Lopende band

Hiroshi vluchtte
angst voor de lopende band
Fuji troostte hem

wat moet een strijder
nietsontziende samoerai
in een zeewierfabriek?

in steriel wit uniform
geen eer aan te behalen
geen zwaard maar een vork

gillend gek werd Kiku
samoeraikreten slakend
in dwangbuis afgevoerd

Hiroshi verdween
als vermist opgegeven
Tojo vond hem in de schrijn

zijn vader zocht hem op
op zoek naar een opvolger
gouden aanbod geweigerd

Tojo werd zijn gids
sluit vrede met de Kami
dat was zijn advies

leef volgens Shinto
reinig je van alle vuil
de schrijn werd zijn thuis

Voortvluchtig

de dagjestoerist
zoekt naar een mooi aandenken
van waar hij nu is

thuis verlangt hij naar
een reproductie van zijn
gemiste beleving

zijn huis staat nergens
Fuji is slechts achtergrond
van zijn vervreemding

een mooi souvenir
onbezield surrogaat
wrijft zoet in de wond

een geheime pijn
drijft hem tot wereldreizen
voortvluchtige luxe

elke aankomst een vertrek
elk vertrek heimwee
naar wezenlijk geheeld zijn

Hiroshi laat ze met rust
de boeddhaschrijn zien
bodemloos Nirvana-land

bepaald geen pretpark
sanatorium Fuji
geneest uw reiskoorts

Doodkalm

Hiroshi was ooit al eens
samoerai geweest

hij werd herboren
wist elk ritueel nog

wat wil je worden later?
vond hij een belediging

zag je dan niet nu?
deze krijger in elke vezel

hij onthoofdde je doodkalm
met zijn houten zwaardje

ouders vreesden hem
angstaanjagend fanatiek

Hiroshi werd groot
en een bezienswaardigheid

oude tijden herleven
Fuji’s samoerai

serveert nu sushi
aan een vijand die betaalt

onderscheidingsvermogen
is zijn scherpste zwaard

Oude jongen

De Oude en de jonge jongen zaten voor het huisje naar de zonsopgang te kijken.

‘Hoor je die stilte, Vaal Veulen?’

‘Nee, ik hoor niks’.

‘Mooi zo, ik hoor nu oorsuizingen, vroeger kon ik ook niks horen maar mijn oren gaan achteruit…nu beginnen mijn oren zelf liedjes te fluiten’.

………..

‘Zie je die verdwenen wolk daar naast dat verbleekte maantje?’

‘Nee, ook niet, ik zie alleen maar blauwe hemel’ ,zei Veulen.

‘Mooi…maar ik zie toch duidelijk een vaag wolkje…ach ja, het zal wel staar zijn, mijn ogen worden troebel….dat zie ik glashelder’.

……….

‘Voel je wel dat de wind is gaan liggen?’ ,vroeg Tandeloos even later.

‘Nee, ik voel helemaal geen wind!’

‘Ik voel haar op mijn arm!’ ,grinnikte Tandeloos.

‘Hoe kan dat, u hebt geen haar meer op uw armen!’ ,lachte Vaal Veulen.

‘Nee dat klopt, ik ben onderhand al zo kaal als de maan’.

Nu besloot Veulen zijn oude vriend te verrassen met een vraag:
o

‘Ruikt u dat,meester Tandeloos? Deze bloem hier heeft geen geur!’

‘Misschien vergis je je, Veulen. Wellicht heeft ze geen geur meer over…of heeft ze nog geen geur…wellicht is ze een avondbloeier, net als ik…ruik maar eens vanavond’ ,mijmerde Tandeloos.

……….

De zon was nu volmaakt rondgegroeid boven de einder, oranjerood als een bloedsinaasappel.
Tandeloos raakte door de kleur in vervoering:

‘Moet je deze zon eens proeven Vaal Veulen! ….ze smaakt…ze smaakt naar…naar meer…naar…..’

‘Naar alles!’ ,vulde Veulen aan, ‘alles krijgt haar smaak van deze zon’.

Tandeloos likte z’n lippen alsof hij de zon zojuist had ingedronken.

Vaal Veulen genoot van zijn oude vriend die net als de zon straalde, oranjerood…
alsof hij in bloei stond…en dat in de ochtend.

Uitgepakt

geisha is te mooi
te mooi om uit te pakken

volmaakte Furoshiki
de nacht brengt uitkomst

handen zien alles
in de diepste duisternis

schuchter getast naar
huidige vergezichten

tweeheid opgeheven
het al binnen handbereik

waar wat wie hoe is
geisha uitgepakt?

uiterste discretie
niemand aanwezig

ontlastend bewijs
is zomaar weggegiecheld

Spul

‘Weet jij eigenlijk, Vaal Veulen, wat water is?’ ,vroeg Tandeloos zomaar tussen neus en lippen aan Vaal Veulen, alsof dat de gewoonste vraag ter wereld was.

Veulen had net een slok willen nemen…hij bleef stil, er zat vast weer iets achter…
‘Waarom vraagt u dat aan mij, weet u het zelf niet?’ , antwoordde Veulen slim om het antwoord te ontwijken.

‘Inderdaad, hoe wist je dat Vale, dat ik geen idee heb wat water is, je bent een slimme jongen dat je weet dat ik dat niet weet?’

Vaal Veulen keek bedenkelijk naar de Oude die gewoon doorvroeg:
‘Maar vertel mij alsjeblieft, dit glas water, wat is dit in hemelsnaam voor spul?’

Veulen voelde nattigheid, maar hij moest nu wel een verklaring voor water gaan verzinnen:
‘Het is nat….vloeibaar….je kunt het drinken…erin zwemmen’.

‘Ja, dat weet ik zelfs nog’ ,zei Tandeloos, ‘maar dat zijn kenmerken, namen voor eigenschappen en bruikbaarheid, maar wat is water voor spul?

‘Spul?….wat bedoelt u, water is zo waterachtig…waar wilt u naartoe?’

‘Weet je, dit water is nu vloeibaar, maar soms is het zo hard als ijs, kan het rotsen breken…of soms zo zacht als sneeuw zijn…dan weer vervliegt het tot waterdamp…het kan alle vormen aannemen en tegelijk kan het vormloos zijn als de wind….zie je die wolk daar?…zwevend water, misschien is het wel een voormalige ijsberg die daar hoog in de hemel drijft? ….water is in de lucht die we ademen, we leven binnen een dampkring van het water…als vissen op het droge!’ , grapte Tandeloos.

‘Voormalig…Vissen?…IJsberg?’ , herhaalde Veulen duizelig, ‘Water heeft inderdaad niet één verschijningsvorm’.

‘Begrijp je nu wat ik niet begrijp?’ ,vroeg Tandeloos.

‘Goed, ik geef toe dat ik ook niet weet wat water is’ ,erkende Veulen.

‘Dan begrijpen wij elkaar’ ,zei Tandeloos, ‘kom drink wat water….proef het goed, en vertel: waar smaakt dat naar? En als je dat proeft, wat weet je dan?’

Veulen nam nipjes uit het glas water.
‘Het smaakt niet echt naar iets, het smaakt eigenlijk nergens naar!’

‘Zo is het, je weet niet wat je proeft en dat niet weten noem je dan water!’ ,zei Tandeloos rustig.

‘Op school leerde ik dat water uit twee waterstofjes bestaat en één zuur stofje!’,
probeerde Veulen te verklaren.

‘Dat is interessant, maar wat is dan een waterstofje? En wat is een zuur stofje?
En waarom zijn er twee waterstofjes nodig en maar één zuurstofje om water te maken?
Met andere woorden: eerst wisten we één ding niet, en nu weten we twee dingen niet!’

‘Maar water is gewoon water omdat het nu eenmaal zo is!’

‘Omdat het zo is? ,wat is ‘Zo’ dan?…is water niet juist ongewoon, is water niet mysterieus, ongrijpbaar…probeer het maar eens te grijpen, zonder water zou er geen leven bestaan, het is niet vanzelfsprekend dat het er zomaar is’.

‘Is het gewone dan een wonder?’

‘Weet je Veulen, als we nu al niet weten wat water precies is, wat weten we dan eigenlijk wel precies?’ ,vroeg de Oude zich af.

‘Dat het gewone helemaal niet zo gewoon is?’

‘Jij zegt het…als we ergens een naam voor verzonnen hebben wil dat natuurlijk niet zeggen dat we iets begrijpen, als we dat inzien kunnen we aan de naam voorbij gaan en verder onderzoeken’.

‘Is het niet wonderlijk dat we het wonder niet zien in het gewone dagelijkse leven?’ ,vroeg Veulen.

‘Heel wonderlijk’ ,beaamde Tandeloos, ‘bestaat er wel een gewoon dagelijks leven?’

Vaal Veulen keek in zijn glas, naar wat er in had gezeten.