Levenskunst 2014

Ik liep door de stad waar het volgens geruchten allemaal gebeurde.
De grachten waren inderdaad verstopt met vrachtverkeer, toeterende auto’s en relaxte verhuizers.
Even verderop stonden mensen in vrijtijdskleding op straat met witte wijn, een vernissage bij een gerenommeerde Gallery.
Dat vrije tijd een eigen kledinglijn voerde had mij al vaker verbaasd.
In de etalage stond een werk tentoongesteld, een ‘doorsnee’ man gezeten in een stoel.
Het bleek het enige werk in de Gallery.
“Levenskunst?” 2014 stond er op het bordje naast de stoel, verder geen verklaring.
Er hing een lacherige sfeer, grappen waren niet van de lucht. “het werk is zo vers, je kunt het zelfs buiten ruiken”

Deze kunst was niet te koop. Waren verzamelaars massaal voor niets naar dit baanbrekende werk komen kijken?
Veel witte wijn bood troost en verstrooiing.
De verantwoordelijke kunstenaar was nergens te vinden, dus alle pijlen richtten zich op de galleryhouder die voor de gelegenheid een lila maatpak droeg.

Is het dan een performance? vroeg een kunstkenner.
Nee, het is geen performance, het is levenskunst!
Waar is de kunstenaar, is hij zelf de kunstenaar?
Er is alleen kunst, geen kunstenaar, verklaarde de man in lila.
Jaja, zeker zoals er een schepping is maar dan zonder God?
U zegt het.
Waarom is het niet te koop dan, alles is te koop, er bestaat nog steeds slavenhandel dus waarom geen luxe slavernij om werkloos op een stoel te zitten. U zegt het.
En u zegt: U zegt het…?
Een rhetorisch zwijgen vulde de Gallery waardoor alle omstanders zich geroepen voelden zich ermee te bemoeien.
Waarom vragen we het niet aan het werk zelf? zo werd er geopperd.
Het werk zegt niets, zei de gastheer
Waarom niet, is het soms levenskunst om te zwijgen?
Nee hoor, maar het werk spreekt vanzelf.
Nou wat zegt het dan? Het kijkt voor zich uit…het zit…het zwijgt boekdelen…luistert het?
Dit werk luistert heel nauw, merkte de gastheer op.
Het werk trok de wenkbrauwen op.
Wie heeft u gemaakt, wie is de kunstenaar?
Het werk begon te blozen.
Het mag dan interactief zijn, maar het kan mij niet boeien.
Waarom bent u hier dan?
Ik kom hier voor echte kunst, heeft dit met levenskunst te maken, dat is toch geen leven?
Deze levenskunst is echter dan echt, het ademt, het leeft, in tegenstelling tot de kunst die dood is.

Kaalkunst


Weet je wat je ziet of weet je het niet?
Kun je het thuisbrengen of weet niet hoe je het moet plaatsen?

Arte Povera is een kunststroming uit Italië met prachtig klinkende namen; Giuseppe Penone, Michelangelo Pistoletto, Giovanni Anselmo, Luciano Fabro.
Arme kunst blijft vrijwel anoniem.
Voor de oplettende beschouwer is ze evenwel overal te zien.
Tegenwoordig zelfs wel eens in een museum.

Dat uit armoede prachtige dingen ontstaan is een openbaar geheim.
Neem de pizza, ontstaan uit chronisch gebrek aan ingrediënten. Eetkunst zou beschermd moeten worden als Europees erfgoed.
Een goede pizza ziet eruit als een schilderij en smaakt uit de kunst.

De arme kunststroming is voorgekomen uit mensen die geen kunstopleiding konden volgen.
Zo werden ze gedwongen om ongediplomeerde kunst te maken.
Geld voor materiaal hadden ze vaak niet.
Ze vonden spelenderwijs precies wat ze nodig hadden in de overvloed van restmateriaal.
Kunst als gelukkige bijvangst van de consumptiesamenleving.
Officiële musea zaten niet te wachten op gedistingeerde armoede.
Ze maakten van de nood een deugd en gingen ongevraagd de openbare ruimte gebruiken.
Plots doken er objecten op in het openbare leven, vaak zonder afzender.

Arte Povera blinkt uit in het onderscheiden van hoofd- en bijzaken.
Theorie, verhandelbaarheid, status, naam van het werk en van de maker worden als irrelevante bijzaken gezien.
Je zou zeggen; wat blijft er dan nog over?
Het materiaal, de vorm, de direct ervaarbare fysieke aanwezigheid, de onvoorspelbare locatie, de ondefinieerbaarheid ( het ‘ding’ stelt je voor een raadsel )

Juist door deze openheid, los van aannames, kan het werk zonder tussenkomst van bijzaken tot de verbeelding van de toeschouwer spreken.
Het werk krijgt de kans om te schitteren door de afwezigheid van voorgeprogrammering.

Kunst leeft in de geest van de verbeelding.
In de verbeelding vindt het beeld zijn voorlopige voltooiing.

Gregor Bazel

Door de kenners van het werk van Gregor Bazel wordt bovenstaand fresco niet erkend als authentiek omdat het niet stijlvast zou zijn.
Het zou buiten de stijl vallen, want gemaakt vanuit een ontspoorde geestestoestand, door iemand die niet meer weet wat hij doet.
Zo is ook het werk van Willem de Kooning uit zijn Alzheimerperiode om dezelfde reden gediskwalificeerd.
Toch is dit fresco zonder twijfel ‘echt’ van deze obscure meester van de Wasco-gruppe.
We weten dit omdat hij het werk maakte onder toeziend oog van zijn verplegers tijdens zijn opname in de Beeldende kunstkliniek in Grünewald.
Gelukkig maakte de verpleging foto’s om diagnostische redenen.
Ondanks de vroege datering maakt het werk toch een heel frisse, verse indruk.

Gregor was indertijd overvallen door een acuut geheugenverlies.
Hij wist niets meer, maar wat precies kon hij niet zeggen.
‘Hoe kan ik nu iets missen als ik niet weet wat ik mis’ was zijn reactie op zijn bezorgde omgeving.
De onbezorgde ‘patient’ werd met een grote glimlach opgenomen, zo staat in het intakeverslag te lezen.
Hij leek er niet onder te lijden, integendeel hij leek creatiever dan ooit.
Bazel genoot van de enorme ruimten van de paviljoens die hij als ateliers beschouwde, licht en ruim.
Spontaan was hij begonnen de hoge muren ongevraagd van fresco’s te voorzien, uiteraard met Wasco.
Hij betekende talloze achterzijdes van intakeformulieren, deze wachten nog in het archief van de kliniek om te worden vrijgegeven.
Helaas zijn de fresco’s na zijn ontslag op gezag van de geneesheer-directeur overgeschilderd, “Het is hier immers een kliniek en geen expositieruimte”

Bazel wilde niet weg uit de kunstkliniek, het beviel hem uitstekend in Grünewald.
Hij deed zijn best om te simuleren door elke vraag met ‘ik weet het niet’ te beantwoorden.
Zo probeerde hij zijn ‘stipendium’ te verlengen, vergeefs.

Saillant detail is dat Bazel de Kooning nog heeft ontmoet toen deze dankzij zijn Alzheimer een geheel nieuwe weg was ingeslagen.
Bazel vond het laatste werk van de Kooning verreweg het beste, hij noemde het figurabstract, waar de Kooning wat afwezig om moest glimlachen.
Helaas miste Gregor het tact om dat in het bijzijn van Leo Castelli en Peggy Guggenheim achterwege te laten waardoor hij zijn lancering in de New Yorkse kunstwereld vaarwel kon zeggen.
Gregor Bazel was een man met veel talenten maar van diplomatie kon je hem niet beschuldigen.
Hij plette heel wat tenen in de kunstwereld, die hem gaandeweg meer ging negeren.
Buiten de kunstwereld werd hij bekend om zijn anonimiteit, niet eens zozeer als kunstenaar, maar simpelweg door de unieke plaats in te nemen die nu eenmaal de naam Gregor Bazel heette.

Gregor keek later nogal lakoniek terug op zijn verblijf in de Kunstkliniek.
‘ach, destijds vergat ik mijn geheugen te onthouden, en nu onthoud ik mij van herinneringen, en straks verheug ik mij op het onvergetelijke’

We zullen nog vaak aan deze markante figuur denken wanneer er weer werk van hem opduikt.

Iris van Gregor Bazel


Wederom nieuw werk van Gregor Bazel?

Is bovenstaand werk een uitzondering binnen het groeiende oeuvre van Gregor Bazel?
Of is het exemplarisch?
Het is namelijk gesigneerd en draagt een titel, hetgeen bij zijn werk doorgaans niet het geval is.
Zodra een kunstwerk zijn signatuur draagt, geldt dit onder kenners als een diskwalificatie.
In hun ogen moet het dus wel een vervalsing zijn.
De dubieuze authenticiteit levert uiteraard veel discussie en twijfels op, te meer daar de waarde ermee samenhangt.
Iris van G. Bazel is in potlood op de achterkant aangebracht.
Bij de veiling van dit werk werd er dan ook ongewoon laag ingezet.
Mede dankzij de twijfel heeft het museum Openbaar Geheim dit werk tegen een vriendenprijsje kunnen verwerven.

Ik zal hier proberen deze zaak wat op te helderen door het van een context te voorzien.

In de boedel waaruit dit werk werd geoogst, zijn ook foto’s gevonden van de oogarts bij wie Gregor Bazel in behandeling was.
Medische foto’s, welteverstaan.
Soms werden deze gepubliceerd in het oftalmologisch vakblad van de beroepsgroep.
Bazel genoot, zoals bekend, van zijn zeldzame oogafwijking die hem een volstrekt unieke visie op de wereld verschafte.
Hij liet zich regelmatig onderzoeken maar wenste geen behandeling, laat staan genezing van zijn bron van inspiratie.

Of de boedel inderdaad die van Bazels oogarts betrof, heb ik helaas niet kunnen verifiëren.
Mijn staf is daar nog mee bezig.
Wel is inmiddels vast komen te staan dat meerdere oftalmologen het werk van Bazel hebben verzameld.
Er valt dus nog meer ‘nieuw’ werk te verwachten, hetgeen sensationeel genoemd mag worden omdat een half jaar geleden nog niemand van de man gehoord had.
Zo zorgvuldig was de man vergeten, uitgevaagd door de tijdgeest.

Het zou kunnen dat dit werk door Gregor Bazel is gemaakt op verzoek van zijn oogarts, naar voorbeeld van een foto van zijn eigen iris.
De gelijkende foto is in zwart-wit afgedrukt.
Bazel zou de kleuren kunnen hebben ingevuld met zijn bekende Wasco-coloriet.
Mogelijk heeft hij dit werk op verzoek van de oogarts gemaakt om hem inzicht te verschaffen in het kleurenpalet van deze unieke oogziekte.
Het feit dat dit werk op fotopapier is gemaakt, zou de voorgaande speculatie kunnen onderbouwen.

Het werk Iris is mijns inziens uiterst representatief voor het Introspectivisme, waarvan Bazel zo’n hartstochtelijk pleitbezorger was.
Mocht dit werk alsnog het certificaat ‘authentiek’ krijgen toebedeeld, dan vertegenwoordigt het wel een sleutelpositie, in die zin dat de oogziekte en de kunstenaar in het werk onlosmakelijk met elkaar verbonden zijn.

Het onvoldongene (anonieme bron)

Muziek is het meest geschikt om iets over muziek te zeggen.
Met een gedicht zeg je het beste iets over poëzie.
Kunst becommentarieer je dan weer beter met kunst.
Waarom?

Je maakt juist muziek, een schilderij, een gedicht omdat taal tekort schiet.
Als taal kon zeggen wat kunst is of teweegbrengt, dan zou kunst niet meer gemaakt worden onder de noemer ‘kunst’.
Veel poëzie gaat nu juist over de tekortkomingen en de vergeefsheid van taal.
Een goed schilderij maakt veel andere schilderijen slecht.
Veel slechte kunst vormt een goed referentiekader voor kwalitatieve kunst.

Kunst is de geschiedenis van de waarneming.
De kunst van de waarneming is echter geen geschiedenis.
Waarneming is altijd onmiddellijk, nu.
Zelfs al meen je je oudste herinnering te zien, dan zie je die nu.
Anders gezegd: geschiedenis is wat er nu nog actueel leeft in mensen.

Soms vragen mensen mij: is dat kunst wat daar aan de wand hangt?
Hoewel het object uiterlijk niet of nauwelijks van ‘echte’ kunst is te onderscheiden, noem ik het geen kunst.
Waarom zou ik?
Ik maak het ook niet, ik ben veeleer een aantreffer.
Aangezien alles kunst kan zijn is niet iedereen kunstenaar, maar niemand.
Ik stel het werk niet ten toon, dat doet het zelf wel.
Het werk moet zelf werken, voor zichzelf spreken.

Wat er onder mijn handen ontstaat is de uitkomst van doelloos bezig zijn,
een waardevrij spel met naam, vorm en betekenis.
Bijvangst van de verwondering die onderzoek heet.

Het valt me op als iets opvallend is.
Ik neem iets waar, of ik meen iets te zien, het lijkt iets te zijn.
Zodra iets lijkt, dan is het dat niet.
Het kan zijn dat iets wat ik aantref op kunst lijkt.
Dat is dan meteen het bewijs dat het geen kunst is.

Wat voor verschil zou het maken voor de restdingen als ik bepaalde uitverkoren dingen kunst zou noemen?
Ik geloof niet in dat kunstmatige verschil.
Ik noem het dus geen ‘kunst’, maar ik noem het ook niet ‘geen kunst’.
Dit benoem ik om de complicatie van de eenvoud aan te geven.
Sommige dingen zijn zo eenvoudig, dat ze bijna niet uit te leggen zijn.

Het loslaten van labels opent je ogen voor het onvoldongene.
Beste lezer, of u nu wilt of niet: u bent een geboren aantreffer.

Ongemengde technieken


Tot mijn verheuging werd mij na de laatste publicatie over Gregor Bazel (Polystyreen zelfportret) dit tot nog toe onbekende werk van hem toegestuurd.
De afzender beweert dat Gregor bij haar in de kleuterklas heeft gezeten en destijds al een hartstochtelijke liefde voor Wasco tentoonspreidde.
Zij bleef zijn ontwikkeling op de voet volgen en kocht dit werk op de eerste expositie na zijn afstuderen, in het voormalig postkantoor.
Het legendarische postkantoor dat later uitvalsbasis zou worden van de Wasco-beweging.

Het werk heeft geen naam, is ongesigneerd, maar draagt onmiskenbaar alle onderstaande kenmerken van Gregor Bazel’s werkwijze.
Uiteraard weer uitgevoerd in waskrijt op industrieel strokarton.
(Ongemengde technieken)

Bevestigingsmiddel


Günther Uecker

Sla de spijker op z’n kop in de muur
om er het schilderij aan op te hangen

raak bevangen door het hamerslaan
het slaat een directe zin in het bestaan

luie trage projectielen, ga recht vooruit
ga die blinde muur tot zien bezielen

krijg de smaak goed te pakken
het middel is nu doel op zich

sla door en door en op den duur
heb je een kamermuur vol bevestiging

sta dan als kijker genageld aan de vloer
alsof het spijkers heeft gehageld

hoogpolig witte pixels prikken licht
in het zicht als onleesbaar spijkerschrift

dat spijkerharde realiteit ons zo onverwacht zacht
kan tonen als wolken dons is gewoon een feit

het bekende middel is nu zelf toegetreden
tot het domein van het doelloos ongekende

ofwel: het zomaar zijn zonder reden

Polystyreen zelfbeeld


Dit zelfportret van Gregor Bazel is van echt polystyreen, zuiver tempex ofwel piepschuim.
In de Rotterdamse volksmond is het De Kunstkop gedoopt.
Voor niet ingewijden: Gregor Bazel was oprichter en voornaamste representant van de Wasco-beweging.
Zijn beeldhouwwerk is zo mogelijk nog minder bekend dan zijn oeuvre in oliekrijt.

Het betreft hier het zelfbeeld van de introspectieve kunstenaar, vandaar het ontbreken van ogen, neus etc.
Een (te) kleine transparante sokkel draagt het enorme hoofd met een dun ijzerdraadje als nek.
Bijzonder aan het werk is dat het topzwaar is, ondanks het vederlichte piepschuim.
Door deze wanverhouding kan het beeld bij enthousiaste benadering makkelijk omvallen.
Tijdens de expositie in 1964 lag het beeld meer op zijn kant dan dat het overeind bleef.
In de kunstkritieken was dit dan ook het belangrijkste kenmerk.
Als je iets van een standbeeld mag verwachten, is het wel dat het niet omvalt maar stil staat, zo luidde de kritiek.
Het beeld werd volkomen geridiculiseerd.

Voor Bazel zelf was dit aspect nu juist essentieel voor de subtiele expressie van het werk.
“Een zelfbeeld valt, als het goed is, permanent om!” zo lichtte hij toe.

Voortschrijdend inzicht maakt dat dit werk, met terugwerkende kracht, een kruispunt in de kunstgeschiedenis markeert.
Metaal als grondstof voor sculptuur werd langzamerhand vervangen door kunststof.
Vergankelijkheid van het beeld ging onlosmakelijk deel uitmaken van het beeld.
En het belangrijkste: het belichaamt het begin van het introspectivisme.

Het verhaal gaat, dat Gregor zijn evenbeeld aan de oever van het havengebied zag ronddrijven.
De markante kop werd jarenlang door de rivier geslepen als een steen.
De kunstenaar was meteen geraakt door de treffende gelijkenis.
Lange tijd was het beeld zoek, waarschijnlijk omdat het materiaal destijds als waardeloos gold.
Er werd op neergekeken, omdat het indertijd usance was om elk knutselwerk maar meteen in brons te gieten.
Het beeld is gelukkig in particulier bezit gebleven, waardoor het gespaard bleef voor de brand in het pand naast Bazels atelier die zijn collectie tempex-sculpturen deed wegsmelten.

Bazel was het totaal niet eens met dictatuur van het bronsgieten als enig zaligmakend.
In zijn visie bestond alles uit natuur, de mens incluis.
Hij beschouwde chemische composieten evenzeer als natuurlijk materiaal als een berg of een boom.
Aardolie is immers niets anders dan uit bomen ontstane grondstof waaruit kunststoffen geboren worden.
Bronspuristen verguisden hem om deze ruime visie.

Bazel had een brede interesse en zag eindeloze toepassingen in polystyreen.
Hij noemde polystyreen ook wel het goud van de eenentwintigste eeuw.
Dat goud zou volgens hem moeiteloos garant kunnen staan voor een vaste geldwaarde.
Het zou een stabiele wereldeconomie kunnen waarborgen.
Geld zou onbeperkt bijgedrukt kunnen worden.

Een enkeling vonden hem geniaal als kunstenaar, maar knettergek als econoom.
Sommigen zagen dat net andersom, terwijl de meesten er geen mening over hadden omdat ze er nooit kennis van kregen.

Wereldtentoonstelling


In het Groninger Museum wilde iemand kennelijk dat ‘je’ het licht zou zien.
Ik keek aandachtig naar de plafondlampen die het schrift belichtten.
Ik zag het licht.
De tekst was organisch op de muur gegroeid vlak boven de schilderijen en trok behendig alle aandacht naar zich toe.
Het licht in de schilderijen kwam van het plafond, de hemel.

Het zaaltje verderop was minder goed verlicht.
Er draaide een performancevideo die zojuist aan het terugspoelen was, terug in de tijd.
Het donker in de zaal werd belicht door een Exit-lampje.
Even sloot ik m’n ogen, het dierbare binnenlicht scheen beschouwelijk.
De plaatjes van de schilderijen verbleekten bij het zien van licht.
De kunst werd hier succesvol overschaduwd door de vormgeving.
We verlieten het museum, onze ogen moesten wennen aan het daglicht.

Het museum zelf had de pretentie een kunstwerk te zijn.
Het is alsof je mooie taartjes tentoonstelt in een enorme taart of een bibliotheek onderbrengt in een reusachtig boek.
De verpakking is belangrijker geworden dan het geschenk.

Het bestaan: de wereldtentoonstelling van het licht.
Een retrospectief van de vaste collectie, we zien uitgestorven sterren.
De enige zaal zonder muren valt volkomen samen met de inhoud.
Probeer het licht maar eens niet te zien… onmogelijk.

Zelfs blinden zien het licht.