Vieren en delen


In de dystopische belevingswereld van Franz Kafka
was de ultieme nachtmerrie dat men tijdens vredige nachtrust
plots zou veranderen in een afzichtelijk insect,
om daarna als ongedierte te worden verdelgd
en opgeveegd met stoffer en blik.
De huidige nachtmerrie, die ons nu wordt voorgeschoteld
als een wensdroom, bestaat uit de dreiging van instant roem…
of je wilt of niet.
Wie vredig in de weldadige schaduw van anonimiteit wenst te
leven kan bij toverslag tot een beroemdheid worden omgetoverd…
roem desnoods op basis van bekendheid.
Er lijkt voor de naïeven onder ons nog wel iets aantrekkelijks
in te zitten zolang roem nog de kwaliteit heeft van het vieren
en delen van het ware, het schone en het goede…
Ware het niet dat roem bij blikseminslag kan omkeren naar het
slechtste, het lelijkste en het meest leugenachtige wat de mens
helaas zo menselijk maakt.
Waarbij de massa zich handenwrijvend verzamelt op het plein van
de wereld om getuige te zijn van het vierendelen van de
beroemdheid.

Winstgraai


’Wie winst graait zal saai oogsten…’
zei Wildesheim ooit eens.
Later beweerde hij dit nooit te hebben gezegd,
hoorde ik van zijn anonieme intimi.
Dit bewijst maar weer dat iets verkeerd verstaan en daarna foutief citeren
ook creatief kan zijn, tot enige reputatie kan
leiden en soms gedenkwaardige aforisme levert…
De verveling van degenen die alles al hebben blijkt niet te
genezen met geld. Een teveel aan geld opent eindeloze kansen
om het meest overbodige te verwerven. De meesten doen dat dan
ook permanent. Dit buitenkansje is een dure valkuil die vele
doodverveelde levens opeist.
Hoe saai is een oogst die geen voeding biedt, terwijl toch
iedereen weet van alles berooid het graf in te gaan.

Dat is de onbetaalbare luxe van de armlastige.
Deze hoeft zich nooit bezig te houden met het overbodige.
Het onnodige ligt godzijdank buiten bereik.
Wat dat aan winst oplevert is ongekend.
De onverdeelde aandacht die dan overblijft brengt het minst
geringste naar boven. Zoals bekend zit het goddelijke in de
details en woont de essentie in het minste geringste dat het
absolute niets benadert..noem het desnoods benul of noem het niet of nooit.

Kwast

Er leefde eens ‘n schilder een pittoresk bestaan.
Al wat hij nodig had schilderde hij tevoorschijn…’n liefde, ‘n huis,
‘n schoorsteen die rookte, ‘n wereld van verschil.
Wilde hij bijvoorbeeld graag zitten dan schilderde hij een stoel…
of hij schilderde gewoon ‘n appel en ‘n ei en betaalde daarmee.
Kreeg hij het benauwd dan schilderde hij luchten, zeeën van ruimte
om te kunnen ademen…of een bos om in te wandelen.
Had hij honger dan schilderde hij ‘n brood en besmeerde het met eer.
Voelde hij zich somber of verveelde hij zich dan schilderde hij
zijn lust en zijn leven, wat een verbeelding.
Had hij geen spiegel dan schilderde hij zichzelf…als wat dan ook,
zoals niemand hem ooit zag. Het was een mooi portret, sommigen
zouden bijna zeggen, ‘n vreemde kwast…met een rijk palet.
Soms zat hij zichzelf in de weg, dan verdween hij in het schilderen,
de kwast nam hem over en schilderde hem, net zo lang tot hij
uit de verf kwam…tot hij werkelijk weg was.

De reli-detective


Als Bor van G. ooit van zijn uitgever een detective had moeten schrijven
dan was het de volgende geweest:
“Het geval Friedrich N. versus G…”. -een reli-detective-
Er bestaat echter wel een flaptekst van deze nooitgeschreven ‘pageturner’ :

Had N. de dood van G. eigengereid vastgesteld of laten vaststellen door een forensisch arts? Niemand anders dan hij wist het van het abrupt overlijden.
Maar waarom was het stoffelijk overschot van G. dan nergens te vinden?
Hoe kon F.N. de dood van een spoorloze onomstotelijk vaststellen?
Werd F.N. hierdoor niet zelf hoofdverdachte of minstens kroongetuige van een mysterie ofwel een misdrijf.
Of riep deze casus juist de vraag op of G. ooit wel geleefd zou hebben?
F.N. was buitengewoon stellig in zijn constatering geweest.
Zijn overtuiging vond weerklank in alle gelederen van de samenleving.
Zelfs op straat stond op muren in grafitti te lezen:
‘… G. is dood’, ondertekend met F.N.’
Inmiddels staat ernaast gekalkt op dezelfde muur:
‘…F.N is dood’, ondertekend door G.
Is hier sprake van een perfect misdrijf waardoor G. spoorloos verdween?
Of heeft G. nooit bestaan?
Uitgaande van deze laatste hypothese rijst de vraag waarom F.N. zijn leven er aan wijdde om te bewijzen dat G. was overleden. Een nogal vergeefse en contraproductieve onderneming omdat juist het doodverklaren voor onweerlegbaar bestaansbewijs zorgt.
De slotscène van deze dikke pil speelt zich af in de rechtszaal waar N. zich in onmogelijke bochten wringt om zich van schuld door karaktermoord vrij te pleiten.
Helaas keert elk argument keert zich tegen hem. De rechters oordelen zijn krankzinnige logica als geniaal, want zodra het gezonde verstand iets niet kan volgen moet het wel geniaal zijn. Leidt dit tot vrijspraak of vervolging?

Friedrich’s peren


Sinds de veronderstelde dood van God,
(nog bedankt Friedrich voor die hardgebakken peren)
sindsdien is er ook flink geknaagd aan de autoriteit van zijn enige zoon op aarde. Bij gebrek aan beter grondpersoneel
heeft inmiddels een reeks aan superhelden gesolliciteerd naar de functie van verlosser… Superman, Spiderman, Zorro, Batman, Archie de Man van Staal.
Als surrogaatgoden kwamen zij onvermoeibaar & pro deo in actie om onrecht te vergelden en al wat krom was recht te buigen.
Ze verrichtten minstens zoveel wonderen als hun bescheiden voorganger…vliegen zonder vleugels,bovenmenselijk gewichtheffen, over plafonds lopen, maar vooral meedogenloos & onverslaanbaar zijn.
Dit laatste is vooral onderscheidend, want nooit lieten ze zich aan een kruis nagelen om de mensheid te verlossen. Een andere wang toekeren was ook niet echt aan hun besteed.
Ze hanteerden het geweldsmonopolie als toppunt van ethiek.
Niet zo verwonderlijk, omdat deze idolen zonder uitzondering uit het land van de ongewenste mogelijkheden geboren zijn, niet alleen onbevlekt ontvangen, maar ook nog zonder moeder ter wereld gekomen. Onverwoestbare geweldenaren.
(Overigens Friedrich, het lijk is nooit gevonden)
Wij zijn mensachtigen met een uitdaging. De uitdaging bestaat eruit om het zonder hulp van superhelden te stellen en gewoon te zijn, natuurlijk te zijn, op zichzelf te staan als een boom met wortels ondergronds verbonden met het bos.
Zo schijnbaar gewoon is al bijzonder genoeg, buitengewoon en mysterieus. Wonderlijk is dat juist deze aangeboren staat zo moeilijk bereikbaar lijkt. De moeilijkheidsgraad van de eenvoud.
Nooit zul je ‘de Man van Staal’ Spider of superman bij de dokter zien zitten, of naar de wc gaan, stofzuigen of afwassen. Nooit zie je ze slapen of uitzieken onder de dekens en nooit zul je ze zien spelen, muziek maken of tuinieren.
Hier ligt de grote uitdaging voor de mensachtigen.

Vindvader

Mijn vader had zijn ogen niet in zijn zak. Altijd wist hij iets te vinden, op straat, onderweg, op het strand. Niet dat hij iets zocht of kwijt was, maar waar hij ook was viel er wel iets te vinden. Iets wat kennelijk gevallen was.Hij raapte het op, nam het mee, maakte er iets van.
In moeilijke situaties vond hij ook altijd iets, een oplossing. Hij zag terplekke hoe het ook kon en fabriceerde dan met wat er toevallig was een reparatie.
Nu heb ik niet zijn ogen, maar wel zijn manier van kijken overgenomen. Door met hem mee te kijken, vanuit vele gezichtspunten. Net als hij hou ik van problemen. Wat is er leuker dan oplossen? Wat is er bevrijdender dan nergens een probleem van maken?
Improvisatie is niets anders dan spelenderwijs dissonanten laten oplossen, ‘foute’ noten naar een harmonie leiden.
Zonder foute noten ontstaat er geen muziek, je krijgt wezenloze New-Agemuzak. Improviseren betreft niet alleen muziek, het strekt zich uit in het hele bestaan.
Soms zie je binnenhuisarchitectuur met een perfect design,
geen vlekje, geen kleur die vloekt, geen onvertogen woord.
In zo’n interieur zou ik best wel dood gevonden willen worden, zolang ik er maar niet in hoef te leven. Een ambiance die af is is dodelijk vervelend.
Op zondag stonden wij wel eens voor het raam te kijken naar de keurig getemde kerkgangers. De vaste burchtkerk stond prominent in ons blikveld. Een toevlucht voor de zijnen.
Mijn vader zei dan achter de vensterbank met de bloeiende Christusdoorn: “Kijk, daar gaat de Stalen Jezus “, knikkend naar de voorbijschrijdende dominee. Ook dat vond hij.
Een mooi vertogen woord om de harmonie van de zondag wat leven in te blazen.

Door Dik en Dun

Dankzij twee heiligen ben ik goed gelovig geworden.
Meestal treden heiligen alleen op
door zich terug te trekken in een grot of een kloostercel.
Maar deze twee traden altijd samen op,
om het boodschaploze over het voetlicht te brengen

Ik zag ze al jong voor het eerst…niet in de kerk, maar op televisie.
Al ver voor mijn tijd hielden ze hun hilarische erediensten
in de bioscoop, die hun kerk was.
Samen belichaamden ze een naïef heilige onschuld.

Hun evangelie bestaat nog altijd uit het
wereldwijd verspreiden van de slappe lach.
Hun helende leer bestaat uit onbedoelde humor,
die een initiatie is in het niet meer weten.
Hun lachwekkende gebed is niet verplicht, maar niet te vermijden.
De lach is namelijk een gebed dat onmiddellijk verhoord wordt.
Je zou ze blindelings willen volgen naar waar dan ook,
als ze niet zo onnavolgbaar zouden zijn.
De dikke heilige, die alles beter weet wordt
in een van meest gedenkwaardige evangeliën
door de dunne terecht gewezen op de krokante bodem
van onze bestaansgrond:
“Ik ben al meer vergeten dan jij ooit zult weten…”

Zonder elkaar zijn ze onbestaanbaar.

Eigen wolk

In de hemel werd voor een nieuwe wind gekozen
om daar te gaan waaien en wild de scepter te zwaaien
over het weer en haar omstandigheden.
De nieuwe bewindvoerder blies hoog van de toren
om alvast een frisse wind aan te wakkeren.
Wolken die de zon verduisterden moesten maar weg
naar hun eigen horizon. Hij beloofde het klimaat te
verbeteren met zuiver binnenlands windbeleid.
Onder declamatie van zijn leus ‘Eigen Wolk Heerst’
verzamelden zich kuddes blaasgrage wolken.
Als het aan hun lag gingen alle hoge bomen om.
De bewindvoerder beloofde plechtig dat er voortaan
geen neerslag van betekenis meer zou vallen.
De hemel zou eenmaal schoongeveegd
alle ruimte aan de zon geven.

Betoverspul


Voor kinderen zijn ouders goden.Ze zijn hun scheppers.
Begrijpelijk dat deze goden op een voetstuk staan.
Vanuit niets hebben ze voor het kind talloze perspectieven
geopend…belevingswerelden…zeeën van mogelijkheden.

Vraag je ouders later niet hoe ze dat toch hebben gedaan.
Dan blijkt dat ze er geen vinger naar hebben uitgestoken.
Meestal is de uitkomst: het gebeurde gewoon.
Goden blijken dan ook maar betoverde mensen.
Betoverd door de verbeelding.

‘Echte’ goden hebben het vermogen om onzichtbaar te zijn,
vandaar dat ze zo tot de verbeelding spreken.
Ze zijn totaal afhankelijk van menselijke verbeeldingskracht.
Van ‘echte’ goden kunnen we ook niet meer verwachten
dan de verbeelding ons toestaat.
Echte goden ontstaan waar het voorstellingsvermogen begint
en eindigen bij het onvoorstelbare.
Dat is hun denkbeeldige lichaam waarmee ze de wereld betoveren…heel geestig.
Tenminste in mijn verbeelding.

Genealogica

Mijn verst verwijderde en meest nabije voorouders waren soms wijs,
soms behoorlijk goed van de wijs, soms misdadig, soms goedaardig,
vrijgevig, gierig, gewetensvol, onbetrouwbaar, volgzaam, opstandig,
vindingrijk, fantasieloos…
Noem het maar op, ze waren het allemaal…samen.
Genen worden gezien als het estafettestokje van de evolutie.
Maar genen kunnen natuurlijk gezien niets zonder ‘nurture’.
’De mens’ bestaat natuurlijk niet, of beter gezegd nog niet,
elk mens is niets dan steeds weer deze ene unieke mogelijkheid
om alle vooroudelijke vermogens en onvermogens te realiseren
dan wel te negeren…Genen zijn een gegeven, als vloek of als zegen.
Of deze gegeven genen worden verzilverd is maar de vraag, een open vraag.
Om genen te verzilveren is aanleg nodig of het talent om
ongewenste aanleg te vermijden.
Onvermogen kan dus net
zo’n zegen zijn als een te benijden talent. Rampen voorkomen
dankzij een onvermogen moet niet worden onderschat.
Dit laatste talent is nu meer nodig dan ooit.