Wild Veulen

‘Kan ruimte los gezien worden van benulzijn?’ ,vroeg Wild Veulen.

Tandeloze meester stond met zijn mond zonder tanden.

‘En zo niet, hoe kunnen dan alle tienduizend dingen en verschijnselen
los gezien worden van de ruimte waarin ze verschijnen?’ ,ging Wild Veulen verder.

Tandeloze meester mummelde schouderophalend…

‘Als er geen einde is aan ruimte, hoe zou er dan onderscheid kunnen zijn
tussen binnen en buiten?’ , vervolgde Wild Veulen.

Tandeloze meester probeerde vergeefs te fluiten.

‘Wat er dan ook is, het speelt zich altijd af binnen deze bewuste ruimte?’ ,sprak Wild Veulen.

Tandeloze meester keek met wijd opengesperde mond naar de hemel, als een jong vogeltje dat iets te eten verwachtte.

Wild Veulen zag geen enkel verschil tussen de hemel en die tandeloze ruimte…

MB52

Onlangs zijn de BVD-archieven van het geheime project MB52 vrijgegeven. De ondergrondse bunker van waaruit dit project destijds werd geleid is integraal opengesteld voor onderzoekers. Het hoofdkwartier zag er uit alsof het op een dag plotsklaps is verlaten en verzegeld, naar aanleiding waarvan is nog niet duidelijk.
Om kort te gaan: Project MB52 draaide om het laten infiltreren van modelburgers in de burgermaatschappij, bij wijze van criminele preventie. Deze vertakking van de criminologie kreeg na de oorlog ruim baan, alles was er na de oorlog immers op gericht om elk kwaad uit te roeien, alle beschikbare middelen daartoe vond men toen geoorloofd. Het idee was om het verschijnsel normaliteit te standaardiseren en te implementeren in een doorsnee staatsburger, een modelburger. Deze gemiddelde mens zou anoniem als voorbeeld gaan dienen binnen de burgermaatschappij om het volk dat het niet zo nauw neemt van een richtlijn te voorzien.
De opleiding tot modelburger was intern en vond plaats in een staatsinrichting van de veiligheidsdienst.
De tot nog toe enige bekende casus betreft ‘modelburger MB52’.
MB52 leidde een onberispelijk leven, uitte nooit een onvertogen woord, hij bleef ten alle tijden voorbeeldig normaal.
Om zijn voorbeeldfunctie goed te kunnen uitdragen moest MB52 zich natuurlijk permanent in de publieke ruimte begeven en zorgen dat hij steeds mediabelangstelling genereerde om zijn voorbeeldfunctie uit te dragen.
Het MB-vademecum ligt nu ter inzage voor onderzoekers. Dit handboek staat vol lichtende voorbeelden van gemiddeld en voorspelbaar gedrag, gangbaar uiterlijk, gematigde standpunten, onopvallende gewoontes, doorsnee kleding…kortom het alledaagse als camouflagemiddel.
Het handboek leest als een mierzoet en braaf relaas over de ideale staatsburger.
MB52 werd geleidelijk gillend gek van het altijd maar normaal te moeten doen voor het oog van de natie. Er ontwikkelde zich in hem een onweerstaanbare aandrang om de meeste onvoorspelbare bokkensprongen te maken op elk denkbaar gebied. Eerst ontspoorde hij nog in de private sfeer, maar steeds vaker gaf hij zich over aan uitspattingen die tot openbare schandalen hadden geleid als de BVD niet op tijd het hele project in de doofpot had gesmoord.
Het is goed om te weten dat MB52 niet de enige modelburger is geweest. De precieze aantallen ontbreken vooralsnog, maar het moet toch om duizenden gevallen gaan. Modelburgers zijn een vergeten groep in onze samenleving.
Velen hebben zwaar geleden onder de jarenlange hersenspoeling. Ze werden monddood gemaakt door contractuele zwijgplicht die de BVD hun afdwong. Uitblijven van erkenning laat de pijn van de voormalige modelburgers onnodig lang voortduren. Het vreemde van de MB status is dat ze anoniem opereerden, maar dat iedereen ze achteraf wel herkent.
Misschien bent u er zelf wel een?
Doet u wel eens normaal zonder dat u er zelf erg in hebt?

Singel

In de Singelwijk laat onze hond zich graag uit, wij volgen gedwee.
Hij weet immers hoe de hazen lopen.
Onderweg tijdens ons vertrouwelijke gesprek merken ongewild dat wij worden opgemerkt door een deurroker ijzig die in zijn duistere deuropening staat.
Hij bevestigt onze voorbijgaande aard door niets te zeggen, wij doen ook alsof we niets gemerkt hebben.
Het is opmerkelijk hoeveel zaken er worden opgemerkt door ze te negeren, een vreemd soort bevestigingmiddel.

‘We hadden het kunnen weten’, zeg ik wijzend naar de opstijgende walm rond het vale lantaarnlicht.
‘Inderdaad…de hemelvaart van de sigaret!’.
Mijn man wordt laat op de avond een beetje sentimenteel poëtisch met een scheutje ironie. Door deze observatie spotten we aan de overzijde van de singel eenzelfde vrouwtjesexemplaar verdekt opgesteld in de deurlijst.
Rooksignalen in het digitale tijdperk.
Een dag later zien we ze samen in het donker aan de kop van de singel.
Ze houden zich met één hand vast aan de reling met de andere hand roken ze.
Onze hond stoort ze in hun smeulende intimiteit.
Hij meent weer eens wat te ruiken.
‘Kom Beer, deze kant op!’

‘Een romance’ , fluistert mijn man.
‘Zie je, roken is toch nog ergens goed voor’
‘Zonder rooksignalen hadden ze elkaar nooit gevonden’
Indianenverhalen.

Embouchure

Lars ‘Wicky’ Hammerson begint elke ochtend om zeven uur stipt aan zijn revalidatietraject door ijverig natuurtonen op zijn mondstuk te oefenen.
Na zijn spectaculaire crash op het circuit van Bahrein, de satansbocht, deden zijn benen het niet meer. Toch wist hij tijdens het inferno van de crash rotsvast dat hij zou terugkeren in het Formule-1 circus. Zijn armen waren nog sterk genoeg om de G-krachten in het stuur te bedwingen. Met de techneuten van zijn racestal hadden ze een soort rietje ontwikkeld waar je in kon blazen om gas te geven, door te zuigen remde je af.
De nieuwe gadget werkte bijna beter dan zijn benen, de eerste trainingstijden waren veelbelovend. Hammerson blies zich naar een toptijd, zeker voor een auto-atleet met een dwarslaesie. Alleen het in en uittakelen vond Hammerson vervelend, maar eenmaal ingeklemd in zijn bolide ervoer hij een aangenaam soort claustro-euforie.

Het ging nu alleen nog om de fijnafstemming. Non-stop oefende Lars met het trompet-mondstuk op zijn embouchure, alles hing nu af van de juiste lipspanning.
Uit verveling begon Wicky terwijl hij al revaliderend op bed lag allerlei rare deuntjes na te spelen op zijn trompet.
Zijn personal trainer Günther Weibe merkte op dat Hammerson een dubbeltalent had, behalve racen kon hij nu ook trompetspelen als een gek.
Een half jaar na zijn terugkeer in het racecircus werd Wicky Hammerson gevraagd om in het modern jazzkwartet van Blokey Wilkins te komen spelen, daar speelde hij in een noodtempo de meest krankzinnige experimentele noten, zonder te crashen.
Wicky ontwikkelde een eigen blaastechniek waardoor hij ook op de inademing trompetgeluid kon produceren, hetgeen nogal buitenaards klonk.
Hij was met terugwerkende kracht dankbaar voor die fatale crash…had hij anders ooit
zijn muzikale talent ontdekt? Soms dacht hij: wie weet wat een volgende crash mij brengt?
Het enige wat bandleider Blokey hem af en toe influisterde was:
‘Don’t blow all the time ‘Wick’, gimme a break, you got to suck a bit more…at least sometimes!’

Marsmannetje

Als een kip zonder kop
of een Marsmannetje
aan de randstad denkt,
ziet ze intensieve menshouderijen
horizonbreed tussen asfaltrivieren staan.

Smalle groenstroken voor de vrije uitloopmens,
de biodynamische 12-granen scharrelmens
die als vrijetijdsbesteding in volkorenkleding
fourageert om de productietijdnood te verhogen.

De meest uitgemolken mensdieren
kunnen in het losloopgebied
nog even op verhaal komen
voordat hun ineffeciënte genen
er gefaseerd worden uitgekloond.

Toegewijd

“…Ach Sfnoqk, ach allerzwachtelste in der zwevendste hemelwijk.
Uwer befaming vermonkelt aller blamen tot wolst!
Uw winstbevogeling geboort ons tot verheden verpulst.
Moog die minstgeringste piezelkruim verhoogzegend zijn…”

‘Met dit ochtendgebed begonnen de Boiknezen hun dag’, aldus
Per Sjørholm, de Narvikse postbode die zich geroepen voelde het
eeuwenoude manuscript uit de IJslandse Boiktapi-cultuur te vertalen.
Het zeewierschrift liet zich niet makkelijk decoderen zoals bovenstaand citaat laat zien.

‘Een duistere tekst vol onvertaalbare begrippen die alle ruimte aan de wildste speculaties bieden’, vertelt Sjørholm in zijn eenvoudige fjordwoning.
Een markante figuur…vrijwel het gehele gezicht van Per is witbehaard, alleen zijn voorhoofd en rode appelwangetjes schijnen door het haar heen.

‘Toch laat die laatste frase van het gebed niets te raden over’, vervolgt de vertaler zijn betoog, ‘het toont aan dat in de dingloze samenleving der Boiktapi het minste geringste de hoogste eer bewezen werd!’
Sjørholm blijkt zichtbaar aangedaan door zijn constatering.

Als ik hem vraag naar wat hem zo ontroert, legt hij uit:
‘Er zit iets heel moois in het eren van het minste geringste… waarom weet ik ook niet
goed…in het eerbetoon gaat het wellicht niet om datgene waaraan eer wordt betoond maar om de daad van het eren zelf!’
Aan het eind van het vraaggesprek informeer ik naar de vertaling…hoe ver hij nu gevorderd is. Per begint te glunderen en te lachen.
‘Ach, het is mijn levenswerk geworden, maar… misschien gaat het ook hierbij meer om het vertalen dan om datgene wat onvertaalbaar is!’

N&I

Het horloge herinnerde zich met vooruitziende weemoed die goeie ouwe toekomst…
Dat legendarische ‘later’ , dat later waar alles beter zou worden…
dan zouden er nog eens tijden aanbreken…
Het paradoxale was dat die goeie ouwe toekomst een herinnering aan een ‘vroeger’ was, een vroeger, waarin alles slechter was dan ‘later’.

In dit heden is niets beter of slechter dan in welke tijd dan ook.
Het heden is gewoon blijvend het heden,
een oneindige ruimte die zich gapend uitstrekt in het bed van stilte.
Een ruimte zo lui als het eeuwige.

De wens om die ruimte te zijn kon niet anders dan imploderen tot…
Alleen een stilstaand horloge weet blindelings hoe laat het nooit & immer is.
Pas nu het horloge stilstaat weet het hoe getikt het altijd is geweest.
Gewekt door een geluid dat nimmer klinkt.

Gast

Het was tegen bedtijd dat er bij ons onverwacht werd aangebeld.
‘Goedenavond !’, zei ik terwijl mijn man over mijn schouders meekeek.
‘Waarmee kunnen wij u van dienst zijn?’, vulde hij mij aan.
‘Heel mooi, ik ben namelijk ‘de Gast’ , sommigen noemen mij ook wel ‘de lang verwachte’.
‘Wat bijzonder!’, zei ik, ‘maar wat is uw vraag?’
‘Bent u nog gastvrij?’
‘Inderdaad, we hebben geen gasten’, zei ik verwonderd.
‘Nee, we zijn onbezet’, verduidelijkte mijn man onze gastloze toestand.
‘Mooi, heel mooi’, zei de gast weer.
We raakten door de situatie in verlegenheid.
‘Komt u even binnen’, flapte mijn man er uit.
Waarop de gast daadkrachtig langs ons heen stapte richting onze huiskamer.
Slaperig volgden we.
De gast nam vrijpostig plaats in mijn nog warme fauteuil, pakte mijn boek…
las even een frase en sprak nogmaals zijn lievelingswoorden uit:
‘Heel mooi!’
‘Wilt u mischien iets drinken?’,vroeg mijn man in een reflex.
‘Nee dank u, ik drink nooit’.
‘Nooit? informeerde ik verbaasd, ‘iets eten dan?’
‘Nee, ook niet nodig hoor, dat zijn toch oude, overbodige gewoontes’, concludeerde de gast.
We keken elkaar onthutst aan…wat moesten we ….
‘Bent u onderweg…ergens naartoe?’, probeerde ik het ijs te breken.
‘Nee hoor, ik ben al blij dat ik hier eindelijk ben…ik zit hier goed!’
‘Maar…wanneer gaat u dan weg?’, vroeg mijn man voorzichtig.
‘Weg?’, vroeg de gast ,’ik ben er net!’.
………………….
‘Maar wij willen graag naar bed’, legde ik onze gast voor.
‘Ga gerust uw gang, doe alsof u thuis bent!’, zei de gast joviaal, ‘ik red mij wel’.
Ik wenkte mijn man om onze vertrouwde huiskamer te verlaten.
In de slaapkamer moest ik hem sussen om alle spookbeelden uit zijn hoofd te praten.
Daarna ging ik terug naar de huiskamer om orde op zaken te stellen.
Gewapend met een paar krachtige zinnen en argumenten zou ik onze huiskamer terugveroveren.
Toen ik helemaal opgeladen het woord wilde nemen zag ik dat mijn fauteuil leeg was.
De gast was niet meer in de kamer. Ik voelde aan de zitting nog de warmte.
De gast kon nooit ver weg zijn. Koorstachtig doorzocht ik het hele huis…
nergens en spoor van de gast te bekennen. Ik draaide de voordeur op het nachtslot.
De volgende dag vroegen wij ons af of het wel echt gebeurd was.
Vreemd genoeg bleven we beiden de aanwezigheid van de gast voelen in de weken na het bezoek. Ik betrapte mijzelf erop dat ik soms achter deuren keek voor de zekerheid.
Laat in de avond zie ik soms nog in de ogen van mijn man mijn eigen angst…er zal toch niet aangebeld worden?

Nagcafé

Wilt jij nog een veertiggranenkoek bij je goedenachtrus-thee
Nee gekko, doet mij maar een Tompoes met nog een dubbele..
Een dubbele wat dan?
Ken mij ‘t schelen Kegel, als het maar dubbelt is.
Jaja, zalig zijn de schelen…die zien alles dubbelt…
jij loens anders ook al aardig gozert….
Je heb al drie dubbele in je murf weggespoeld.
Arie, deze balieman zeg net dat de tompoeze op zijn.
Ook goed, doet dan maar een veertiggranengebakkie.
Zeg Kegel, hoe laat sluiten jullie eigeluk?
Wij sluite nooit niet!
Hoort je dat Arie, ze hebben geeneens geen sleutel!