben ze.
We zijn vol verwachting op hun kinderen.

Darwin’s wegen zijn ondoorgrondelijk en zeer aangenaam om kennis mee te maken.

Hetzelfde anders

Hetzelfde plantje maar anders.
De fotografe schenkt mij deze foto als aandenken aan het feit dat hetzelfde niet bestaat.
Dat je in iedere waarneming weer nieuw bent
en dat het plantje in dit geval, veranderd is,
dat het licht waarin je het ziet alles anders maakt,
dat het licht waarmee je ziet de directe ervaring levend maakt.
Eeuwig opnieuw beginnen, waarnemen zonder voorkennis.

Herakleitos zei het kernachtig;
Je kunt niet twee maal in dezelfde rivier stappen.
Daarmee is alles gezegd aldus de fotografe.

‘ To stay the same I have to change ‘