Denkbeeldhouwer

Vandaag de dag wandelde Hoelang dwars door de naaste omgeving van het naburigste dorp om zijn blik te verruimen.
Gaandeweg ontdekte Hoelang dat er geen einde komt aan de naaste omgeving, dat ook de naaste omgeving weer omgeven wordt door de verste verten, die weer door het grenzeloze worden omvat.
Het duizelde hem een beetje dat zijn vertrouwde omgeving zich zo voor zijn ogen uitbreidde tot in het onmetelijke.

Even buiten het naburige dorp liep hij langs een hoge haag, via een doolhof van hagen kwam hij in een binnentuin die toch buiten was.
Hoelang zag overal prachtige open ruimtes tussen de groeisels, ergens in het midden stond een man die behoedzaam hakkende bewegingen maakte rond het midden van een open ruimte, het leek op Tai-chi?
‘Wat een beeldige tuin is dit’ zei Hoelang bewonderend.
‘Mooi dat u daar oog voor hebt, voor een beeldentuin, de meesten zien het niet’
‘Waar bent u mee bezig, als ik vragen mag?’
‘Ik houw hier een nieuw beeld’ verklaarde de man wijzend naar de middenruimte.
‘Waar komt u trouwens vandaan’ zei de houwer die zich voorstelde als Kale Rots.
‘Ze noemen mij Hoelang zolang ze mijn eigenlijke naam niet weten, ik kom hier uit de naaste omgeving’
‘Ach, ik hoor het al, je komt uit Lifeng, dat zegt je accent’ ‘Wat voor beeld wilt u houwen?’ ging Hoelang verder.
‘Een, eh, een denkbeeld’ zei Kale Rots
‘Maakt u vaker denkbeelden?’
‘Louter denkbeelden’ hij kneep zijn ogen toe en beschouwde het beeld op afstand.
‘U bent dus denkbeeldhouwer’
‘Dat zou ik mij kunnen inbeelden, maar het gaat om uitbeelding’ Hoelang wees naar een andere ruimte,
‘Wat stelt dit denkbeeld voor?’
‘Het heet “De Vormgedachte”
‘Ik zie alleen ruimte’ zei Hoelang verwonderd.
‘Dat klopt, dat is bij ieder beeld, de ruimte erom heen schept de beeldvorm, maar mijn beelden zijn zeer ruimtelijk, ze beelden feitelijk de ruimte zelf uit!’
‘Dus de hele omgeving vormt het beeld?’ vroeg Hoelang
‘Zo zou je het ook kunnen zeggen’ zei Kale Rots opgetogen.
‘Maar waar is het beeld zelf dan gebleven’
‘Dat is natuurlijk denkbeeldig’ verklaarde de houwer geheimzinnig.
‘Uw werk is verfijnder dan subtiel’
‘Mijn werk vereist volmaakte materiaalbeheersing, als je iets teveel weghaalt blijft er niets van het beeld over’ waarschuwde Kale Rots, ‘Het is de kunst van het net genoeg weglaten’

‘Wat kost zo’n beeld?’ vroeg Hoelang.
‘Het is onbetaalbaar, voor niemand te koop, een denkbeeld kun je immers niet bezitten, het neemt jou in bezit!’
‘Hoe gaat dat in z’n werk?’
‘Kijk, je maakt ruimte in jezelf, zo dat het beeld bezit van je kan nemen, en blijf waarnemen, als het denkbeeld even niet beschouwd word verdwijnt het als sneeuw voor de zon’
‘Zijn ze zo kwetsbaar?’ vroeg Hoelang
‘Welnee, onverwoestbaar zelfs, omdat ze niet of nauwelijks bestaan, onverwoestbaar als de schaduw van een geur,
het onverwoestbare zit in het schouwen’
Hoelang was er stil van.

‘Welke denkbeelden heeft u nog meer gemaakt?’
‘Ik zal u een rondleiding geven als u wilt?’
‘Heel graag’ Hoelang volgde Kale Rots op de voet.

‘Holle Volte!’ Kale Rots gebaarde richting een nieuwe open ruimte.
Hoelang zag het voor zich hoe de holte zich vulde met alles, de naaste omgeving incluis, ze liepen rustig verder.
‘Dag van Nacht’ wees de houwer aan.
Hoelang zag hoe dag en nacht versmolten tot één tijdloos gebeuren.
‘Zie hier, Het Verzintuig!’
Hoelang kwam ogen tekort om alle verzinsels te kunnen volgen die uit het denkbeeld leken te sproeien als een fontein.
‘Mijn lievelingsbeeld, “De Droge Golf”
Hoelang werd overspoeld door een plotselinge dorst bij de eeste aanblik.
‘Heeft u iets te drinken voor mij? ‘
‘Natuurlijk’ zei Kale Rots met een grijns,’drink wat uit de bron bij het volgende denkbeeld’
Hoelang dronk het droge denkbeeld weg en waste zijn ogen even uit, hij wist niet wat hij zag.
Ik wil je nog één denkbeeld laten zien’
Kale Rots nam Hoelang bij de arm en leidde hem langs
‘De Inraking’ langs ‘Het Geurbeeld’ naar ‘Het Toeschouwende”
Hoelang zag ‘Het Toeschouwende’, hij zag het zelfs moeiteloos met zijn ogen dicht.
Hoelang vergat de tijd en wist niet hoelang hij al zo zat te kijken tot er een vlindertje op het denkbeeld ging zitten waardoor het onmiddellijk bezweek onder het lichtgewicht.

‘Wat vindt je ervan?’ vroeg de de denkbeeldhouwer.
‘Prachtige beelden’ verzuchtte Hoelang, ‘maar dat laatste zien is wel het mooist’
‘Zeker weten’ zei Kale Rots, ‘dat laten deze beelden zien, als je er oog voor hebt, zien zonder denkbeeld’
Hoelang liep door de naaste omgeving terug naar huis, het geurspoor volgend van soep…
Lifeng stond bekend om haar specialiteit.

Hoelang

Hoelang woonde zolang hij zich kon herinneren in China en toch was Hoelang geen chinees.
Dit kan natuurlijk ook iets zeggen over zijn matige geheugen of de afwezigheid daarvan.
Hoelang leek alleen vanuit de verste verte gezien op een chinees, zodra hij dichterbij kwam leek hij totaal iets anders, met zijn blauwe ogen en lange ranke gestalte.
Hij sprak vloeiend chinees toch merkte iedere chinees dat het niet zijn moedertaal was.
Er zijn verschillende verhalen over zijn herkomst, de meest voorkomende is dat hij slapend gevonden werd in een treinwagon op het eindstation van Lifeng, een gehucht van een handjevol huisjes op het bergachtige platteland.
Voor de treinstation aangelegd werd had het gehucht niet eens een naam.
Men vroeg zich af waarom een spoorlijn aanleggen naar een gehucht zonder naam?
De autoriteiten hadden verklaard dat een spoor toch ergens moet eindigen dus waarom niet in het midden van nergens?

De vreemde reiziger had geen bagage bij zich, zelfs zijn geheugen was ver te zoeken, zo was helder geworden bij zijn ontwaken.
In kleine gemeenschap stond hij voorlopig bekend als Hoelang vanwege zijn lange lengte. Voor chinese begrippen was hij uitzonderlijk lang, hij stak boven iedereen uit, verder leek hij onopvallend.
Gaandeweg leerde hij chinees spreken, gekleurd met dat typische lokale accent waardoor hij in de wijde omgeving werd herkend als afkomstig uit Lifeng.
Hoelang zat op het lokale openluchtschooltje bij de kinderen in de klas, onder de moerbeibomen.
Alsof hij opnieuw als een onbeschreven blad ter wereld was gekomen, klaar om zonder voorkennis zijn nieuwe moedertaal te leren.
Het dorp had hem gastvrij opgenomen in hun midden, omsloten zoals een oever een vijver omringt.
Met zijn jonge klasgenoten kon Hoelang lezen en schrijven, na school klommen ze in hem alsof hij een boom was.
Hoelang was thuis zonder te weten waar dat lag of wat dat was. Het voorlopig eindpunt van een onbedoelde reis naar…
‘Voorlopig is alles hier en alles is hier voorlopig’, zo dacht Hoelang.
‘Alles is voorlopig behalve het blijvende, het is dus het beste om hier te blijven’