Bodemschatten

Je moet er wel uithalen wat er in zit!

Waar moet je wat en waar uithalen… en van wie… en waarom… en wanneer?

Uit het leven, alles eruit halen wat er in zit, daarom, nu!

Wat zit er dan in?

Alles zit er in, maar het komt er niet altijd uit.

O, dus leven is een soort mijn waar wat in zit en dat moet je eruit halen, een soort mijnbouw, jaja…

Zoiets ja, snap je het nu?

Maar waarom moet je het eruit halen, het kan toch ook blijven zitten, het zit er toch niet voor niets.

Nou, als je het er niet uit haalt, zit het er wel voor niets, dan heeft niemand er iets aan.

Is toch ook goed, anders krijgt je maar grondverzakkingen, aardbevingen!

Ik heb het over het beste uit jezelf halen, laat ik het dan zo zeggen.

Luister, van de miljoenen zaadcellen die je eruit haalt wordt er maar 1 een mens of geen! En van de miljoenen boomzaden die elke boom uitzaait is er maar 1 die tot volwassen boom groeit.

Wat wil je daar nou mee zeggen?

Nou, dat leven een spontaan gebeuren is dat zich elk moment ontvouwt of niet. Dat juist de dingen die niet gebeuren en niet plaatsvinden de voorwaarden scheppen waarin dingen organisch kunnen opkomen.

Daar zit wel wat in, maar je moet toch….?

Niets moet, snap je, dwang maakt het spontaan laten ontstaan kapot, wat echt noodzaak heeft ontkiemt vanzelf.

Maar je kunt geluk en voorspoed toch afdwingen?

Ik wens je veel geluk toe bij je pogingen.

Jij vindt het blijkbaar een hopeloze onderneming?

Mijnwerkers zijn echt geen vrijwilligers hoor, ze worden de mijnen ingestuurd omdat het moet. Ze zijn blij als ze de zon weer zien en frisse lucht ademen en wat graven ze nou helemaal op? Molshopen!
Een mens is toch geen mol?

Wat is de mens dan?

Een grasmaaier!

’t ongeval die al lekt?

Dag mijnheer, wij zijn van het streekjournaal, kunt u ons iets vertellen over de plaatselijke tongval zoals die hier in deze streek gebezigd wordt…is het nu een tongval of een dialect?

’t ongeval die al lekt? Jubbe doelde tahol?

Inderdaad ja, ik doel op de taal!

Jawaai spraaike honderul kaag holtaait guwwehoon honse aaieguh tahol. Dassein wuh na weemaal vanhoutzer zowuh guwwent.. Kaaikof fandurre ons tannog fursthaan jadah kannons aaigeluk geemhoerscheluh waaitjuh, ettizze guwwehoon onzeiguh dialahekt, dattuh moejuh guwwehoon respetirruh!

Respect, dat klinkt heel plausibel, taal is een mooi middel om je als streek of buurt te onderscheiden van andere streken en buren, maar taal is toch ook een middel om helder te communiceren?

Nah, ik kom u niezeer togzaaiker met uw…
off begraaipuh waaimukhaar somsnie heelmaal?

Nee, ja…ik versta u heel goed, het duurt alleen even wat langer voor ik het begrijp wat ik denk te horen.

Naai, zumagguh bestis wammoeite doen ommons te volleguh, wantuttis swel kulthuurheel errufgoed niewaag, honzuh dierbaruh mehoedertaal mehoedwel balijve best haan. Azwei hutniedoen wietoetuttan, niemantog?

Nee, uiteraard niet, dat zou doodzonde zijn.
Eigenheid verdient het om te worden gekoesterd!

Somaggikkut grahgore, nee dasseggik!

Maar nog even; is het nu een tongval of een dialect?

Naai, jemoettut guwwehoon sienals un eiguh tahol’

Dank u wel, voor uw toelichting!

Ach, daggeef tog niksjoh!
Komput tarahouwons op duh gadio?

Jazeker, met ondertiteling.

Casus incognita

Het valt mij moeilijk dit verhaal te vertellen omdat ik als arts gebonden ben aan
mijn geheimhoudingsplicht. Bovendien is het lastig te spreken over iets wat nooit gediagnosticeerd is. Daarom zal ik deze casus gedepersonaliseerd behandelen:

Pseudoniem ‘Kees’ vertelde mij voor het eerst over zijn aandoening, zoals hij het noemde. Hij schaamde zich duidelijk voor zijn spontane lichamelijke gewaarwordingen. Vooral ook omdat die nog in geen enkele medisch naslagwerk waren beschreven. Kees meende dus terecht te denken dat hij de enige op aarde was, misschien wel de enige van een nieuwe soort. Zijn schaamte om hier met een arts over te spreken was bijkans onoverkomelijk.
Omdat er op geen enkele wijze sprake was van menselijk lijden zag ik mij voor een dilemma gesteld. Geen lijden, integendeel zelfs, de ‘patiënt’ genoot er dagelijks met volle teugen van. Wat is het probleem dan zou je zeggen?
De enige reden die ‘Kees’ ertoe aanzette om zijn arts te raadplegen was de enorme schaamte die hij koesterde voor zijn verborgen genietingen.
Als arts heb ik hem gerustgesteld en hem gefeliciteerd met zijn geheime genoegen, dat het hem van harte gegund is, ook al zou hij de enige en laatste mens op aarde zijn.
Ondanks het feit dat ons vertrouwelijke gesprek ‘Kees’ goed heeft gedaan wil ik toch bij deze een oproep doen aan alle lezers die zich in deze casus herkennen en er anoniem verslag van zouden willen doen, zodat er algemene erkenning voor kan komen. Er zijn vast meer hondjes die Kees heten.

Schaamte is een ziekte die in vroegere samenlevingen nog de functie had om het volk te knechten, tegenwoordig hoeft niemand er meer onder te lijden. Wat is het geneesmiddel tegen schaamte?
Maak het geheim openbaar!

Handdrukte

Zeg, wist jij…?

Dat mensen maar drie handdrukken van elkaar verwijderd zijn?

Nou ja, hoe wist je dat nou weer?

Las ik net op je scheurkalender in je wc, en?

Wel, dat is toch fascinerend, dat je slechts drie handdrukken van Einstein, Mandela of noem maar op…verwijderd zou zijn!

Die twee die je noemt zijn trouwens wel dood,
maar ben je dan niet ook ‘slechts’ drie handdrukken verwijderd van alle griezels, viespeuken en smeerlappen die er maar rondlopen?…een eng idee… ik zou eerst maar eens je handen goed wassen!

Wat ben je toch weer ontnuchterend negatief!

Wel en nee, ik probeer alleen maar compleet te zijn.

Nou goed, het klinkt als een logische gevolgtrekking, maar is…?

Bovendien mogen we niet bij voorbaat uitsluiten dat wij zelf tot die smeerpeuken en vieslappen behoren…

Ja, zo kan die wel weer, van Geenen, zelfbevuiling daar ben je goed in!

Zie je daar gaan we al, we zijn zo gewend om de gek buiten ons te plaatsen zodat ‘wij’ ons als ‘normaal en gezond’ kunnen beschouwen.

Wat stel jij je dan als redelijk voor?

Nou, dat gekte deel uitmaakt van ieder normaal mens, en dat daar waanzin en genialiteit uit voortkomt, je balanceert tussen waanzin en het sublieme.

Dus alleen wie zijn gekte erkent is gezond?

Nee, nog sterker; vier je gekte, leef het uit,
gekte is het creatieve goud!

Ach, je mekkert weer als een gek uit je nek en dat noem je een goed gesprek.

Precies dat bedoel ik, schelden is ook een kunst, mooier had ik het niet kunnen verwoorden.

Dus we zijn geen handdruk verwijderd van een gek…?

Geen een.

BG

Op mijn tweede werkdag als koerier (studentenvakantiebaantje) stond ik plotseling (haastklus) in de lift van een congrescentrum in Den Haag, niks bijzonders verder zou je zeggen.
Ik had daar net kartonnen dozen afgeleverd op de hoogste verdieping. Zoals gewoonlijk verbaasde ik mij weer over dat rare woord ‘verdieping’, dat hoger gelegen vloeren aangeeft in plaats van dieper gelegen kelders.

Daar stond ik, gewoon in de lift met nog twee andere lifters. De ene in een te strak kostuum, de ander in een te wijd oranje gewaad.
‘Het zal wel weer een lama zijn of zo’, dacht ik in mijn onwetende onschuld. Hij leek er tenminste wel op…, maar ze leken eigenlijk allemaal wel op de… allemaal dezelfde jurk…
Langzaam sijpelde het besef door dat deze wel verdacht veel weg had van…hoe heette die ook weer, die hoofdlama…de lamabaas..de Dalai Lama!
Mijn bovenlichaam begon vanzelf eerbiedig te buigen naar zijn bescheiden vriendelijke gestalte. Het was hem echt of een zeer getrouwe copie. Hij leek in het echt nog gewoner dan op televisie en veel echter ook, de Dalai Lama zelf.

Daar stond hij dan, blootsvoets in zijn sokken gevat, op zijn sandalen
beminnelijk te glimlachen. Ik was sprakeloos en ook op sandalen.
De Lama stond meditatief om een binnenpretje te grinniken voor het oplichtende toetsenbord van de lift.

"You have to push the button" zei de man achter hem in het pak nors.
"I was looking for ground zero!" beglimlachte de Lama hem.
"There is no such thing here, we have only ‘Begane Grond !’ , Bie dzjie!’
zei de pakman wijzend naar de knop.
‘And where do you want to go?’ richtte de Lama zich plots tot mij.
‘I?…I.. want to go home?’ zei ik in mijn verwarring.
‘Well, be my guest, I will bring you there, so what is youre number?
‘The same number, BG I’m afraid!’
‘Don’t be afraid, I bring you home!’
De pakman probeerde snel op de knop drukken, maar de Lama schermde het knopjespaneel effectief af met zijn lange mouw en vroeg;
‘And you sir?, what is your number?’
‘Sorry, but I’m security, I’m not going anywhere!’ sprak pakman op gedempte toon.
"You don’t look like one, if I may say so" zei de spiritueel leider.
"Come on, push the button, never mind which one!" zei de beveiliger.

"I love pushing buttons!" zei hij blij en drukte op alle knopjes tot afgrijzen van de beveiliger die meteen op de volgende verdieping uitstapte.
Het werd een lange lift naar huis. De Lama bedankte mij voor het meeliften en ging verder met knopjes indrukken.

Ik had geen idee wat ik had afgeleverd op die bovenste verdieping waar zijne hoogheid resideerde. Op de pakbon in de bestelauto las ik de bedrijfsnaam:
‘Ekopack, Verpakkingsmaterialen’
Waarvoor in hemelsnaam?
Hij had mij in ieder geval helemaal ingepakt.
Ik was veel te laat terug en werd haastig ontslagen. Ze geloofden geen woord van mijn lama-alibi.

C.V.

Vader van Geenen was erg handig. Een manus van alles met enorme eelthanden, versierd met een vaak blauwe duimnagel.
Op zijn veertiende, het huis uitgezet door zijn spreekwoordelijk boze stiefmoeder, pakte hij alles aan wat hem voor handen kwam;
In de haven werken, bananenbootjes lossen, kolenbootjes leegzeulen, met de boterkar huis aan huis bezorgen, daarna met brood de stad rondkarren, fietsenmaker, meubelstoffeerder, metaalarbeider (in de schemerlampenindustrie) naaimachinetechnieker, gasfitter
voor haarden en kachels,
schoenmaker (in de oorlog met zijn leest en kopspijkerhamertje langs de verduisterde deuren)
boerenknecht in zijn onderduiktijd, fabrieksdwangarbeider tijdens de arbeitseinsatz, schoorsteenveger, filiaalhouder van witgoed en ten slotte c.v.monteur…ik vergeet er vast nog een aantal.
Laatst vonden we zelfs nog een aanmonsterdocument voor de grote vaart (waarschijnlijk als kapitein, ontdekkingsreiziger of op z’n minst piraat…)
Nog altijd als men het over ‘een indrukwekkend CV’ heeft denk ik altijd eerst aan ‘Centrale Verwarming’ en aan het eindstation van mijn vaders werkzame bestaan.
Je zou bijna gaan denken dat boze stiefmoeders handige mannen voortbrengen.
Sprookjesfiguren zijn vaak wreed ten dienste van het verhaal.
Alles is goed, zelfs het slechtste zolang dat ’t verhaal beter maakt.

De huifwekker

“Wozelkom beegde in de bosarf alle ganders doormidden.
Het begen ging Wozel niet lavenderwijs af.
Telkens wanneer de gloefwubbe aanstrakte werd de wolzaag ruller dan smuikbolsters. Er flukten somels dwars door het geveizelte waardoor de vandelworven danig verdokt raakten…”
Zo vertelde mijn vader mij verhalen voor het slapen gaan.
Hij wekte huiveringen; “De wargbukkels vlederden meesingels naar elkaar tot de jeegmaat tovervol was”
Ik deed natuurlijk geen oog meer dicht.
Het wereldnieuws van het journaal viel hierbij in het niet.
“Wat is begen?” vroeg ik klaarwakker, “en hoe sterk is de bosarf…en wie is de Wozel?”
“Weet je dat dan niet?” vroeg mijn vader dan geheimzinnig,
“dat mag ik je nu helaas niet vertellen…dat is het geheim van Wozelkom…, droom er maar over dan gaan we morgen misschien verder!” beloofde hij.
Die nacht droomde ik van smuikbolsters en vandelworven alsof het de gewoonste zaken van de wereld waren.
De volgende dag vroeg hij wat ik gedroomd had.
Dan vertelde ik ernstig hoe de somels in weeskepels vluchtten over het Gaarzaaggebergte ten noorden van het geveizelte.
“Mmm, interessant!” grijnsde mijn vader dan samenzweerderig en vervolgde zijn verhaal op gedempte toon. Alsof niemand anders het mocht horen.
Nu, een halve eeuw later huiver ik nog wel eens in het holst van de nacht als ik weer aan de ‘gloefwubbe’ denk.
Ik heb nog altijd geen flauw idee wat het is, maar het is verschrikkelijk…heerlijk!

Van één ding ben ik heilig overtuigd; mijn vader was een Wozel van het zuiverste water.

Ome Piet

Vandaag moest ik aan Frekie Wilgers denken, mijn schoolvriendje van de lagere school in Winterswijk. We herkenden elkaar. ‘Het Mondriaantje’ heette ons schooltje, vernoemd naar de grote abstracte kunstenaar Piet, geboren Winterswijker. Alle kozijnen en deuren waren in primaire kleuren, het schoolplein grafisch betegeld.
Er stond ook een kleine kubistische buste van ‘Ome Piet’ in de aula. We mochten trots zijn.
Op school moesten we binnen de lijntjes kleuren, zoals dat waarschijnlijk in iedere school aangeleerd werd. Maar onze tekenmeester was daar wel heel rechtlijnig in. In de tekenles werd een lineaal en de hoekse haak gebruikt. Mijn vriend Frekie kon juist heel mooi tekenen naar de natuur, uit de losse hand. Helaas kreeg hij lage cijfers omdat hij zich nooit aan de opdracht hield. Hij bleef trouw aan zijn eigen wijze. Je zou ook kunnen zeggen dat het tegen zijn natuur in ging om opdrachten van anderen uit te voeren. Opeens was hij van school af. Later hoorde ik dat hij onder een auto was gekomen tijdens een nachtelijke dropping. Frekie droeg een rare ouwelijke bril, die vaak viel en scheef stond. Hij zag er heel goed mee, gezien zijn natuurgetrouwe tekeningen.
Ik vroeg mij zomaar af wat er nu van hem is geworden, maar er viel niets meer te worden. Nu is er dit van hem geworden; een niet gelijkend portret.

Interzee

‘Waarom schrijf jij nou eigenlijk?’,vroeg iemand die mij dacht te kennen.
‘Ik schrijf alleen maar volledigheidshalve’ zei ik, ‘aanvullenderwijs…’
Het wereldwijde web schept de illusie van volledigheid.
‘Alles staat op het internet’, zo is de heersende overtuiging.
Gelukkig klopt dat niet, het web is namelijk verre van compleet, het is zelfs maar een armoedig plasje in de zee van mogelijk heden.
Een slap aftreksel van het oceanische bestaan.
Ik schrijf dus puur ter aanvulling. Het is water naar de zee schrijven, ik weet het, maar het voelt als een dure plicht jegens mijn moeder.
Mijn arme lezers zoeken vaak vergeefs naar de juiste informatie die ik belangeloos verstrek; instanties, personen, landen, mentale continenten, archipels van de waan… etcetera..
Hun zoeken is vaak tevergeefs, het ‘alwetende web’ geeft niet thuis. Ten onrechte trekt men de conclusie dat het dus niet bestaat. Maar het bestaat hooguit wellicht nog niet.
De zee van mogelijk heden kent geen oevers, geen bodem en ook de hemel heeft geen bovengrens.
Met ieder supplement wordt het domein van het mogelijke heden uitgebreid. Het zijn zaadjes die ieder moment kunnen wortelschieten. Het zijn deze druppels op de gloeiende plaat die de zee doet overstromen.

‘Je hebt zoeken, vinden en creëren’ vertelde mijn geestelijke moeder mij ooit.
Ik vroeg haar:
‘Waar ligt die zee dan waar je het over hebt?’
‘Jij zelf bent die zee, verdrink erin en je gaat leven!’