Goed fout (romanfragment)


Ik had een onderduiker in huis genomen.
Zo dacht ik mij ervan te verzekeren dat ik een goed mens zou zijn als de oorlog zou uitbreken.
De kennis klopte bij mij aan, op de vlucht voor de autoriteiten die de vrede met geweld handhaafden, hij wilde niet het leger in.
Zijn lafheid gaf hem de moed om de strijd voor vrede te ontvluchten.
Bij nachtelijke huiszoekingen werd hij nooit gevonden.

De gewapende vrede duurde zo lang dat ik de kennis tenslotte helemaal was vergeten. Pas toen de oorlog uitbrak herinnerde ik mij plots ‘mijn’ vergeten kennis.
Ik zocht hem op in zijn geheime schuilplaats achter het behang om te vertellen dat de vijand ons vredige land de oorlog verklaard had. Binnen een paar dagen werd het land bezet.

Het was een bevrijding voor de onderduiker, na zoveel schuiljaren kon hij eindelijk de zon weer op zijn huid voelen.
Door de vijand werd de vergeten kennis onthaald als een held. Ik kreeg een onderscheiding van de vijandelijke autoriteit
voor het veiligstellen van de ondergedoken kennis.

Na een kortstondige bezetting werd de vijand een vriend,
het verzet vond dit een passende strategie, de vijand inlijven door overgave.
Oorlog verliest het op de lange duur altijd van de vrede, bij gebrek aan mankracht.
We werden uitgeleverd, aan wie heb ik nooit begrepen, ik zit hier tot nu toe levenslang.
De geheime kennis bleek een dubbelspion.
In het schijnproces was hij gepromoveerd tot rechter.
De aanklacht luidde dat het fout was om goed te willen zijn.

Ik moest dat erkennen om strafvermindering te krijgen,
daarna volgde de veroordeling.
Toen ik protesteerde verklaarde de rechter:
“zie het positief, nu mag u mijn onderduiker zijn, dat ben ik u verschuldigd”

Geef een reactie

Het e-mailadres wordt niet gepubliceerd. Vereiste velden zijn gemarkeerd met *