Op de markt

‘Elke objectieve waarneming wordt gedaan door een subject’, zegt de groenteman terwijl hij de tomaten afweegt.
‘Verder nog iets?’ vroeg hij.
‘Ja, graag en nog twee stronkjes broccoli, maar ga verder’ vraag ik.
‘Het subject gaat vooraf aan welk object dan ook, de armoede van de vermeend objectieve benadering is dat ze aan het oppervlak blijft kleven, deze goed?’
‘Prima, maar hoezo vermeend?’
‘Omdat elk object subjectief wordt waargenomen!’
‘Doe nog nog maar wat krieltjes, en hoe weet je dat het subject vooraf gaat aan….?’
‘Nou, of er nu een object is of niet, subjectief waarnemen is er altijd’
‘Nog wat verse munt erbij….. en als je slaapt dan?’
‘Als je niet droomt ben je een onafgebroken subjectief waarnemen, er zijn alleen geen objecten om te zien…dit bosje?’
‘En als je droomt?’
‘Dan zie je denkbeeldige objecten, dan droom je dat je hier op de markt staat te kletsen’
‘Wat is de schade?’
‘Zeven-twintig, graag!’
‘Wie het subjectieve niet onderkent is feitelijk in een diepe slaap en droomt een denkbeeldige objectieve droom’
‘Heeft u hiervoor doorgeleerd?’
‘Welnee, iedereen kan zomaar groenteman worden!’ zei hij lachend.
‘Tot volgende week dan!’
‘Ja, misschien wel, ik ben hier invalkracht!’

Specht

Onze tuinspecht hakte geluidloos een gat in de wilg.
Wilg is zacht als een waaiboom.
We zien hem bezig als een bezetene.
Maakt hij een nest, zo laag bij de grond?
We verheugen ons al, maar het blijft bij dit gat…
Onze tuinbuur vertelt dat onze specht de rups van de doodshoofdvlinder
heeft opgezocht en gepeuzeld. Het schijnt een enorme vette rups te zijn.
De specht peilt waar de holte zit door op diverse plekken te roffelen.
De rups droomt nietsvermoedend van een vrij vlinderleven.
Er wordt geklopt op haar droomdeur.
Het is de dood die trek heeft, lekkere trek.
Als de dood zoveel moeite doet dan moet het wel verrukkelijk zijn.
De dood moet ook leven.

Knikker

De knikkertijd is weer begonnen. Ja, het bestaat nog, de knikkerkoorts. Onwillekeurig denk ik dan weer aan mijn oom die met zijn oog kon rollen. Niet in zijn hoofd dus maar in een porceleinen schaaltje. Een raar geluid. Hij vond het grappig om ons te laten griezelen als hij zijn oog ging wassen. Wel deed hij braaf zijn zwarte ooglap op. In één oogopslag was hij een piraat.
Het oog keek alle kanten op terwijl het rolde. Zo’n stuiter was wel tien knikkers waard zei mijn oom trots.
Als we goed ons best zouden doen kregen we later ook zo’n oog.
“Zo jongen, kom jij maar hier” sprak oom tegen de knikker,
“dan zal ik jou eens even wat laten zien!”, terwijl hij hem niet erg discreet
onder zijn zwarte lap frommelde.
We keken onze ogen uit.

Gave plaag

Onze verre buurman, een buurtman dus, heeft een bulldog en een hoofd zoals je ook wel op Paaseiland kunt aantreffen, met een ferme boksersneus. Toen ik hem naar zijn boksverleden vroeg begon hij inwendig te lachen alsof hij een film voor zich zag. Zonder aansporing verzorgde hij de voice-over, zodat ik zijn film ook kon zien:
In militaire dienst ben ik tijdens een nachtelijke oefening tegen een tank opgelopen. Zo hard dat de tankbemanning er wakker van werd en mij buiten bewusteloos vond. Ingewijden noemden mij vanaf dat moment ‘Leopard’, naar de gelijknamige tank.
Die botsing heeft mijn leven getekend, de hersenschudding liet een blijvend letsel na.
Ik werd traag en zo mak als een lammetje. Een vreemd contrast in combinatie met mijn vervaarlijke uiterlijk. Na revalidatie werd ik eervol uit dienst ontslagen, kreeg zelfs een onderscheiding… Vreemd toch want ik was alles behalve een vechtmachine. Na een tijd doelloos ronddarren kwam er nog een blijvend ‘letsel’ aan het licht, wat later een gave zou blijken. Mijn reukzin werd uiterst gevoelig, ik rook alles twintig keer intenser.
Zo intens dat men eerst dacht dat ik helderziend was geworden, ik rook dingen voordat ze ter plekke arriveerden. De neus is wel vaker geassocieerd met intuïtieve vermogens.
Eerst vond ik een werkkring in de parfumbranche. Later werd ik aangenomen bij het forensisch instituut om misdrijven op te lossen. Om nog beter te kunnen ruiken liep ik geblinddoekt op de plaats delict rond aan de arm van een forensisch rechercheur.
Een vaste relatie wilde niet lukken omdat mensen het eng vinden als je alles ruikt.
Men voelde zich betrapt door mijn opmerkingsgave. Om eerlijk te zijn vond ik dat iedereen stonk, zo sterk beleefde ik elke geur, of het nu Chanel was of pure zweetlucht. Mijn neus was een gave en een plaag tegelijk.
‘U spreekt in de verleden tijd, is er iets veranderd?’ vraag ik in verwondering.
‘Veel beter, ik draag nu geurfilters in mijn neus, vandaar die verdikking, een verademing, ik kan nu ieder moment de stekker eruit trekken, als de geur mij overweldigt!’

De rest van de avond zag ik voor mijn geestesoog een stekker die uit een neus werd getrokken. Ook verbeelding kan hinderlijk zijn. Tijd voor een filter voor de geest…

Bekende weg

Zijn wij of worden wij?
Wat bedoel je?
Kun je worden wat je bent?
Dat lijkt mij niet, wat je bent kun je niet worden.
Dus om te zijn kun je geen moeite doen?
Nou, dat kan wel maar het vervreemdt je juist van het zijn.
Het zijn is dus onbereikbaar voor wie er moeite voor doet?
Dat zou lijken op water dat door te golven nat probeert te worden.
Hoe komen we hier nou op?
Je begon er zelf over.
Ja, ik vraag graag naar de bekende weg.

Waarname

‘Wat is het verschil tussen denken en waarnemen?’
‘Ik denk dat daar niet veel of geen verschil tussen is’
‘Is wat je nu zegt niet gewoon een slechte waarneming van slordig denken?’
‘Dat zou kunnen… Leer mij dan eens nauwgezet waarnemen!’
‘Zit het onderscheid er niet in dat waarnemen het registreren van je zintuigen is en dat je denken uit geheugenplaatjes en praatjes bestaat’
‘Wat schiet ik daarmee op?’
‘Als dat zo is dan kun je ook inzien dat al je denken ook waargenomen wordt’
‘en dan?’
‘Dan weet je dat waarnemen altijd aan het denken vooraf gaat’
‘En wat dan nog?’
‘Wel dat is dus het onderscheid tussen denken en waarnemend zijn, het laat de verhouding zien, het laat zien dat denken maar een gereedschap is’
‘Waarom is dit zo moeilijk te doorgronden?’
‘Omdat je het denken voor waarnemen aanziet, je zet de bediende op de troon, dan krijg je verwarring’
‘Het betekent ook dat denken niet zelf kan waarnemen?’
‘Inderdaad, en dat waarnemen waardevrij is, zonder oordeel, zonder definities’
‘Zonder conclusies?’
‘Dat weet ik niet!’