Bloedserieus

foto
Foto: Jelle Touw © 2016

Regeren? Dat kan mijn dochtertje van drie ook.
Je moet alleen een beetje goed voor de dag komen.
Maar daar krijg je kleedgeld voor en een eigen kapster.
Het is verplicht om zoveel mogelijk op je imago te lijken.
Anders lijkt het of iemand anders de macht heeft gegrepen.
Je leeft als onpersoonlijk icoon, je kop is gemunt door de staat.

Mijn dochtertje van drie zit nog stevig op haar troon.
Wij zijn haar bedienden, dat hoort zo bij haar leeftijd.
Straks moet ze van haar verheven positie afdalen,
naar ons, het gewone voetvolk en dienstbaar leren zijn.
Maar voorlopig schildert ze nog als Karel Appel, abstract.
Ze is bloedserieus, nooit zal ze zeggen; ‘Ik rotzooi maar wat aan!’

Beweging

De man van de straat liep schoorvoetend naar het centrale stadsplein waar alle straatmannen zich dagelijks verzamelden. Ze hadden geen werk, geen geld om de woestijn van de vrije tijd aangenaam aan te kleden. De platanen op het plein hadden op hun beurt alle bladeren verloren zodat het sierplaveisel van het plein niet meer te zien was. De doelloze voeten gingen schuil onder de dorre bladeren.
Opeens had de man iets onverstaanbaars geroepen en was gaan lopen. Er ontstond beroering en de menigte begon hem te volgen. Niet dat ze ergens heen gingen maar er gebeurde tenminste iets. Ze bleven op het plein rondjes draaien als een mierenkolonie op drift.
Het voelde letterlijk alsof er een beweging op gang kwam, geleid door die ene man. De gang door de bladeren gaf een zachte ruis die het hele plein vulde.
Het gerucht bereikte het journaal, dat het verhaal bracht dat er een nieuwe beweging was ontstaan. Er werden journalisten op afgestuurd om het fenomeen te duiden.
Verslaggevers moesten meelopen in de massa van mannen om de oorzaak op te sporen.
Na een uur navraag werd de man van de straat aangewezen als aanstichter van de Herfstbladbeweging. Voor de camera werd hem gevraagd waartoe hij had opgeroepen?
Niemand van zijn volgers had hem echt verstaan. De man van de straat verklaarde: ‘Het enige wat ik zei was; Ik krijg het koud, we moeten in beweging blijven!’
‘Dus het is geen protest tegen de opkomst van de robot?’ vroeg de opgewonden verslaggever.
De man van de straat haalde zijn schouders op en liep naar huis. De menigte volgde hem tot aan zijn deur. Zijn huis werd een bedevaartsoord. Verkeersaders raakten verstopt, het stadsleven stagneerde.
De volgende ochtend verscheen de man van de straat op het balkon.
Hij leek aanstalten te maken voor een toespraak, maar het enige wat hij zei was;
‘Bliep!’
Niets meer niets minder.

Onbedoeld

foto

Wat bedoel je nou toch met dat onbedoelde?

-Nou, misschien bedoel ik eigenlijk dat we niet weten wat de bedoeling is en dat datgene dat wij als onbedoeld zien misschien wel onbedoeld de bedoeling is.

-Jajajaja…hmm!…nee toch…jaja!

-Om het op de spits te drijven: dat het toeval is voorbeschikt!

-Jaja, dat is wel heel spits. Dus als er geen bedoeling achter zit dan is het kennelijk de bedoeling dat het leven onbedoeld loopt zoals het loopt?

-Zoiets…wellicht…als er een doelgerichte bedoeling aan vooraf zou gaan, dan zou dat een gesloten systeem vormen dat heel veel mogelijkheden uitsluit. Terwijl evolutie juist een open systeem veronderstelt waardoor er meerdere mogelijkheden zich kunnen ontplooien.

-Mogelijkerwijs misschien?

-Een gesloten systeem kan alleen tot reproductie leiden, niet tot evolutie. Dat niemand de uitkomst bepaalt vormt de essentie van vrij zijn.

-Dus de uitkomst is onzeker…eventueel?

-Onzekerheid is de uitkomst zou je kunnen stellen.
Niet weten is het enige wat het leven spannend maakt…verdwalen is de juiste route!

-Onzekerheid staat vast…als een paal boven water?

-Totale maakbaarheid is een hel van fluweel, je zit de hele oneindigheid op het pluche perfect en zeker te zijn van alles.

-Mooi gezegd, van wie is die uitspraak?

-Wildesheim natuurlijk!

-Ach, ik wist het!

-Of was het nou Birkenstock?

Bril

We hebben afgesproken in het nieuwe kunstpaleis voor de openingstentoonstelling:
Overexposure. Hij is een vage kunstkennis die mij kan bijspijkeren over de laatste ontwikkelingen. Midden in de centrale hal staat die gigantische leren poef van kleurig patchwork waar niemand op kan zitten. Bezoekers lopen er omheen en raken elkaar kwijt bij het ‘Meeting point’. Na een kwartier zoeken naar zijn markante kop loop ik naar de zijvleugel waar die overdwars doorgesneden rhinoceros op sterk water droevig staat te wezen. Het aquarium is beslagen met condens. De moderne kunst zweet.
Paviljoen 6 is één en al spiegel, plafond, vloer muren, dames met jurken vluchten opgelaten naar buiten, de installatie heet ‘Selfie2.0?’ Nog steeds geen spoor van mijn kunstkennis.
Aan de witte muren van Paviljoen 3 en 7 hangen ‘oversized’ doeken indruk te maken per strekkende meter, pixels opgeblazen tot skippybalformaat. Enorme afmetingen maken grote indruk, net als oorverdovend volume. Subtiliteit is als stof onder het tapijt geveegd. Groot is geniaal.
‘Elke diepte wordt afgemeten vanaf het oppervlak’ zo luidt een citaat uit het kunstmanifest ‘Overexposed’ dat in manshoge letters over het plafond is geplakt.
‘Wie iets oppervlakkig vindt moet eerst maar eens een langere lineaal kopen!’ ,zo lees ik in het manifest in de museumshop waar schaalmodellen van kunst worden verkocht.
Het restaurant ‘Artishock’ toont vitrines met kunstig geprint voedsel, te mooi om op te eten. De kok lijkt op een laborant. Ook hier geen kennis…ik snak naar een verklaring.
Terwijl terugloop realiseer ik mij de kille afwezigheid van de suppoosten, waar zijn ze gebleven?
Hoe vaak heb ik niet heimelijk ‘de suppoost’ bestudeerd als levend kunstwerk, ontheemd en verveeld tussen al die verheven cultuurobjecten, betaalde luxe-gevangenen. Waarschijnlijk zijn ze vervangen door het alziend oog van de verborgen camera, dat kunstoog, zonder oog voor kunst. Bij de garderobe vind ik plots mijn kunstkennis in overleg met een beveiliger.
Hij is onderweg zijn bril verloren, geen wonder dat hij mij niet kon vinden en ik hem niet herkende zonder die geprononceerde hoornen bril.
‘Kun je mij naar huis brengen, ik heb zo’n slecht zicht?’ ,vraagt hij vertwijfeld.
‘Natuurlijk, ik heb het hier wel gezien’ , zeg ik
Zo zonder bril lijkt hij gewoon op ‘de man in de straat’.

Kunstkop

‘Ik krijg er een kunstkop van!’ zei mijn vader wel eens als er thuis iets onbevattelijks aan de hand was. Een kunstgebit had hij al, net als mijn moeder die trouwens best aardig kon kunstschaatsen in haar nertsbontjasje. Eigenlijk schaamde ze zich een beetje voor dat jasje, het had van kunstbont moeten zijn. Alleen met schaatsen dorst ze het aan te trekken.
Soms is het gewoon te koud om je te schamen.
Wij woonden niet ver van de oliefabrieken waar de kunststoffen gemaakt werden. Buiten stonk het verschrikkelijk naar spiksplinternieuw kunststof.
In huis leefden wij als planten onder hel wit kunstlicht, tl-balken, de lichtbakken zoemden alsof er insecten in werden uitgebroed.
Mijn moeder was niet echt een keukenprinses al leek ze als twee druppels kraanwater op wijlen Koningin Juliana. Hoe dan ook, ze verstond de kookkunst niet echt. De kookkunst sprak destijds nog voornamelijk Frans, ‘Bocuse’, een ware kunstkok.
Mijn ouders hielden meer van tuinieren, uiteraard met kunstmest, de planten schoten kunstmatig de grond uit. ‘Een koud kunstje!’ , volgens mijn vader. Van dicht en toonkunst moesten ze niet veel hebben.
Kunstvoorwerpen hadden wij thuis nauwelijks, daar hadden we geen geld voor. We waren kunstarm. We hadden zelfs geen Monopoly, geen kunstgeld.

Onthandeling

Het niet-menselijke dier de octopus denkt met zijn armen, er zitten hersencellen in zijn tentakels die direct kunnen handelen, zijn denken is direct handelen. Zoals bekend bij menselijke dieren leren jongens veel beter als ze handelen.
Hun gegrijp leidt tot begrijpen, hun gesloop leidt tot herschepping, hun geklooi leidt tot handigheid.
Onze bovenkamer is oliedom en faciliteert onze handen het best als ze leeg is, ongemeubileerd. Er is niets leukers dan in de stroom van direct handelen te leren, als een vis in het water, spelenderwijs.

Wat is toch de winst van apparaten die de handelende mens alles uit handen nemen? Met voorlopig hoogtepunt; de zelfrijdende auto. ‘Dan kun je onderweg tenminste iets anders doen…!’
Waarom willen mensen onderhand altijd iets anders doen dan ze op dit moment doen? Hoe kan leven ooit voldoening schenken, als robots ons handelingsonbekwaam maken?
Geen functie vragen is functie verliezen , uiteindelijk zal de modernste mens onthand achterblijven, te onmachtig om zelfredzaam te zijn.
Autorijden is leuk omdat je zelf mag schakelen, gas geven, sturen, achteruit inparkeren. De zelfrijdende auto stelt de mens onder curatele. Er rijdt nu al een generatie chauffeurs rond die zich niet meer kunnen oriënteren zonder TomTom.

Robots kunnen perfect volgens protocollen werken, maar zo werkt de werkelijkheid niet.
Gelukkig niet, de werkelijkheid zit vol afwijkingen, plotselinge veranderingen, onbedoelde bijwerkingen, lukrake uitwerkingen. Juist die dingen maken het leven boeiend, levend en open voor evolutie. Leven volgens een perfect protocol saboteert verdere evolutie.

Pianojudoka

De eerste pianoles begon de judoka het principe van het pianospel samen te vatten.
‘Het zijn dus eigenlijk allemaal verschillende houtgrepen, als ik het goed begrijp?’
‘Nou, dan heb ik het nog niet goed uitgelegd’ begin ik..’ probeer te begrijpen dat het allemaal om beweging draait en dat het loslaten belangrijker is dan het vastgrijpen?.’

‘Oh, op die manier…dat je de toets uit balans brengt met een kleine beweging waardoor die vanzelf door zijn eigen gewicht naar beneden valt!’
‘Eh, Ja… zo ongeveer, de toets is letterlijk een balans, de zwaartekracht doet het werk, het enige doel is de bodem van de toets!’

‘Het gaat dus om het subtiel aftasten van de onbalans…’
‘Juist…vingerspitzengefühl…je vinger en de toets zijn een en het zelfde, verlengstukken van elkaar, zoals in de haptonomie!’

‘Wat leuk, dat is in judo hetzelfde…het lichaam van de tegenstander maak je tot jouw lichaam, wie zich het beste uitbreidt in het andere lichaam wint het spel van balans!’

‘Er is alleen één klein verschil met judo, daar moet ik eerlijk over zijn’, zeg ik zo neutraal mogelijk.
‘Wat mag dat dan wel zijn?’ vraagt de man met de zwarte band.
‘Op het speelveld van het klavier heb je achtentachtig tegenstanders die je uit balans moet brengen!’

‘En, wat als je faalt, verlies je dan?’
‘Nee, dan verliest de muziek, de pianist mag nooit winnen, de muziek moet winnen!’

Open deur

img_20161129_133556

Weet je wat jouw probleem is?

Nee, dat is het probleem zeker… dat ik dat niet weet…en dat…

Ach, nee toch…je gaat hier toch geen verhaal van maken, alsjeblieft even serieus.

Kom op voor de draad ermee, wat is mijn probleem volgens jou?

Dat je niet weet waar je over schrijven moet en dat dan vervolgens ook nog eens doet!

Ja, natuurlijk, ik pak altijd dat wat voor het oprapen ligt, dat wat voor de hand ligt, het woord probleem betekent; “dat wat men voor zich krijgt!”

Maar dat is toch geen onderwerp voor een lezer, die wil gewoon een verhaal.

Voor mij is dat het enige onderwerp dat interessant is, het gaat altijd om datgene dat nu aan de hand is, het brengt ook vanzelf urgentie met zich mee.

En jij denkt dat een lezer dat interessant vindt?

Ik denk niks en ik denk ook nooit aan lezers of doelgroepen en dergelijke.

Wat wil hiermee dan zeggen?

Heel direct en simpel; neem dat wat zich direct aan je opdringt en je hebt geen probleem, het probleem is dan een mogelijkheid, een open deur zo je wilt.

Wat denk je dan dat al die andere mensen doen?

Ik zie dat ze problemen die er nog niet zijn proberen te vermijden of als ze er zijn dat ze er dan omheen lopen.

Dus je vindt dat wat voor de hand ligt altijd een geschikt onderwerp?

Sterker nog, het is het enige geschikte onderwerp op dit moment, het gaat nooit om het onderwerp, maar altijd over wat je ermee doet.

Nou ik vind dit een waardeloos verhaal tot nu toe, ik geef je nog een laatste zin om het goed te maken en trouwens is het niet heel menselijk om problemen te omzeilen.

Ik ben het helemaal met je eens, heel menselijk…het er omheen lopen is zelf het probleem…we moeten dus onmenselijker worden als we de problemen willen oplossen… de mens is nooit af, de mens is slechts een mogelijkheid van evolutie…

Is het niet onmenselijk om de mens te vragen om boven zichzelf uit te stijgen?

Is het niet enige kans om deze open deur te vinden?
Neem nou Neil Vosburgh, die heeft God als probleem op zijn stoep gevonden en er een oplossing van gemaakt door er liedjes over te zingen!

Nooit van gehoord, is het wat?

God vindt ze allemaal geweldig?

Vronsky and Babin


In ons ijskoude volkstuinhuis draaien we een oude langspeelplaat grijs. Niet de hele plaat, alleen het eerste deel van de Fantasie voor twee piano’s, Barcarolle. Rachmaninoff keek op dit stuk terug als een soort van jeugdzonde toen het jonge duo Vronsky and Babin het aan hem kwam voorspelen. Rachmaninoff was het stuk vrijwel vergeten. Na het voorspel was de oude meester
ontroerd door zijn eigen jeugdige schoonheid, overmoedig reikend naar het ultieme, het sublieme. Zo beluisteren wij het ook, herhaling van het sublieme verveeld nooit. .Maar de winter geeft een onverwachte interpretatie aan het stuk.
In de zomer is de toonhoogte stabiel en glaszuiver. De vrieskou zorgt echter voor fluctuaties
in de draaitafel, waardoor er lukrake modulaties ontstaan, verrassende chromatische verschuivingen naar andere toonsoorten.
De purist zal dit verschrikkelijk vinden, maar als liefhebber van het onbedoelde geniet ik van dit nieuwe moduleren. Van mij mag het onbedoelde mijn leven regeren. Zonder winter had ik nooit deze unieke lukrake toonhoogteschommelingen gehoord.
Ze zijn ook niet herhaalbaar, in zekere zin zijn ze ongrijpbaar. Dat bevalt mij zeer, het versterkt de melancholieke schoonheid van de jonge Rachmaninoff.
Het brengt de dramatiek van het eenmalige in, het alles of niets, nu of nooit gevoel.

De plaat is grijsgedraaid, de naald verzamelt het stof en schaatst over de groeven, het is immers winter.