Boot

Wij waren tamelijk arm van huis uit. Een huisportemonnee hadden we niet. Het losse geld slingerde zo’n beetje door het hele huis, in broekzak, in jaszakken, in kapotte voeringen.
Als er een brood gekocht moest worden werd iedereen in huis beroofd inclusief de spaarvarkentjes van de kinderen. “Geld kun je niet eten”, zei ons moeder dan.
Ik weigerde dan ook grootmoedig om nog zakgeld aan te nemen. Zo dacht ik mijn ouders ietsepietsje rijker te maken…en dat leek te lukken want daarna gingen we elk jaar op vakantie. Het geval wilde dat we geen roeiboot hadden, maar wel veel roeispanen.
Zoiets zei mijn vader vaak: “Het geval wil dat…”
Ik vraag mij tot op vandaag de dag af wat of wie dat geval is?…Maar goed…
Het geval wilde dus dat we naast de sloot gingen zitten en met de spanen door het water roeiden, soms met het hele gezin, twaalf man sterk. We waren een goed team, zei mijn vader. Mijn vader roeide zelf niet, hij stond aan de kop van de bootsloot en riep dan dat er land in zicht was, dat we voorzichtig naar voren moesten lopen om daar aan de kant te stappen. Gelukkig waren wij goedgelovige kinderen anders hadden we nooit op vakantie gekund. Als iedereen veilig aan land was dan liep vader aan de andere slootkant het maïsveld van de boer in.
Daar dwaalden we doorheen en aten onderweg suikermaïskolfjes. Als ongewassen bemodderde varkentjes kwamen we dan weer thuis waar moeder ons met de tuinslang schoonspoot. Gelukkig hadden we één hele grote harde droge handdoek.
Een buurjongetje dat bleef beweren dat mijn vader over die boot loog heb ik maar in de sloot geduwd…om hem te overtuigen of misschien gewoon omdat het ‘geval’ dat wilde.

One thought on “Boot

Geef een reactie

Het e-mailadres wordt niet gepubliceerd. Vereiste velden zijn gemarkeerd met *