Fabel van de Weetgier

De Weetgier zweeft op wijdgespreide vleugels boven de belevingswereld.
De wind van onwetendheid draagt hem.
Soms daalt hij, de aaseter, af om iets tot op het bot te onderzoeken.

Azend op het ongekende schuimt hij zo de wereld af.
Stil verheven weet de weetgier dat hij nog steeds vrijwel niets weet.
Die wetenschap maakt hem vastberadener om alles te willen weten.
Ieder moment komt er nieuws bij, bovenop het gebeurde dat niet vergeten mag worden.

Weetgierig blijft hij kijken, steeds opnieuw, alsof hij voor het eerst ziet.
Als een eeuwige beginner.

“Wat is weten eigenlijk?” vroeg ik aan de Weetgier, die verbaasd was dat ik zijn taal sprak.
“Een weetgier kent twee vormen van weten,” zo begon hij zijn uitleg.
“De eerste is het kennen van objecten.
Je kent de naam die afgesproken is en vorm waaraan je het herkent.
Je kent de eigenschappen en algemeen geldende kenmerken die onderzocht zijn.
In feite ken je dus een gemaakte afspraak, die herhaal je en bevestig je.”

De Weetgier keek in de verste verten en vervolgde zijn betoog.
“De tweede vorm van weten is het kennen van het kennen.
Dit is het weten dat zich kent.
Het gaat vooraf aan elk waarnemen.
Herkenbaar aan het feit dat het geen naam kan dragen, geen vorm heeft, geen eigenschappen of kenmerken.
Dit soort weten schittert door afwezigheid…”

“Het eerste weten is het verslinden van objecten.
Het tweede is het verslonden worden, als aas.”
Zo besloot de Weetgier, en hij steeg op richting de verste verte.

Geef een reactie

Het e-mailadres wordt niet gepubliceerd. Vereiste velden zijn gemarkeerd met *