Conditioner

De partituur of de eenmalig klinkende muziek,
een recept lezen of zelf vers brood bakken,
filosofische theorie of de ongrijpbare praktijk,
het gedicht of de poëzie van dit enige moment,
een portret van de mooiste of de levende mens,
een landkaart of het alomvattende gebied,
airconditioning of een frisse wind,
de hoogtezon of de zon zelf,
een gordijn of de nacht,
oordoppen of stilte,
hairconditioner
of je haar
door de
war

Papieren vuur

Ik heb een smaak van goud op snee.
Mijn halve boekenkast staat ongelezen
en wat ik las las ik half of diagonaal.
Een god zonder gedachten zij geprezen.

Ik slaap liefst in mijn eigen alfabet,
mijn bovenkamer is zo ongeletterd hol.
‘Je verleest je verstand’ zei grootmoeder,
thuis speelde ‘echt toneel’ de grootste rol.

Een doorlopende voorstelling was het,
tragi-komisch drama, geen enkele regie,
een script bleek achteraf te ontbreken.
Het toeval stuurt als lukrake destinatie.

Bestaan is de waargeleefde literatuur,
boeken zijn slechts surrogaten, prothesen.
Je brandt je nooit aan een papieren vuur.
Directe ervaring behoeft geen exegese.

Sliksel


(foto B.Velink, uit zijn boek “Gefundenes Fressen”)

Van jongsaf leerde je slikken.
Dingen aannemen, voor zoete koek,
om de lieve vrede zoet te houden
en jou aan het lijntje, als een braaf hondje.
De baas bepaalde wel wanneer je uitgelaten mocht zijn.
Je hebt altijd van alles van iedereen aangenomen, maar stopte tijdig met inslikken, je stikte erin.
Het aangenomene liet je beleefd buiten het zicht van de gulle gevers verdwijnen in de grote vergeetzee. Wat vanzelf zinkt hoef je niet nog eens achter je te verbranden.
Soms zag je ze later nog eens, de mentale filantropen.
Hun goede raad vonden ze terug in onvruchtbare grond als verrot zaad.
Dat was even slikken, een bittere pil, goede bedoelingen als compost.
Je zei dat het ze vrij stond om hun aanbevelingen op te vissen voor eigen gebruik.
Hoofdschuddend lieten ze je achter als een ondankbare hond die voortaan zichzelf zou moeten uitlaten, onaangelijnd op het strand naast die zee.

Mondriaan danst

Dit late werk van Mondriaan is door kunstcritici te frivool bevonden en tot nu toe door museumcuratoren succesvol buiten de collectie gehouden.
Het zou de ernst en integriteit van het complete oeuvre in gevaar kunnen brengen, dan maar incompleet.
Het werk staat bekend als een ‘opus posthume’ en is in particulier bezit.

Het lijkt vreemd maar zoals Bach in mijn oren swingt als een oceaan, zo danst in mijn ogen Mondriaan, ook bij werk dat strak in het gelid door de ruimte marcheert.
Nog vreemder wellicht is dat Mondriaan in mijn beleving licht en humorvol is. Wezenlijke humor is serieus, de lach is een ingrijpend filosofisch statement, niet als concept maar als directe ervaring.

Dat hij danste staat vast, hoe zou Mondriaan hebben gedanst?

vierkant haakse pasjes,
strak in de maat en in het maatpak,
hoekig en loodrecht in vaste cadans,
bewegend naar de zuivere rede?
in geometrische figuren,
spiralend volgens de Fibonaccireeks,
volgens de gulden snede?

Ik zou er wat voor over hebben om Mondriaan te zien dansen,
daarom kijk graag naar dit nagelaten werk, dit opus non grata.

Werp


voorwerpen werpen de vraag voor:
waarvoor is dit?

sommige dingen verwerpen gebruik,
ze vieren het onbruikzame zijn.

andere, ooit nuttige, dingen zijn in onbruik geraakt,
ze raken prachtig kant noch wal.

gebruiksvoorwerpen zijn ontworpen
door een ontwerper.

de ontwerper onderwerpt de materie
aan een nuttig doel.

kunst werpt zich op om de dingen te bevrijden
van nut en doel.

bevrijde materie geniet daar zichtbaar van

Nescio revisited

Jongens waren we, maar rare jongens.
We dachten dat we mensen waren of iets zouden worden wat daar op moest gaan lijken.
Wisten wij veel? We wisten niet eens dat we al wat waren, laat staan dat we wisten wat dat wat inhield.
Eigenlijk wisten we nagenoeg of helemaal niets, ja dat we er waren, dat kon niet worden ontkend.
Wel wisten we feilloos door de zekerheden van de volwassenen heen te prikken, dat wat ze wetenschap noemden, die voorlopige en voorbarige conclusies van dingen en zaken die tot begrippen werden gereduceerd. Volwassenen dachten iets te begrijpen als ze een begrip uit hun hoofd hadden geleerd, aandoenlijk.
Het kostte de meesten van ons veel moeite om zich neer te leggen bij ons niet-weten. Verzoening met het onaanvaardbare was nu een keer geen menselijke karaktertrek. Integendeel, het hele idee mens is verzet, dat maakt hem tot mens.

Verzet tegen de natuur in het algemeen en tegen zijn eigen oorspronkelijke natuur in het bijzonder. Zichzelf als dier aanvaarden was wel het allerlaatste.
Zo is het ons evenwel vergaan, vandaar dat we nog steeds rare jongens zijn gebleven in de ogen van…ja, in de ogen van wie of wat eigenlijk?

Gelukgekte

Op de glasbak vond ik Japans porselein, een drakenpotje.
Als kind hield ik al van draken, van oosterse draken.
De europese draak is een kwaadaardig wezen dat verslagen moet worden, Sint Joris had er zijn handen vol aan.
Dinosauriërs konden mij bekoren, maar toen ik de oosterse draak ontmoette vielen die in het niet.
Dino’s waren dood, deze draak was springlevend in mij.
De oosterse draak is een geluksdraak, een ongrijpbaar, vluchtig wezen, paradoxaal, onvoorspelbaar, creatief.
Je klimt op zijn rug en je maakt een vlucht.
Heeft de oosterse draak je eenmaal ingepalmd dan is de geest uit de fles, totale gekte ligt op de loer.
Gelukkig is de draak nergens bang voor.
Geluk en gekte liggen dicht bij elkaar, gek van geluk is de draak. De oosterse draak weet dat er niets te verliezen is.
Sommigen zullen het een monsterlijk potje vinden en dat is het ook. Een draak is een monster, weerzinwekkend prachtig.

Pooltiek fonetisme

Nister Ploeg vant misterie van binlanszake
voertebat met wedekame
over hiep thee krent aftrek.
De nister zegt volgende:
Het kan tuuk niezo zijn
dat gezien dat daant rekkende ekemie
duidige wetgeving wor taangepast
dat zou symboolpooltiek zijn.
Doposisie diente mosie van want rauwen in.
Demosie wormet een kameerdereid veworpen.
Wekrabben verderaan de korst, luxe jeuk,
alsdus onze parmentair slaggever in daag.

Fabel van het onderscheid


Kijk mij nou, ik ben een mooie sneeuwvlok, zei het tegen de zee.
Nee, luister, ik hier ben een heel bijzondere wolk, zei het tegen de lucht.
Zie mij nu eens een uitzonderlijk suikerklontje zijn, zei het tegen de zoete thee.

Stelt allemaal niks voor, zei de mysterieuze schaduw,
kijk naar mij, ik ben het licht dat zich achter de tienduizend dingen verstopt,
ik los op in het zicht zodra je achter de dingen kijkt.

Het zelfde wil zich onderscheiden omdat het hetzelfde is.
Het andere zoekt gelijkgestemden om zich samen anders te voelen.

Dit verschijnsel is een van de tienduizend wereldwonderen,
die allemaal verenigd zijn in het ene feit van wonderbaarlijk zijn.

De wereld is helemaal het einde

Het einde van de wereld bestaat.
Wij zijn er geweest.
Een pretpark van Disney waar je als toerist
naar het uiterste verdwijnpunt van de horizon kunt lopen
om daar in de vertikale afgrond te kijken.
Het einde van wereld is het begin van de ruimte.
Spectaculair om ruimte zo dicht te benaderen,
angst en verlangen vallen daar samen,
dieptevrees ligt op de loer, een oneindige val in het heelal.
Een ruimtereis zonder aankomst, vallen als bestemming.
Je kunt het je niet voorstellen,maar bij langdurig vallen
wordt het vallen zelf een vaste grond.

Vaste grond zonder je voeten.
Een vreemde droom is dit leven.
Wat is slaap anders dan blijvend vallen.
Onze echte bestaansgrond heeft geen substantie.