De Blauwe Kerk

Mijn oude moeder zat opeens weer even achter in de auto.
Ik zag haar Koningin Julianagezicht in de achteruitkijkspiegel
verwonderd rondkijken.

Waarom gaan mensen in godsnaam zondags naar Gamma of Ikea? vroeg ze.
Omdat God dood is verklaard, door Nietzsche, antwoordde ik.
Dus God leefde daarvoor wel?
Kennelijk wel, volgens Nietzsche dan.
Dan moet Nietzsche God gekend hebben.
Dat moet bijna wel…

Waar leefde God dan? vervolgde ze.
In het hart van de mensen, daar verstopte God zich, zo gaat het verhaal.
Waarom daar?
Omdat mensen daar nooit zoeken.
Het bleef even stil achterin.
Maar Spinoza stelde God toch gelijk aan de Natuur? veronderstelde moeder.
Het verbaasde mij want ze had nooit iets met filosofie.
Natuurlijk, Nietzsche is dood maar de natuur leeft nog steeds.
Spinoza leeft ook niet meer, vulde ze aan.
Nee, die is weer puur natuur geworden.
Zijn wij dan ook niet puur natuur?
Uiteraard, wat kunnen we anders zijn?

We reden het parkeerterrein op.
Zo, we zijn er moedertje, dit is nu de blauwe kerk van Ikea.
Het ziet er gezellig uit, huiselijk.
Ja, moeder, de god Ikea verhoort al uw wensen en voor iedereen betaalbaar.
Het ruikt hier ook lekker.
Hier is het restaurant met de Zweedse balletjes.

Ik heb zelden zo’n goed gesprek met haar gehad.

Zeer kort sonnet

‘Dat hebben we mooi kwijt geraakt’ is een rare zin.
Het komt uit een gedicht dat nooit is voltooid, nooit gepubliceerd. Wat ook al weer vreemd is, een onaf gedicht is geen gedicht, een gedicht van één regel bestaat niet, het rijmt nergens op, het heeft geen cadans.

Deze regel is gevonden in een oude agenda van mijn oom, zijn naam zal u niets zeggen daarom laat ik hem achterwege, ook al omdat het een pseudoniem is.
Hij had dichterlijk invallen die hij noteerde in een agenda die geheel leeg bleef van afspraken.

‘Dat hebben we mooi kwijt geraakt’
Wat we kwijt hebben weten we niet, maar we bezitten (hebben) wat kwijt is. Het verband tussen kwijt en hebben geeft iets raadselachtigs. Mooi kwijt geraakt, is ook wonderlijk.
Kwijt en geraakt is los gemaakt van el kaar, dat opent betekenissen: Kwijt is weg, verloren, zoek…
Geraakt is in de roos geschoten, of zelf aangedaan…
En dan dat ‘mooi kwijt geraakt’ , een esthetisch verlies dat kennelijk wenselijk is…

Het is de aanhef van een sonnet waarvan de volgende regels zijn doorgehaald, Met verschillende kleuren inkt.
Dat duidt erop dat de dichter steeds een regel heeft geschrapt, net zo lang tot de essentie overbleef.

Deze ene zin raakt mij, ik ben aangedaan.
Het is een schot in de roos.
Verlies is een kostbaar bezit.
Wie (zich?) bewust kan verliezen heeft veel gewonnen.

Het laatste raadsel in de zin is: wie zijn we?
Degenen die het begrijpen?

Het gebaar

Ik was niet van hier, zo werd mij omwonden duidelijk gemaakt.
Er kwam prikkeldraad uit zijn omstoppelde mond.
Taal als afrastering.
In algemeen beschaafd dialect werd je hier tot onbevoegd verklaard, geen toegang. Met verhoogde wenkbrauwen zette hij stroom op het hekwerk.
Ik moest maar terugkomen als ik de taal machtig was, dan konden we
verder praten. Of we ooit samen door één deur konden leek op voorhand uitgesloten.

Laatst was ik op een internationaal congres voor doven.
Het thema was: ‘Gebarentaal als Esperanto’
Alles werd ondertiteld.
De doven verstonden geen enkele taal, maar met gebaren begrepen ze elkaar moeiteloos, Spanjaarden, Engelsen, Zweden, Russen, Brazilianen, ze bezigden één moedertaal. Stel je voor, gebarentaal als het nieuwe Esperanto, één wereldtaal van gebaren.
Het leek een onhoorbare echo van het idealisme van Ludoviche Zamenhof die het Esperanto verzon.
Esperanto betekent: ‘Hij die hoopt’, zo vertelde een professor in grootse gebaren.
Hij peperde ons in dat we niet moesten hopen, maar direct handelen, geen geklets meer, we moesten een gebaar maken naar elkaar.

De conclusie van het congres was:
‘Je hoeft niet eerst doof te worden om gebarentaal te ‘spreken’.
‘Wat zegt u? , Ik heb mijn bril niet op!’

Leerbekleding

We hadden een huiselijke buurtdiscussie.
De kat had net zijn derde eekhoorn thuisgebracht, wil je nog koffie?
Kun je met goed fatsoen wel gelukkig zijn als je permanent het leed van de hele wereld op je stoep vindt? vraagt onze buurman ons af.
Ik moet bekennen dat ik heel gelukkig kan zijn naast al het leed, koekje erbij? Mijn buurvrouw begrijpt dat niet, hoe kan geluk en leed tegelijk bestaan?
Ik leg uit dat alle dingen, ook de meest tegenstrijdige zaken, moeiteloos naast elkaar kunnen bestaan.
De buurman zegt niets, bekijkt mij als een verre vreemde, alsof hij mij niet goed kan scherpstellen, die koffie is wel sterk zeg…
Het is volkomen natuurlijk om een vat vol tegenstrijdigheden te zijn, voeg ik toe.
Oog in oog met de dood voel je je het meest intens in leven, erkent de buurjongen die in oorlogsgebied op vredesmissie is geweest.
Misschien was die eekhoorn wel ziek of oud en heeft onze kat het lijden beëindigd, zegt mijn zoon van acht.
Hoe weet je dat? , het is de derde al!
De kat eet de eekhoorn niet op…
In Afghanistan zei men: verhelp alleen het leed op je stoep, als iedereen dat doet lopen we op leer. Wat bedoel je met op leer lopen?
Beter dat ieder mens zijn eigen schoenen draagt dan dat we de hele wereld met leer bekleden, zeggen de Afghanen.
Voor we lijden of gelukkig kunnen zijn moeten we er eerst zijn, is dat eerste zijn niet al een bron van geluk, zonder dat was er geen wereld te ervaren?
Met deze opmerking verwerf ik definitief de status van buurtgek. Bedankt voor de koffie.

In de volgende ochtendkrant staat een opvulberichtje over een virus onder eekhoorns. De kat kijkt buiten gewoon gelukkig.

Facialis

Vandaag heb ik mijn eerste plastische injectie ontvangen, niet dat ik al rimpels had, nee gewoon preventief en het was gratis.
‘Als je al rimpels hebt ben je feitelijk al te laat’, aldus Robert, mijn vriendelijke vriend die nog wat halfgeleegde ampullen over had uit zijn praktijk.
‘De herinnering aan je rimpels valt niet uit te wissen, zorg liever dat men ze nooit te zien krijgt, de rimpel is een mentaal bijverschijnsel’, filosofeert hij met een frons.
Robert doet zijn faciale spuitwerk gewoon zonder klinisch gedoe bij de mensen thuis.
‘Het gaat om de juiste dosering, je houdt dus altijd spul over, liever te weinig spieren verlammen dan teveel, dan kom ik liever nog eens langs’
Ik zie er nu nog uit alsof ik chronisch de bof heb. Binnen een week is dat goeddeels weggetrokken aldus mijn ambulante vriend.
Ik huiverde even bij het woord ‘goeddeels’ maar Robert merkte het en stelde mij gerust;
‘M’n beste, na vandaag zal je leven nooit meer hetzelfde zijn, maar je gezicht wel, je leeft vanaf nu een verbeterde versie van jezelf, mensen gaan heel anders tegen je aankijken, ze zien je als de man die nooit rimpels kreeg, een levend fenomeen’
Ik probeerde van harte te lachen, maar m’n gezicht vertrok.

Robert is een plastisch wonderkind, met de injectiespuit geboren, hij filosofeert wat af terwijl hij zijn welgemikte prikjes geeft. ‘Leven is een feestje, alles wat je niet bevalt kun je lamleggen’
Hij ziet zichzelf niet als plastisch chirurg, hij brengt een beetje ontspanning in gelaat van de postmoderne mens.
‘Stress is een lifestyle, ontspanning is een nichemarkt’ concludeert hij tevreden.

Ik heb Robert nu al een tijd niet meer gezien, hij is zo veelgevraagd. Mijn gezicht is nog steeds vertrokken, ik weet niet waarheen.

Muzikunst

Is muziek kunst of is het echt?

Het kan niet aan de muur hangen, geen lijst past,
te vluchtig voor een museum, of een foto,

te instabiel voor om een sculptuur te vormen
met onzichtbare klankkleuren en impulsen.

Muziek stelt niets anders voor dan dit klinkende,
ze vertelt woordeloos verhalen van verhoudingen.

Zonder lucht vinden geluidsgolven geen lengte.
Pas in het oor wordt het verdoofde opgeluisterd.

Muziek is dit klinkende nu, licht in de luisternis

Lucide

Mijn zoon van acht tekende een vis met een paraplu.
Ik zei: ‘Dat kan toch niet, die vis is al nat’
Hij moest mijn vraag even verwerken.
‘Nee hoor, de vis zwemt op droog papier’
‘Grappig, maar waarom draagt ie dan een paraplu?’
Het bleef even stil.
‘Wil de vis niet nat worden?’ vroeg ik verder.
Hij keek naar de lucht.
‘Ik was nog niet klaar’ zei hij lucide en tekende druppels onder de paraplu.
‘Het is een paraplu die water geeft, als een douche’

Hij vond ook het wieltje voor bloemstelen uit.
Toen ik vroeg waar dat voor diende verklaarde hij:
Om lekker rond te rijden in het veld nadat hij is afgesneden.

Er zijn mensen die zeggen: ‘Maar je hebt geen zoon van acht’
Strikt genomen hebben ze gelijk maar ze onderschatten de literatuur.
Op papier kan alles, ook of misschien wel juist het onmogelijke.
Mijn zoon heeft nog een bijzondere eigenschap:
Hij blijft altijd acht.

Ongekend discreet

In de trein kwam ik Dick Bruna tegen.
Het archetype van de liefste opa zat tegenover mij in de leescoupé, verfijnd besnord
te bladeren in een kartonnen boekje met primaire kleuren, eigen werk waarschijnlijk.
Ik wilde hem niet storen als publieke figuur, omdat ik geen publieke figuren ken. Bruna is wel een apart geval.
Ik ken geen ander wereldberoemde Nederlander die zo anoniem is gebleven. Dat is op zichzelf al intrigerend.
Meestal willen mensen weten wat hen intrigeert.
Ik niet, ik dacht laat het geheim maar geheim, het zou zijn anonimiteit schaden.
Ik merkte zelfs dat ik mij enigszins schaamde dat ik hem meende te kennen, voelde mij een voyeur.
Ik keek naar alles, binnen en buiten de coupé, behalve naar Bruna. Bruna had hoorbaar binnenpretjes met wat hij las.

Roem vraagt geen bevestiging, bevestigen is een ongewenste intimiteit.
Is het geen hel benaderd te worden door hordes mensen die denken te weten wie je bent, hoe je heet, wat je vindt, waar je vandaan komt?
En dan te moeten uitleggen dat het totaal anders zit.
Mijn wens is onzichtbaar te blijven als een boom in het bos. Anonimiteit zal in de nabije toekomst een onbetaalbare status krijgen.

Bij het uitstappen keken Dick en ik elkaar aan, erkentelijk voor de discretie. We liepen het perron af, in de stationshal werd hij hartelijk begroet door een bebaarde heer.
‘Ha Jaap Vis, dat is lang geleden!’
‘Hoe herkende je me?’
‘Gewoon, ik ken niemand die zo gewoon is gebleven’
Even vroeg ik mij af of Dick Bruna het pseudoniem was van Jaap Vis? Jaap lijkt sprekend op zichzelf.