Abstracte figuratie


Het wonder van de eerste keer is het eenmalige.
Het geheugen gooit soms roet in het eten.
De tweede keer dreigt dan een weerspiegeling van de eerste keer te worden: een slap aftreksel van die verse, unieke eerste keer.
Als dat zo werkt, is de eerste keer een brandmerk geworden waar latere keren niet aan kunnen voldoen.

Ik heb lang getwijfeld aan het onderscheid abstract en figuratief in de kunst.
Er klopte iets niet, ik kon het alleen niet verklaren.
Mijn stelling is nu, dat je geen enkele abstracte vorm kunt bedenken die vormloos is.
Die illusie kun je alleen koesteren als je die vorm eenmalig zou zien.
De vorm zit echter in je geheugen, dus als je er maar aan denkt is die vorm al iconisch geworden: je herkent de vorm, hoe vormloos die zich ook toont.
Het vormloze wordt dan de vorm.
Met figuratief worden herkenbare vormen bedoeld, verwijzend naar de realiteit.
Hoe de ‘werkelijkheid’ ook wordt geabstraheerd, zolang je er iets in herkent, geldt het als figuratief.
Wie de natuur onderzoekt, ziet dat er veel vormloosheid (abstractie?) in voorkomt.

Iedereen kent wel de Rorschach-test waarbij lukrake, gespiegelde inktvlekken worden getoond.
De kijker mag die dan interpreteren.
De meeste mensen projecteren herkenbare objecten in de figuratie, zoals men in wolken van alles denkt te herkennen.
Slechts een enkele waarnemer verklaart: “Ik zie hier een inktvlek die gespiegeld is, doordat de bladzijde is dubbelgevouwen.”
Dat de onderzoeker niet anders verwacht dan dat men gaat projecteren, speelt een bepalende rol.
Over het algemeen wil de onderzochte graag goed presteren en beantwoorden aan verwachtingen.
De spiegeling geeft trouwens mooi aan hoe herhaling van een lukrake vorm een bedoelde vormgeving suggereert.

In de muziek werkt het ook zo, met dit verschil dat een melodie zich chronologisch in de tijd ontwikkelt.
Als er zich in die melodie geen herhalingen voordoen, dan ontstaat er geen vorm.
De gangbare muziekstromingen gebruiken herhaling als vormgevend principe.
Herhaling is spelen met de menselijke verwachting.
Zonder geheugen zou verwachting niet bestaan.
In de twaalftoonsmuziek — dodecafonie — is dit principe uitputtend toegepast: vooral geen herhalingen, maar steeds variabele intervallen.
Eigenlijk zou je deze muziek kunnen typeren als het krampachtig vermijden van herhaling, in de hoop iets unieks en eenmaligs te creëren.
Als deze werken eenmalig uitgevoerd zouden blijven, dan zou je weer de illusie van vormeloze abstractie kunnen hebben.
Met vele van deze werken is dat ook het geval geweest, ze waren kennelijk niet iets waar het publiek op zat te wachten.
Bij de tweede uitvoering zou het publiek het werk al meer gaan herkennen en bij frequente beluistering zou er zelfs een verwachtingspatroon ontstaan.

Hoe kun je nu het brandmerk van de eerste keer vermijden?
Ten eerste: door niet te proberen iets te vermijden.
Ten tweede: door het geheugen niet te koesteren, niets te willen vasthouden als herinnering.
Ten derde: door je te realiseren: “Als ik eerlijk ben, weet ik niet wat ik zie. Iedere definitie doet de werkelijkheid te kort.”

Zo zou iedere keer weer opnieuw een eerste keer kunnen zijn.

Geef een reactie

Het e-mailadres wordt niet gepubliceerd. Vereiste velden zijn gemarkeerd met *