Gelukkig onbegrip

Je weet eerst niet wat je ziet.
Dan denk je er iets in te herkennen.
Het lijkt op een bekend iets,
bij nader inzien moet je bekennen
dat het het toch niet is.

Het is anders dan het oude vertrouwde.
Je noemt het voorlopig ‘iets dingachtigs’,
als werktitel, dat voelt alsof je er een beetje grip op hebt.
Een naam als handvat om het ding te hanteren.
Je voegt er wat losse eigenschappen aan toe,
kleur, vorm, gewicht, smaak, substantie.

Zo komt het dingachtige ter wereld als begrip.
Je lijkt op een vader die aangifte doet van zijn pasgeboren kind.
Het ding lijkt net als een kind pas echt te bestaan met een officiële naam.
Ondefinieerbare dingen, zonder naam en zonder papieren zijn als illegalen, we doen alsof ze niet bestaan.

De volgende keer dat je het dingachtige tegenkomt zegt je geheugen: ‘O, dat ken ik, dat heb ik eerder gezien’
Herinnering schept het bekende zijn.
Nu probeer je medestanders te vinden die jouw begrip
onderschrijven, daarmee lijkt het begrip algemene geldigheid te verkrijgen.

Onze gemeenschappelijke taalwereld bestaat grotendeels uit begrippen die feitelijk niets verklaren dan het onbegrip van de bedenker.
Je denk het te begrijpen, maar je feitelijk begrijp je alleen het begrip.
Je weet nog steeds niet wat je ziet.

Je voelt je gelukkig onbegrepen, gelukkig maar,
want wie of wat wil en kan worden gereduceerd tot een begrip?

Geef een reactie

Het e-mailadres wordt niet gepubliceerd. Vereiste velden zijn gemarkeerd met *