Aan/Uit

Het leven van een minister is hectisch. Haast lijkt een gebod van een nerveuze god.
Verkeer en Waterstaat was niet zijn keus, het bleef als wisselgeld over in de onderhandelingen. Zijn leven staat nu plotseling stil, zo rond middernacht in de uitgestorven polder wachtend op het stoplicht dat groen licht zal geven. Het groen blijft uit. Het moment duurt tergend lang zonder opgaaf van reden.
De kruising gaapt verlaten. Er is spoedoverleg in de kamer.
De camera aan de paal houdt de minister onder schot, een zacht wapen. Zelfs de baas weet nooit of de camera aan staat, zijn eigen beleid: de morele dwang van het alziend oog werkt, aan of uit.

Een maand later valt de bekeuring in zijn brievenbus, ambtelijke goden scheppen traag. De roofdieren van de media krijgen er lucht van en bijten zich vast in de zaak.
De camera toont beelden geschoten van een man die zijn nummerbord afplakt met een grijze vuilniszak, de auto scheurt zonder licht weg door rood. De zak waait los van de kentekenplaat. Het alziend oog ziet niets door de vingers. De minister kruipt vergeefs door het stof.
De verklikker van het stoplicht blijkt achteraf kapot te zijn. De bewindspersoon komt met de schrik vrij en mag aan blijven.

Wandel zonder voorkennis

Wandel zonder voorkennis door dit kaartloze gebied,

wandel zonder en pleur de hele handel over boord.

verdwaal gerust in de hartstreek van dit moederland

in geen velden of wegen te zien.

Wandel zonder kennis van achteraf beter weten.

Ruil je overbodige schoonheid in voor het hoognodige,

de moderne ziel is al beursgenoteerd en bankroet,

in geen velden of wegen te bekennen.

Vlieg onder de radar van de transparante datamaffia,

ambiëer alleen anonieme roem en het onbetaalbare.

Gemak breekt mensen tot slaven der gewoonte,

vanaf alle velden en wegen te zien.

Wandel stap voor stap, treed op elke schrede terug.

Keer weer tot het moment dat je nog zonder voeten,

voor het begin van het begin, begon aan deze tocht,

in geen velden of wegen te vinden.

 

Uit de bundel: ‘Datawar’ Olaf Wildesheim 2015

(vertaling uit het Zweeds, Per Sigvardson)

Vliegende gang

We hebben een vliegende kennis.
Via gemeenschappelijke kennissen leerden we hem kennen als Ralph. De man van de wereld komt overal: Rio, Tokyo, Stockholm, in dezelfde week.
Hij slaapt in dezelfde hotelketen, in dezelfde hotelkamer, door de vluchtmaatschappij voor hem gereserveerd. Vanwege de tijdverschillen slaapt hij veel bij. Na het hazenslaapje loopt hij, waarschijnlijk flamboyant, de hotellounge uit om bij de kiosk op de hoek een nederlands krantje te kopen. Deze bladert hij door in de dichtstbijzijnde bar waar louter piloten komen. De stad gaat hij niet in. Het vluchtschema is te strak voor frivoliteiten.

De metropolen van deze wereld zijn in Ralph’s hoofd samengesmolten tot één provinciaal straatje. Het klinkt ons nogal ontnuchterend in de oren. De romantische mythe van de piloot wordt doorgeprikt. De wereldstad is een gehucht. Ralph ziet zichzelf als een forens.

‘Maar het vliegen blijft toch wel een kick?’ proberen wij nog.
‘Vliegen is het leukst als er bijna iets misgaat’ zegt Ralph, ‘als de automatische piloot het even niet aankan’
Soms droomt hij van eindeloze gangen, eeuwigdurende horizontale roltrappen, waar hij niet op vooruit komt. Een vliegtuig is ook niet veel anders dan een lange vliegende gang.

Kennissen zijn mensen die je nooit echt leert kennen en van wie je niet weet of je ze ooit nog eens zult zien. Zie ik een wit vluchtspoor aan de hemel dan denk ik vaak aan Ralph en wens hem een haperende automatisch piloot toe.

Offline

Of ik niet even ‘weet ik veel’ kon downloaden om ‘je weet wel’ te upgraden.
Nou, nu even niet, zei ik, het hele systeem is gecrashed dus leef ik voorlopig offline.
Stuur maar een briefkaartje met een leuke tekst of zo, voor die nieuwe pitch van je crowdfund heb ik trouwens geen tijd over, offline leven vreet gewoon ‘quality-time’,
dat gaat allemaal zo lekker slow, een handjevol bits per second. Ik ben weer fuga’s gaan spelen, klinkt misschien elitair maar dat is het ook, zo langzamerhand een vies woord geworden, ik begin steeds vaker van die vieze oude woorden te gebruiken zo ongemerkt, ze kijken je aan alsof ze een fossiel aanschouwen met hun oordoppen in. Van die leeswoede ben ik ook aardig genezen, al die te corpulente romans die het leven proberen te vervangen, ‘levensvervangende operaties’ noemt Wildesheim dat, ik lees wekelijks één korte tekst langdurig en steeds overnieuw, je weet niet wat je meemaakt. Zeg, als ik je niet meer zie, je weet me te vinden op dat onderduikadres onder die andere naam in een vorig leven, succes verder met downloaden, koop anders wat geheugen bij. ‘Wandel zonder voorkennis’ het gedicht van Wildesheim kan ik je van harte aanbevelen.

Schudlicht

Je bovenkamer was ooit een kraakpand waar in de hal een kaal peertje uit het plafond groeide. Regelmatig was het lampje uitgegloeid. In het pikkedonker klom je dan op een stoel om de dode lamp als een sambabal aan de draad wild heen en weer te schudden voor gebruik. Altijd na de meest heftige beweging flitste het licht aan. Het gloeidraadje smolt weer aanéén. Nooit kocht je een nieuwe lamp. Het kraakpand werd door een projectontwikkelaar opgekocht en met de grond gelijk gemaakt. De plek bleef leeg, het project kwam niet van grond.
Zo’n ruime kamer had je nog nooit gehad.
Sindsdien wist je bij ieder probleem: Schudden voor gebruik.

Elk probleem lost op in het licht waarin het verschijnt.
Zelfs niet oplossen gebeurt in hetzelfde licht.

Zwakracht

Borek Weesk liep door de buim, de voorste bregel was losgewaakt van de vraam. Voorzichtig draaide hij de fantelmok los van de breeg. Die nog was gesmeed door zijn vader, een legering van koper en brons.
Hij moest eerst nog polgeren, het was zijn dagelijkse routine, anders zou de marik ontstaveren. Soms dacht Borek: ‘Waar ben ik in hemelsnaam mee bezig?’
‘Waarom laat ik de hele Chondrije niet gewoonzaam afzuimen? Dat hadden zijn voorvaderen immers ook allemaal gedaan. Zo was de traditie. Maar Borek was uit een ander hout gesneden. Borek zou die traditie doorbreken door togelijk te volharden. Zijn voortzettingsvermogen zou hem niet in dank worden afgenomen. De familie zou hem als zwak schaap van de kudde af laten drijven.

Inheemse exoot

Ze zijn onder ons.

Wie ze zijn of wat?

Noem het Het of Zo

 

Het luistert ons af. Het legt ons woorden in de mond

Het observeert ons van binnenuit.

Het tovert werelden van onze zintuigen.

 

Zo voelt het wonderbaarlijke als vanzelfsprekend.

Zo maakt het gewone buitengewoon vreemd.

Zo is niets, onder ons gezegd en gezwegen, zou vertrouwd als de aliën.

 

Wat zegt de aliën anders dan: Alles is binnen…?

Breinsnack

Een geniaal idee om een Eigenheimer voor twintig keer de waarde door te verkopen. De gecultiveerde oermens wil nog altijd het gekraak van botten smaken. Schaven, frituren en wat zout om het leven op smaak te brengen. Chips zijn internationaal een doorslaand succes, ‘het Zoutje der Aarde’

Vannacht, midden in een lucide droom schaafde het scherpe mes van de maan flinterdunne schijfjes van de Eigenheimer die onder het schedeldak huist. Ze werden knapperig gebakken in de hete olie van de hersenpan. Wie kon deze denkbeeldige snacks eten? Niemand natuurlijk!

De veronderstelde Eigenheimer is immers zelf denkbeeldig, aldus de moderne neurologicus die zelf ook weer geen Eigenheimer is. Deze breinsnacks mogen dan nergens naar smaken, flauwer dan zoutloos. Het rare is wel dat alleen al de gedachte eraan de hersenen kan doen kraken.

De vraag blijft: Wat is die neurologicus dan wel als hij geen Eigenheimer is?

In ieder geval iets wat lucide is.

Dichtlezing

Van standaarduitdrukkingen moeten we het niet hebben.
Dankzij spellingscorrectie blijft de onbedoelde poëzie ons bezoeken.

Snel en slordig vonden elkaar weer eens in een mobiel berichtje. ‘Het gaat door woensdag, hoed weekend!’

Mijn ontblote hoofd ging meteen aan de slag met hoofddeksels. Ze pasten geen van allen. Vergeefs zocht ik naar betekenis tot ik nog eens lang-zaam en aandachtig las. Close reading.

Nu pas drong tot mij door dat het om een bevel ging:

Hoed weekend!
Poëzie liep mijn leven binnen als twee schaapjes, zaterdag en zondag. Ik zou ze hoeden, ze onder mijn hoede nemen en met zachte hand naar de grote kudde van de week leiden. Als herder der dagen telde ik in eenheden van zeven.

Snel en slordig zijn ook twee verloren schapen die door langzame aandacht weer thuis komen.

Maffiaband

Don Corleone and the Nostrills.                              All rights reserved  by  Italyrics©

I came here tot show you my fearfull respect.

First, let me thank you for the horsehead in my bed.

What else do you serve for dinner tonight?

Please, make me an offer that I can’t refuse, you decide.

Don’t tell me I’m the main dish or will you save me for dessert?

I am greatfull to be your humble servant, on my knees,

honoured to breath in the shadow of your authority.

How much do I owe you to deserve your empathy?

How can I show you my loyalty to deserve your protection?

Just tell me that I am the main dish, or save me for dessert.