De grasdaad


Waar was u gisteren jongstleden op het moment van de gebeurtenis?
Toen was ik hier als het gras, maar het gras is niet van gisteren.
Waren er getuigen bij die uw verhaal kunnen bevestigen?
Het gras is mijn getuige, als de koeien mijn getuigen niet hebben opgegeten.

U hebt geen geldige papieren, kunt u bewijzen diegene te zijn voor wie u zich uitgeeft?
Als papier voor bewijs van het zijn kan doorgaan waarom zou gras dan niet volstaan?
Wie bent u nu echt?
Ik ben hier als het gras zoals ik eerder verklaarde.

Wat was uw motief om gisteren hier te zijn?
Het spijt mij te moeten bekennen: voor mijzelf ben ik altijd hier, waar zou ik anders moeten verblijven dan hier?
Dus u bekent?
Ik beken altijd hier te zijn, zelfs als ik er niet meer zou zijn dan nog zou ik hier zijn.

Hoe bent u mij op het spoor gekomen?
We hebben u laten schaduwen.
Wat is er feitelijk gebeurd?
Er is niets gebeurd, er is iets nagelaten.

Dus de aanklacht is nalatigheid?
Juist, het niet hebben gedaan is de aanklacht.
Dan moet ik weer bekennen: ik heb het niet gedaan.
Mooi dan is de zaak rond.

Maar wat is er nagelaten?
Dat weten we niet, dat wordt nog onderzocht.
Wat is de hoogste straf?
Dat u wordt gemaaid bij zonsopgang.

Lakentaal

Complexiteit is te simpel voor woorden.
Neem een strakgestreken laken en beslaap het.
Spontaan en onbedoeld ontstaat er een complex patroon.
Unieke vouwen, kreukels, rimpels in het uitgestreken gezicht van het laken.
Zo vieren lakens de traditie van het eenmalige.

Wellicht kijken we hier niet naar een laken.
Is het een satellietfoto van de onlangs ontdekte ijsplaneet Hoth?
Of zien we het gekreukelde bloemblad van een witte papaver dromend in de knop?
Zo ligt het waken tussen twee lakens te kijken hoe de dagelijkse verwikkelingen zich ontwikkelen tot de simpele eenvoud van geen enkele vouw.

In mijn droom loste de planeet Hoth op in het universum van het onbestaanbare.
Wat daar allemaal niet bestaat dat wil je, gewoon weg, niet weten.

Fabel van de stroomboom

In onze achtertuin is een windmolen geplant.
Een boomstam van 40 meter hoog met een dikke helwitte bast.
De bloembladen van de rotor zijn zeker vijftien meter lang.

Hoge bomen vangen veel wind, de meeste wind vangen de hoogsten. Hoge omen denken zo de meeste stroom te kunnen oogsten.
De windboom is geworteld in een betonnen stronk van acht bij acht.

De hoge omen hebben een heel park bedacht, niet om in te wandelen, maar om in gratis wind te handelen, achter een laptop in een kantoorflat.
Een wit bos voor groene stroom uit de blauwe lucht, code rood.

Je moet er wel van houden want het is zo goed, zo groen en zo wit.
Toch houden wij meer van mooie schoonheid.
Schoonheid die wegvalt in de omgeving.
Het meer dan de som der delen.
Daar zwemmen wij graag in.

Langs de trap binnenin de stam klom ik omhoog naar het rotorhuis.
Het was een flinke caravan daarboven, vol met slimme technologie, zo legde de onderhoudsmonteur trots aan mij uit, deskundig op een detail.
Hij begreep het zelf ook niet allemaal.
Wat hij als bewijs leek te zien van hoe slim het allemaal wel niet was.
Het gonsde daarbinnen als een gigantische hommel.

Met mijn vingers in mijn oren, kijkend vanuit het ene kleine raampje beleefde ik mooie schoonheid, een prachtig vrij uitzicht.

Dat is je blinde vlek bewust gebruiken.
Je gaat ergens helemaal in en je ziet het niet meer.
De witte boom is verdwenen.

Schaduwschrift

De zon is graficus, haar licht schrijft
met schaduwinkt de achterkant der dingen,
ontwerpen door licht te werpen

langs de veelvormige lineaal der dingen
trekt ze genadeloos strakke lijnen, met vuurvaste hand
feilloos spreekt ze elke vormtaal, zonder dialect

waar je ook kijkt zie je haar magische ontwerpen
meevloeiend met de hemelse zonnecurve

het ontwerp is van schaduw, als het ware een voorstel tot,
een schets voor een mogelijk heden.

De uiteindelijke realisatie in licht gumt het ontwerp uit.
Het beeld is van puur licht en tegelijk van zuiver zicht.

de zon is lichtbeeldhouwer, ze schept zonder te weten,
ze doet door niets te doen, ze toont door te stralen

want zon ziet alles, behalve schaduw

Steen en gras

De indiaan in ons bestaat als het wilde gras tussen de geplaveide tegels,
als water dat als rivierrimpels het gezicht van de aarde betekent.
De geest van de natuur zal alle versteende cultuur overwoekeren.

De beschaafde europeaan kocht een huisje op een tropisch eiland.
Een paleisje erbij, voor een habbekrats, te druk en te ver om te wonen,
na drie maanden, het paleis overwoekerd, na een jaar onvindbaar.

Leg een keurig fietspad aan langs een vredig bomenlaantje,
na vijf jaar worstelen de wortels de tegels uit hun strakke verband.
Nog wat later staat er een bord: Gevaarlijk wegdek! Betreden op eigen risico!

Druk een vrij mens in een mal van een geordend, voorgeprogrammeerd bestaan, binnen tien jaar kan de eerste burn-out worden geoogst en de midlife-crisis.
Zo kan een geslaagd mislukt leven perfect worden gefabriceerd.

Als achtjarige en beginnend indiaan gooide ik een zelfgesneden speer
meteen de eerste keer raak, in mijn gave scheenbeen.
Zo leerde de natuur dat een jager zijn eigen prooi is.

Stop met beheren, beheersen en het onderwerpen van de natuur.
Natuur floreert bij zorgvuldige verwaarlozing.
Laat de menselijke natuur woekeren in het wilde weg.

Gregor Bazel

Door de kenners van het werk van Gregor Bazel wordt bovenstaand fresco niet erkend als authentiek omdat het niet stijlvast zou zijn.
Het zou buiten de stijl vallen, want gemaakt vanuit een ontspoorde geestestoestand, door iemand die niet meer weet wat hij doet.
Zo is ook het werk van Willem de Kooning uit zijn Alzheimerperiode om dezelfde reden gediskwalificeerd.
Toch is dit fresco zonder twijfel ‘echt’ van deze obscure meester van de Wasco-gruppe.
We weten dit omdat hij het werk maakte onder toeziend oog van zijn verplegers tijdens zijn opname in de Beeldende kunstkliniek in Grünewald.
Gelukkig maakte de verpleging foto’s om diagnostische redenen.
Ondanks de vroege datering maakt het werk toch een heel frisse, verse indruk.

Gregor was indertijd overvallen door een acuut geheugenverlies.
Hij wist niets meer, maar wat precies kon hij niet zeggen.
‘Hoe kan ik nu iets missen als ik niet weet wat ik mis’ was zijn reactie op zijn bezorgde omgeving.
De onbezorgde ‘patient’ werd met een grote glimlach opgenomen, zo staat in het intakeverslag te lezen.
Hij leek er niet onder te lijden, integendeel hij leek creatiever dan ooit.
Bazel genoot van de enorme ruimten van de paviljoens die hij als ateliers beschouwde, licht en ruim.
Spontaan was hij begonnen de hoge muren ongevraagd van fresco’s te voorzien, uiteraard met Wasco.
Hij betekende talloze achterzijdes van intakeformulieren, deze wachten nog in het archief van de kliniek om te worden vrijgegeven.
Helaas zijn de fresco’s na zijn ontslag op gezag van de geneesheer-directeur overgeschilderd, “Het is hier immers een kliniek en geen expositieruimte”

Bazel wilde niet weg uit de kunstkliniek, het beviel hem uitstekend in Grünewald.
Hij deed zijn best om te simuleren door elke vraag met ‘ik weet het niet’ te beantwoorden.
Zo probeerde hij zijn ‘stipendium’ te verlengen, vergeefs.

Saillant detail is dat Bazel de Kooning nog heeft ontmoet toen deze dankzij zijn Alzheimer een geheel nieuwe weg was ingeslagen.
Bazel vond het laatste werk van de Kooning verreweg het beste, hij noemde het figurabstract, waar de Kooning wat afwezig om moest glimlachen.
Helaas miste Gregor het tact om dat in het bijzijn van Leo Castelli en Peggy Guggenheim achterwege te laten waardoor hij zijn lancering in de New Yorkse kunstwereld vaarwel kon zeggen.
Gregor Bazel was een man met veel talenten maar van diplomatie kon je hem niet beschuldigen.
Hij plette heel wat tenen in de kunstwereld, die hem gaandeweg meer ging negeren.
Buiten de kunstwereld werd hij bekend om zijn anonimiteit, niet eens zozeer als kunstenaar, maar simpelweg door de unieke plaats in te nemen die nu eenmaal de naam Gregor Bazel heette.

Gregor keek later nogal lakoniek terug op zijn verblijf in de Kunstkliniek.
‘ach, destijds vergat ik mijn geheugen te onthouden, en nu onthoud ik mij van herinneringen, en straks verheug ik mij op het onvergetelijke’

We zullen nog vaak aan deze markante figuur denken wanneer er weer werk van hem opduikt.

De nieuwste baan

X bevond zich in een vervreemdend klein hokje
spiegelwanden rondom, ook de deur bleek van spiegel.
Het plafond was van opaalwit tl-licht.
Op de vloer lag een verfrommelde supermarktzak als een zwerver.
X kreeg hier het beeld een luxe dier te zijn, steriel opgefokt in deze luxueuze stal,
als in een goedkope sf-serie.
Hij zag dat de spiegeling een brilmontuur droeg met een
landkaartprintje, het prijsje zat er nog op.
De opticien had hem die van harte aanbevolen,
een model uit de serie ‘Geography’, hip en toch niet te nerdy.
Beneden zag hij scherpe schoenpunten die de ruimte leken te willen lekprikken.
Met dit pak aan zag hij er onberispelijk uit voor de nieuwste baan.
Even schrok hij van de haren die uit zijn oren groeiden,
ze detoneerden met het totaalplaatje.
Een vluchtige twijfel in zijn ogen leek hem te betrappen.
Hij keek nooit in de spiegel.
Zo kon hij toch straks niet bij zijn oude vader verschijnen in het verpleeghuis, waar vader zich het laatste hemd van het lijf probeerde te scheuren?
Kennelijk wilde zijn vader naakt sterven.
Zou dat niet respectloos zijn?
Zijn vader die alles met zijn handen had gedaan.

X herkende zichzelf niet… tot ik zag dat ik het was.
Ik was het daar, hier.
Uit de zak op de grond haalde ik mijn oude ‘scharrelkleding’ en afgelopen schoenen.
Ze roken vertrouwd naar mij.
Het was afgelopen.
De afgelopen maand had in het teken gestaan van het krijgen van de nieuwste baan.
De personal coach, mediatrainer en de styliste hadden mij op het goede spoor gezet.
Deze nieuwe baan van ‘sales profile counselor’ of was het ‘account marketeer executive’ ?
vroeg niet minder dan een transformatie mijnerzijds, aldus het bevriende drietal.
Bijziend zocht ik mij een uitweg in de herenmodezaak.
‘Meneer, meneer u vergeet uw bril, uw schoenen, waar gaat u heen? hoorde ik mijn persoonlijke winkelassistent nog roepen.

Mijn inmiddels naakte vader herkende mij nog, gelukkig, onder een laken.
Ik zag hem vaag maar voelde zijn langdurige stevige hand.
In stilte bedankte ik mijn vader voor zijn handen die hij mij had gegeven.

The invisible

De kater bood zich aan in de etalage.
Zijn huid verkocht hij onbetaalbaar duur.

Het winkeltje had een ruim assortiment:
reuzentulpen, een paar schoenen, een trompet en katers.

De verkoper was een onzichtbare man.
Zijn aanwezigheid was echter overal voelbaar.

De kat schuurde zijn kop aan de trompet
of poetste hij het koper voor de kijkende koper?

Plots kwam zijn broer tevoorschijn – lenig en voornaam
sprong hij de trompet sierlijk van de sokkel.

Broerlief bleef flegmatiek liggen in het schijnwerperlicht.
Deze gebeurtenis gebeurde eerlijk gezegd helemaal niet.

Alleen in dit gedicht dat geen kenmerken draagt van een gedicht, werd de schijn ervan geworpen; het bleef bij het ongeborene.

Fabel van de televisionair


‘Moeder natuur kijkt naar zichzelf, ze kijkt overal.
Ze kijkt overal dwars doorheen.
Overal ziet ze haar eigen huid van wereldweefsel’ Eberhard Wülfling

Volgens de televisionair zou de televisie de mens een bredere kijk op de wereld geven, door juiste informatie, de juiste beelden door te geven.
Maar de breedte moest het vooral van de lengte hebben.
De kijker zo lang mogelijk aan de buis kluisteren werd een doel op zich.
De juiste informatie werd al snel amusement om beter in slaap te komen.
Kwantiteit werd een bewijs voor kwaliteit.
Wie de hoogste cijfers haalde had gewonnen, succes werd synoniem met goed en waardevol.
De blik van de kijker moest gevangen worden en gevangen blijven.
De wilde explorerende blik werd gedomesticeerd.
Wie zapte dacht vrij te zijn om ieder moment weer iets anders te kiezen.
Maar tv-verslaving bleek geen keuze te zijn, maar een tunnelvisie.

De beste informatie gaf de televisie als metafoor voor de menselijke geest, als spiegel.
Een projectiescherm waarop zowel het mooiste als de grootste bagger te zien was.
Waarbij het heel verleidelijk was om de kaart aan te zien voor het gebied.
TV-realiteit was altijd geregiseerd, geformatteerd, voorgekauwd, zelfs (of beter gezegd juist) als het live was.
Televisie spiegelde de verslaving, het onvermogen om het ding uit te zetten, je mocht niets missen.
Je ontdekte pas hoe immens groot, onvoorspelbaar en multidimensionaal de wereld was als je het ding had uitgezet.
Alsof je wonend in een culinaire stad vol restaurants iedere dag toch weer bij de automatiek een kroketje uit de muur had getrokken.

De computer is net zo’n metafoor, het is alleen nog net iets persoonlijker.
Je bent nu een ‘personal brand’ en vooral een consument.
Het schept de illusie van interactiviteit, maar je weet nooit wie of wat er aan de andere kant zit.
Een robot of een mens die zich voor iemand anders uitgeeft of iemand die echt denkt dat zijn facebookgezicht echt is,
een androïde.
De hele virtuele wereld wil jou bedienen op je persoonlijke voorkeuren, als je maar betaalt en je privacy verkoopt voor toegang tot het netwerk.
Je bent nu een product op de markt, de relatie markt, de arbeidsmarkt, de supermarkt.
Alles is een markt en marketing.
Het geeft je de illusie van macht en sturing, manipuleer je zelf of wordt je gemanipuleerd door marktgestuurde informatie?
Het blijft hoe dan ook manipulatie.

Met de nieuwste metafoor, de mobiele telefoon, heb je je persoonlijkheid altijd bij de hand, je geheugen, je parate kennis, je familie, je agenda, je muziek, je film, je boek, je talloze vrienden, je afkeer en je voorkeuren.
Kortom, je zoekgeschiedenis als een spiegel voor wat persoonlijkheid is.
Wie ben je nu als je batterij plots leeg is?

Ons lichaam is zelf een wereldontvanger.
Wij opereren als zender en ontvanger tegelijk.
Als programmamakers, regisseurs, acteurs schrijven we zelf het script van deze 3-D film.
En de plot van deze onvoorstelbare voorstelling is;

Aan het eind van de markt is iedereen los.