Futiele fenomenologie van het Hek.
Taal is de afbakening van dingen, in benaming, in begrippen, concepten. De denkwereld wordt afgepaald …bepaald door taal.
Zo lijken we grip te krijgen op de wereld, zo denkt men zich een wereld toe te eigenen.
Ook claimt men zijn identiteit door zich met taal te onderscheiden van anderen.
Wil de neiging om zich te onderscheiden van anderen niet zeggen dat wij als essentie al identiek zijn met die ‘ander’? Waarom zou je die moeite doen als je die gegeven eenheid wenselijk zou vinden? Maar wenselijk of niet, het zijn is geen keuze, zijn is zoals het is, of we het leuk vinden of niet.
Het fysieke equivalent van die talige afbakening is natuurlijk het hek…het tuinhekje,
de prikkeldraadomheining, de tralies, de landgoedafrastering, de verdedigingswal, de gated community, de landsgrens. Zo bezien is de fysieke harde werkelijkheid een letterlijke afspiegeling van de taalverkaveling in de geest. Willen we de verdeeldheid begrijpen kijk dan naar de taalverkaveling die de buitenwereld inrichtte, een woud van hekwerken. En willen we daarna nog iets zeggen over de eenheid, over onze gemeenschappelijke essentie die ons onlosmakelijk verbindt?
Zwijg dan vooral heel langdurig. Elk woord zou de stilte van deze essentie verstoren.