Fabel van de weldenker


Denken dat je je gedachten bent is minstens zo vreemd als denken dat je je kapsel bent.
Je hebt haar, maar hoe zou je je haar kunnen zijn?
Eigenlijk is denken een soort van kapsel aan de binnenkant van de schedel.
Het denkbeeldige haar groeit dwars door het plafond van je bovenkamer naar beneden.
Bij degenen die nooit naar de denkbeeldige kapper gaan, hangt het denkhaar dan ook tot op de grond.
Dat is allemaal niet zo erg, maar het belemmert wel het zicht op de wereld.

Voor mensen met mooi haar is het verleidelijk om denken dat zij zelf ook mooi zijn: ze vereenzelvigen zich met dat mooie haar.
Het haar is een soort vlag die suggereert een lading te dekken.
Nu zijn er ook mensen die kaal zijn.
Die kunnen op hun beurt denken dat ze een mooie kale schedel hebben.
Natuurlijk zijn geen van beide, dus noch de mooie noch de kale schedel, een persoonlijke verdienste.
Alles is een geschenk van de natuur, onbetaalbaar.

Sommige denkers gaan om de haverklap naar de kapper om hun inwendige haardracht bij te werken met mooie filosofieën, idealen, of met de pommade van een ideologie die hun kapsel in een vaste vorm moet houden.
Een enkeling draagt een toupet van andermans gedachten.
Het enige wat deze denkers hiermee bereiken is dat ze ingekapseld raken.
Er is weinig voor nodig of ze raken verstrikt in al dat haar.
Teveel haar in de war.
Kammen is een optie, maar wie wil de godganse dag gedachten uit de war kammen?

Iedere dag de tondeuse over het schedelplafond is de beste remedie tegen in de war raken.

One thought on “Fabel van de weldenker

Geef een reactie

Het e-mailadres wordt niet gepubliceerd. Vereiste velden zijn gemarkeerd met *