Bergen

Vaal Veulen ging ‘s morgens vroeg nietsvermoedend aan tafel zitten.
Een bleek zonnetje was net over de kim geklommen. Opeens had de Oude de woorden uitgesproken, zomaar uit het niets klonken ze. Tandeloos had opvallend zachtjes gesproken:

‘Dierbaar Veulen, dank je wel voor alles wat we hier samen hebben beleefd, het is nu echter…’

Na deze zin had Veulen niets meer in zich kunnen opnemen…
De jongen had geschrokken naar Tandeloos gestaard.
Het idee dat de oude hem zou verlaten.
Hij wist dat er ooit zoiets zou kunnen gebeuren, maar nu?
Dat hijzelf eens zou vertrekken voelde hij wel aankomen, maar dat die oude Tandeloos zelf verder zou trekken op zijn levensreis…overrompelde hem. Tandeloos zag zijn verwarring en stelde hem gerust met een kopje thee.

‘Waar gaat u dan naartoe?’ ,vroeg Veulen bezorgd met een diepe rimpel tussen zijn wenkbrauwen.

‘Vaal Veulen, de bergen roepen mij, ik mag ze niet langer laten wachten…
mijn leven lang heb ik op hen gewacht, dat zij naar mij toe zouden komen, maar ze hadden altijd gewichtiger zaken te doen…en geloof mij, ik heb ‘mijn oudste vrienden’ vaak uitgenodigd’ ,verklaarde Tandeloos met een verontschuldigende glimlach.

‘Wat gaat u daar dan doen, daar hoog in de bergen?

‘Ik…ga mijzelf verbergen, dat wil zeggen…ik zal helemaal in de bergen opgaan…
Trouwens…je kunt gerust hier blijven als je wilt, ik neem niet veel mee, de bergen voorzien mij van alles wat nog nodig is…dan kun jij hier rustig zoeken en iets moois vinden om in op te gaan!’
De oude keek vredig naar niets in ‘t bijzonder.
Veulen wist niet wat hij moest zeggen…moest hij niet nog iets vragen?

‘Ik ben bang dat ik u nog iets moet vragen voor u vertrekt, maar ik kan nu niet bedenken wat….is er nog iets wat u mij wilt toevertrouwen?’

Tandeloos bleef eindeloos de verste verten afgrazen met zijn bijna blinde blik.
Hij kuchte en slikte even voor hij weer kon spreken.
‘Het lijkt alsof het niets voorstelt, maar het omvat alles…,zei hij schor, …’Niemand in het Bijzonder’ ,je kent hem wel ,hij vertrouwde mij ooit het volgende toe…ik was nog een jonge jongen moet je weten’.

Vaal Veulen wachtte ademloos benieuwd.

‘Waardeer het minste geringste als het hoogst verhevene….
en alles zal zich ontvouwen’

Veulen herhaalde het zinnetje inwendig.
‘Hoe moet ik dat begrijpen?’ ,vroeg Veulen ontgoocheld.

‘Simpelweg, door het dit moment te leven…
wat is het minste geringste? , vroeg Tandeloos.

‘Niets…natuurlijk’ ,zei de jongen in verwondering.

‘Ik vertrek pas over drie dagen, als de maan vol genoeg is om het bergpad te beschijnen’ ,legde de oude jongen uit.

De rimpel die Vaal Veulen tussen zijn wenkbrauwen had was verdwenen.

Geef een reactie

Het e-mailadres wordt niet gepubliceerd. Vereiste velden zijn gemarkeerd met *