Datsja

Pjotr Iljitsj zat bijna tegen de houtkachel aan, in de ingesneeuwde datsja van zijn net overleden moeder. Sinds haar overlijden had hij de kachel tot allesbrander bevorderd.
Hout was niet meer voorhanden in deze te lange winter. Pjotr Iljitsj stookte alles wat maar branden kon, zelfs boeken en foto’s om een beetje warm te blijven. Een datsja betekende voor de meeste Russen een extra buitenhuisje naast hun woning in de stad. Voor Pjotr Iljitsj was dit het enige huis dat hij ooit gekend had. Zijn wieg stond nog altijd in de kamer, die diende nu als aardappel en uienopslag.
Nooit had hij dit ouderlijk huis verlaten. Zijn vader, een kozak, sneuvelde bij het eten van de verkeerde paddestoel. De paddestoel leek precies op die lekkere eetbare…
Helaas had Pjotr hem nooit gekend.
Tot haar laatste adem had hij zijn moedertje verzorgd.
Hun laatste spaargeld was aan wodka op gegaan, als verdoving tegen de pijn. Goedkoper dan een dokter.
‘Gospodi wodka….wodka Gospodi!’, had ze geijld in haar laatste nachten.
Haar longen verzamelden steeds minder lucht…tot de lucht op was.
De grond was meters diep bevroren, een begrafenis zat er niet in. Pjotr had zijn dierbare moedertje Ludmila in de schuur opgebaard op de werktafel, waar het vroor. Stijf lag ze daar als een broodmagere Baboesjka.
De meeste stoelen waren al opgestookt, nu stookte hij de deuren van de voorraadkast.
Gelukkig was het een goed aardappeljaar geweest en de zinken emmer reuzel zat ook nog goed vol. Met de buur Janoekovitsj kon hij piepers ruilen tegen een bloemenvaas met wodka. Zo hield hij zich warm onder de wodka en onder een heuse berg van paardendekens en gevulde strozakken.
Niemand wist nog van Ludmila’s overlijden, zelfs aan Janoekovitsj had hij niets gemeld.
Terwijl Pjotr door zijn moeders papieren bladerde alvorens ze te verbranden voor wat warmte ontdekte hij een driedubbelgevouwen envelop met een medaillon waarin een foto van een jongetje dat hij meende te kennen…er stond alleen een andere naam in gegraveerd…hij schrok van de naam…Romanov…Die naam stond als vloek te boek sinds de grote revolutie.
Het was zijn geboortejaar en de voorletters klopten… Pjotr ging terstond weifelen of hij het was op die foto. Er trok een huivering door zijn verkleumde lijf…een golf van warmte… heel zijn lichaam bloosde van ongeloof.
Zou Ludmilla in de chaos en tumult van de revolutie zich over het vogelvrije kind hebben ontfermd, dat anders het geweld niet had overleefd als nazaat van het kwaad?
Het was te laat om het haar te vragen.
Wonderlijk genoeg had Pjotr het nog steeds warm, hij gloeide na van die ongelooflijke mogelijkheid.
Buur Janoekovitsj had hem uitgelachen toen hij zijn vermoeden uitsprak.
‘Wat verbeeld jij je wel…dat je van adel zou zijn, je weet toch wel hoe het met die lui is afgelopen?’.
Hij stopte zijn tirade pas toen Pjotr Iljitsj hem zwijgend het medaillon toonde.
‘Laat ze er maar niet achter komen, Pjotr Iljitsj…ik zal zwijgen als een graf!’, beloofde
de trouwe buur, ‘heb je trouwens nog aardappelen over?’
De volgende ochtend hoorde Pjotr Iljitsj Romanov het smeltwater van het dak lopen als aankondiging van een nieuwe lente.

One thought on “Datsja

Geef een reactie

Het e-mailadres wordt niet gepubliceerd. Vereiste velden zijn gemarkeerd met *