Bijheid en mensheid

Er schijnen 25.000 soorten bijen te zijn,
met vijfentwintigduizend bijzonderheden.
Als dat nog geen duizelingen wekt?

Hoeveel soorten mens zouden er zijn
met even zovele eigenaardigheden?
Is er een mensheid en een bijheid?

Bijenvariaties zijn biologisch, evolutionair gestuurd.
Menselijke variëteiten lijken vooral ideologisch gestuurd.
Er zijn weliswaar allerlei biologisch gekleurde mensen,
maar ideologie snijdt dwars door al die kleuren heen.

Ideeën over ras, nationalisme, religieuze, politieke
en quasi objectief wetenschappelijke overtuigingen
verdelen dat wat inherent al een is.

Zolang mensen zich door ideologie laten sturen
kunnen we niet van een mensheid spreken.
Dan blijven alle denkbeeldige ondersoorten elkaar bestrijden
op grond van denkbeelden die op geen enkele realiteit gebaseerd zijn.
Alleen de structurele herhaling verleent deze denkbeelden een schijn van werkelijkheid.
Een zichzelf herhalende waan schept van nature waanzin.

Laat mij dan maar bij zijn,
liefst een hommelachtige eenling zonder volk.
Laat mij dan maar ronddolen in deze betoverde tuin,
stervend van het leven zoals de natuur voorschrijft,
gewekt door duizelingen.

Fabel van de yup

Mijn tag is RS met een doodshoofdje.
Bij het zetten van mijn eerste tag werd ik gestoord door de buurtconciërge.
Zodoende heeft de schedel maar een oog, wel zo passend achteraf.
Wat ook grappig is , is dat de punt van het uitroepteken het oog vormt.
Sinds die eerste spoot ik het hele stadsdeel onder.

Ik geef toe dat ik een halfzwarte kijk op de bovenwereld heb. De initialen staan voor Rebel Skull.
De tekst is erboven uit mijn leven gegrepen, overdag zit ik in het pak genaaid van die meedenkbank.
Het betaalt te goed om alleen maar op de verkeerde plaats dagelijks present te zijn.
Na zessen vertoon ik mij in klederdracht van de Noiz Boyz from the Hood, onherkenbaar voor mijn bancaire collegae.
Ik ben als yup gewoon in de sloopwijk blijven wonen in de periferie van de grote stad waar alles gebeurt.
Veel flats staan al leeg, daar voetballen we tot de ruiten eruit liggen.
De Boys weten niets van mijn dubbelleven, ze denken dat ik overdag dealtjes sluit.
Dat klopt ook wel, ik verstrek alleen leningen aan geldverslaafden.
Wat ze met het geld doen, geen idee,
ze hangen de mooiste verhalen op, maar het zou mij niet verbazen als ze er drugs mee afbetaalden.
De verslaafden hangen in rijen in de wacht van onze digitale secretaresse.
Ik hoor helemaal bij the gang zolang ik niet uit de kast kom. De pooierbak waarin ik rij dient mij als alibi, bewijs van slecht gedrag.
Vaak staan we met wat NoizBoyz rhyms te rappen in het portiek op de groove van de ghettoblaster die ik de jongens kado heb gedaan.
“hee, Rebel hoe kom je aan die megashit?”
“een betaling in natura!”

Het wringt wel overdag, steeds meer.
Ik verlang soms ’s morgens al naar de schemering, mijn natuurlijke habitat.
Zelfs mijn moeder weet niet wat ik uitspook.
Maandelijks geef ik haar cash, dan kijkt bedenkelijk naar de grond.
Ze woont ook in de wijk.
Binnen een paar dagen zou de hele buurt het weten.
Ik hoop volgend jaar promotie te maken en de dealing room te infiltreren.
Eenmaal binnen ga ik mijn slag slaan, eerst vertrouwen winnen door onberispelijk te innen.
Geldhandel is minder persoonlijk, geld met geld maken, handelen in voorkennis.
Mijn superieur vertrouwde mij al cynisch toe ;
Van vrienden moet het hier niet hebben, een kennis is goed, voorkennis is beter.

Om schone handen te krijgen moeten ze eerst goed vuil zijn, zo zwart als bankroet.

Fabel van de Ufo


Het Unidentified Flying Object heeft mijn warme belangstelling.
Niet omdat zo verlang naar buitenaardse intelligentie.
Ik verlang in feite alleen naar de aanwezige intelligentie op aarde.
Die intelligentie is in overvloed aanwezig.
Het wordt alleen niet herkend laat staan dat de gebruiksaanwijzing in alle talen beschikbaar is.
Wanneer iemand iets kan onthouden wordt dat als teken van intelligentie gezien,
terwijl hij alleen maar de algemeen aanvaarde afspraak bevestigt, dat kan een encyclopedie ook.
Intelligentie heeft meer te maken met onmiddelijk inzicht in het grote verband.

De Ufo verbaast mij vanwege de aanname die eraan vooraf gaat, namelijk dat wij denken dat wij alle objecten, die op aarde staan en/of rondvliegen begrijpen door ze te categoriseren.
Deze aanname is moeilijk te bestrijden omdat men er in het algemeen rotsvast van overtuigd is dat iets begrepen wordt wanneer het een naam heeft gekregen en tot begrip is gemaakt. In feite wordt alleen het begrip begrepen, verder niets.
Van het levende gebied wordt een landkaart gemaakt,
vervolgens zwaait men trots met de kaart alsof men het gebied kent als de eigen broekzak.

Het voortbestaan van de Ufo is helemaal afhankelijk van het niet kunnen verklaren van vliegende objecten.
Zodra het verklaard is bestaat het niet meer als Ufo,
het verschijnsel is teruggebracht tot een hanteerbaar begrip en daarmee niet meer interessant want de rest van de wereld is immers verklaard door de grote namennoemer.

Dat iets onherkenbaar door de lucht vliegt schijnt extra tot de verbeelding te spreken.
De Ulo , an unidentified lying object, ligt minder in de belangstelling.
Wacht niet op buitenaards bezoek, kijk goed naar al die liggende vreemde objecten waar de aarde mee bezaaid is.
Hoe meer je kijkt hoe meer je beseft niets te begrijpen dan begrip.
Ik snap er niets van.
Er rest mij niets dan onbegrijpelijk zijn.

De fabel van Franz K.


Het insekt dat ik vandaag recenseer is vrij uniek, nogal enig in zijn soort.
Niet enig in de zin van aandoenlijk leuk.
Leuk is geen passende typering van deze geleedpotige, mysterieus komt meer in de richting.
Het eigenaardige van dit wezen is dat het plots een metamorfose heeft ondergaan vanuit een popstadium.
Nu doen wel meer insekten aan imagovorming vanuit een verpopping.
Maar deze pop vertoonde een bizarre vorm, namelijk een menselijke gedaante.

Een jong, menselijk exemplaar was, nog onwetend van zijn verandering, naar de badkamer geschuifeld en op de wc gaan zitten.
Terwijl hij naar de grond keek vielen hem de vreemde glanzend zwarte tentakels op die aan zijn lijf leken vast te zitten.
De vormen fascineerden hem zo dat het niet bij hem opkwam om bang te worden.
De spiegel bevestigde geleidelijk zijn vermoeden, hij bezag zichzelf als een harig insekt.
Een verstilde euforie maakte zich meester van hem, eindelijk gebeurde er iets, iets ongekends, opwindend en vreemd.
Het levend begraven zijn in de cocon van verveling leek te zijn doorbroken.

K. behield dezelfde naam na zijn gedaantewisseling:
ik zal hem hier verder Franz K. noemen om iedere gelijkenis met bestaande personages te vermijden.
Franz K. was als kind doodsbang om eeuwig bij zijn ouders te moeten blijven, gedetineerd onder hun verstikkende toezicht.
Starend naar het plafond, wachtend op evolutie.

Moeder K. had haar zoon geroepen die bewuste ochtend: ‘Franz kom je ontbijten?’
Franz spiedde met zijn facetoog door de kierende deur naar zijn moeder en zag dat ook zij in een harige insekt veranderd was, dat deed hem geen genoegen, maar tegelijk stelde het hem op onheilspellende wijze gerust.
Nu ontwaarde hij ook zijn vader die bulderde:
‘Franz waar blijft je nou?’
In Franz groeide het besef dat elke menselijke gestalte slechts een voorstadium was voor iets ongekends…

Franz zag zijn moeder met haar zwaarbehaarde achterwerk gonzend trillen. Was het om vader te verleiden?
Vaders voelsprieten wreven al raspend langs elkaar, alsof hij zich verheugde op een geheim genoegen.
De kleine Franz kreeg er jeuk van, hij kon het niet langer aanzien.

“Ik kom zzzzo” riep hij schor en deed deur onhoorbaar op het nachtslot, opende het venster en ging in de raamsponning staan.
Een huivering ging door hem heen.
Het waren zijn vleugelvliezen die op zijn rug zinderend trilden.
Hoe meer hij huiverde hoe sneller ze gingen wapperen.
De zindering tilde hem op tot buiten het raamkozijn, hij vloog.
Zijn denken was vliegen geworden, wat hij ook dacht daar werd hij vanzelf heengebracht.

Godzijdank was de ongelovige Franz K. in een harig insekt veranderd, bevrijd van de verveling.
Voortaan zou hij alleen nog in het ongelooflijke geloven.
Het was beter om even als eendagsvlieg te kunnen vliegen, dan als mens, hoogbejaard te vegeteren in de kraamkamer van het ouderlijk huis.

Het staren was voorgoed afgelopen.
Nu kon hij eindelijk op alle plafonds zitten, wat een vooruitzicht.

Bijverschijnsel

Vandaag begint het nazomeren,
het laatste staartje zomer is als een eerste begin,
zo moedig naief.

Het feest om na te bloeien,
zomaar nog eens een toegift op de overvloed,
oogsten wat nooit gezaaid is.

Licht aangeschoten dool ik korfloos rond,
een bij-verschijnsel, overbodig en vrij van taken,
mijn volk is mij vergeten.

Als laatste nectar proef ik
de gistende valappels onder de heg
ze rotten zo zoetjes aan weg.

dit laatste restje zomer begint,
ze blijft beginnen tot het begin
begint af te nemen.

Zomerloos.

Kaalkunst


Weet je wat je ziet of weet je het niet?
Kun je het thuisbrengen of weet niet hoe je het moet plaatsen?

Arte Povera is een kunststroming uit Italië met prachtig klinkende namen; Giuseppe Penone, Michelangelo Pistoletto, Giovanni Anselmo, Luciano Fabro.
Arme kunst blijft vrijwel anoniem.
Voor de oplettende beschouwer is ze evenwel overal te zien.
Tegenwoordig zelfs wel eens in een museum.

Dat uit armoede prachtige dingen ontstaan is een openbaar geheim.
Neem de pizza, ontstaan uit chronisch gebrek aan ingrediënten. Eetkunst zou beschermd moeten worden als Europees erfgoed.
Een goede pizza ziet eruit als een schilderij en smaakt uit de kunst.

De arme kunststroming is voorgekomen uit mensen die geen kunstopleiding konden volgen.
Zo werden ze gedwongen om ongediplomeerde kunst te maken.
Geld voor materiaal hadden ze vaak niet.
Ze vonden spelenderwijs precies wat ze nodig hadden in de overvloed van restmateriaal.
Kunst als gelukkige bijvangst van de consumptiesamenleving.
Officiële musea zaten niet te wachten op gedistingeerde armoede.
Ze maakten van de nood een deugd en gingen ongevraagd de openbare ruimte gebruiken.
Plots doken er objecten op in het openbare leven, vaak zonder afzender.

Arte Povera blinkt uit in het onderscheiden van hoofd- en bijzaken.
Theorie, verhandelbaarheid, status, naam van het werk en van de maker worden als irrelevante bijzaken gezien.
Je zou zeggen; wat blijft er dan nog over?
Het materiaal, de vorm, de direct ervaarbare fysieke aanwezigheid, de onvoorspelbare locatie, de ondefinieerbaarheid ( het ‘ding’ stelt je voor een raadsel )

Juist door deze openheid, los van aannames, kan het werk zonder tussenkomst van bijzaken tot de verbeelding van de toeschouwer spreken.
Het werk krijgt de kans om te schitteren door de afwezigheid van voorgeprogrammering.

Kunst leeft in de geest van de verbeelding.
In de verbeelding vindt het beeld zijn voorlopige voltooiing.

Openbaar kunstgebit


Het gebit is aangeboren gereedschap voor de jager verzamelaar.
Voor de mens op het idee kwam gereedschappen te maken had hij al een mond vol tanden.
De eerste gereedschappen werden dan ook gemaakt van andermans tanden, pijlpunten van haaientanden, een kaakbot met tanden werd als zaag gebruikt.

We liepen vanuit het Geuldal een Limburgs grensdorp in.
Een gaaf gebit en een warme bakker lachten ons toe.
De doorgesneden mond van vlees en bloed maakte het beeldmerk nogal luguber.
De banketbakker en de tandprotheticus, tweelingbroers, woonachtig in het gehucht.
Hun foto hing in de zaak.
De een levert het dagelijks brood en gebak, de ander het benodigde gereedschap om de deegwaren weg te werken.
We bestelden een broodje en wat handgebak voor onderweg.
Als eerstgeborene moest hij de zaak van vader overnemen, vertelt de bakker.
Mijn broer kwam 28 seconden later en is altijd de jongste van de twee genoemd.
Mijn jongste broer snoepte zo graag dat zijn melkgebit door de tandwolf verslonden werd.
Wij bakkers snoepen zelden dat is bekend, we proeven voor het de oven ingaat.
Rauw deeg gist na in de maag en bederft de eelust.
De sausijzenbroodjes werden even voor ons opgewarmd.

Mijn jongste broer hield van boetseren maar werd afgewezen op de kunstacademie.
Hij dacht te klein, zo werd hem meegedeeld.
Tandprotheticus was een haalbaar alternatief.
Kleine beeldhouwwerken voor inwendig gebruik.

Bij het verlaten van de bakkerij werden wij verrast door een schap ingericht voor tandverzorging. Tandenborstels, tandpasta, spoelmiddelen.
Preventie, je kunt het maar beter voor zijn, verklaarde de bakker opgewekt.

Barista van de ziel


Het oog wil ook wat,
maar het gaat uiteindelijk om een stukje totaalbeleving…
om de klant mee te nemen in een experience…
waarin het product als het ware een voertuig is
om het marketingconcept te verhullen in een soort van real-life infotainment
zodat de content ongemerkt over het voetlicht komt en daardoor juist het maximale effect teweegbrengt in de lifestyle van de consument zoals hij/ zij zou willen leven maar zelf nooit op het idee zou komen
als wij, barista’s van de ziel, niet op inspirerende wijze op deze nog ongekende mogelijkheden zouden wijzen,
het draait allemaal om beeldvorming en exposure van wie je wilt zijn, extended identity en vooral over hoe je wilt overkomen
in de ogen van ’the happy few’, zien en gezien worden,
daar gaat deze barista-clinic dan ook in eerste instantie over,
na het halen van jullie master-degree zullen jullie allen volleerde barista’s zijn.
Een goede barista weet de klant ongemerkt zijn ziel te ontfutselen,
want het gaat niet om geld,
geld is het water in de rivier,
het gaat om de bedding,
het gaat om de ziel,
hebben we de ziel,
dan hebben we als het ware het gat in de hand van de consument geoogst en komt er geen einde aan de potentiële cashflow, alleen dat gat kan het gat in de markt vullen,
die twee gaten zijn als communicerende vaten,
dat is the core business van de ware barista.

En wat is onze tool daarbij, Ralph zeg het maar?
Melkschuim??
Heel goed Ralph, alleen wij noemen dat hier gewoon…Foam.

Geluidsjager

In mijn vorige leven als straaljagerpiloot bij het squadron Special Forces was ik maar in één ding geïnteresseerd: om ooit door de geluidsbarriere te gaan.
Het was SF16 piloten streng verboden met dit idee te spelen en daardoor zeer verleidelijk.
De praktijk is immers altijd te verkiezen boven welk idee dan ook.

De dag dat ik acht keer achtereen door de barriere vloog wist ik dat ik eenmaal geland ontslagen zou zijn.
Ik was van plan de kist keurig te laten landen en voor de verkeerstoren te parkeren.
Na de eerste knal had ik niets meer te verliezen dus kon ik het net zo goed nog eens, elke volgende dreun werd ik euforischer.
Mijn lichaam werd geluid, geluid als een klok, die nu nog nazindert.

Het is een algemeen verbreide wens van de mens om te vliegen, mijn wens was om te knallen.
Dankzij de connecties van mijn vader bij de koninklijke landmacht was ik door de strenge toelatingsselectie heengeloodst.
Van jongsaf aan had ik een obsessie met muziek, of beter gezegd met geluid.
Ik ontdekte dat alles geluid maakte.
Men betichtte mij van vandalisme en ziekelijke vernielzucht, terwijl ik alleen maar diepgaand nieuwsgierig was naar de klank van bijvoorbeeld Meissen-porcelein op plavuizen vloeren.
Windsorservies klonk weer anders dan Delftsblauw, Sèvres weer subtieler dan Wedgwood.
En een kat klonk weer anders dan een vogel, uit het raam gegooid.
Na het geluidsonderzoek met de kat werd er ernstig getwijfeld aan mijn geestelijke vermogens.
Het psychiatrisch rapport vermeldde : chronisch empathische deficiëntie en auditief obsessieve dwangneurose.
Het leger zou mij wel africhten tot modelburger, zo dacht mijn vader.
Mijn moeder had alleen maar hysterisch gekrijst bij ieder experiment dat ik met onderkoelde precisie uitvoerde.
Ook haar geluid vond ik fascinerend vanwege de variëteit aan klankkleuren.
De jugendstill-vaas van Emile Gallé overtrof mijn stoutste verwachtingen.
Moeders klankkleur trof mij diep in de ziel, ronduit schitterend.

De achtste keer was de schokgolf zo heftig dat mijn schietstoel afging en het toestel stuurloos zijn vernietiging tegemoet vloog.
Was het een onbewust puberale wraak op mijn vader om mijn luchtmachtcarriere zo te beëindigen?
Ik denk het niet.
Voor mij is de wereld niets dan trilling, klank, muziek.
Dat mijn ouders niet meer tegen mij praten zegt mij alleen maar hoe onmuzikaal ze zijn.
Waardoor ik mij soms afvraag aan wie ik deze gave te danken heb?

Bungelend aan een grove den werd ik ingerekend door de militaire politie en na een tribunaal oneervol ontslagen.
Ik had daar als betoverd gehangen, genietend van de naderende sirene met het Doppler-effect.
Een sluitende celdeur en marcherende voetstappen door de gevangenisgang konden mij zeer bekoren en uiteraard het afhameren van mijn proces, hout op hout.
De wereld is prachtig van klank.

Rondbreien

Een man mag niet huilen maar zeker niet breien.
Momenteel zijn er mannelijke wiskundigen die zelf zijn gaan breien om beter inzicht te krijgen in de tastbare consequenties van de wiskunde.
Door de abstractie fysiek te maken hopen ze intuïtie te ontwikkelen voor meer wiskundig inzicht.
De man als wiskundemeisje.

De wereld is niet af, de mens is niet klaar.
Mens en wereld blijven slechts een mogelijkheid die waargemaakt wordt.
Evolutie woekert maar voort met haar talent voor variatie, kennelijk schept ze er plezier in.
Waarom moet een verhaal af zijn als de wereld zelf een open einde is dat ieder moment opnieuw begint?
Schepping is een levend gegeven, een permanente stroom van vorm en verval van vorm.

De mens wil alles maar rondbreien, afmaken, de cirkel rond maken.
Ze trekt conclusies om daar een bestemming van te maken.
Overbodige moeite, de cirkel is namelijk een spiraal die nergens eindigt.
De bestemming is juist in de stroming op te gaan, vorm verliezen in het vorm vinden.
Verandering van vorm is blijvend.

Het misverstand heerst dat leven ergens stopt en moet stoppen. Leven is onstuitbare herschepping, recreatie van het onverwoestbare.