Interview Wijnand Zever

wijnand_zever
‘Met zo’n familie heb je geen reclamebureau meer nodig.’
Zo stond het in een vette letters boven het interview met Wijnand Zever.

“Uw roman Keelbaard is genomineerd voor de literatuurprijs?” begon Algemene Courant-journaliste Giselle van Bocht — bekend van haar diepte-interviews — het artikel.
“Literatuurprijzen zijn reclamecampagnes van de uitgeverij,” verklaarde Wijnand droog.
“U liet toch uw familie campagne voeren?”
“U zegt het, maar met zo’n uitgever heb je geen familie meer nodig.”

Het leek of Wijnand Zever louter in oneliners sprak.
Giselle hoefde bijna geen vraag te stellen aan Wijnand, hij stak ongevraagd van wal en stroomde over van ongevraagde antwoorden.
“Het lijkt wel alsof u schrijft zols u praat,” probeerde de interviewster.
“Dat klopt, ik ben een spreekschrijver, mijn literatuur is net zo lang liegen tot het gedrukt staat.”

“Het lijkt me toch dat u nu bluft?”
“Wat ik hier zeg wordt toch ook ongewijzigd gepubliceerd?
Dat hebben we vooraf wel zo afgesproken, zonder inzage achteraf.”
“Maar u bekent dus dat u liegt als u schrijft?”
“Nee, dat loog ik!”
“Bent u altijd zo hyper?”
“Ja, het is een euforische tijd, hilarisch ook.
Wat er allemaal gebeurt, het buitelt maar over elkaar heen, het een na het ander en het blijft maar buitelen…
De ene prijs na de andere, dan weer in opspraak wegens ongewenste openbaringen, exploitatie van intimiteiten, openbare rechtszaken met de familie, boekpresentaties, signeersessies, interviews.”
“Het gerucht gaat dat uw familie op uw verzoek publiciteit genereert.”
“Alles is reclame, dat is wel wat ik ontdekt heb, het maakt niet uit waar het over gaat.
W. Zever is gewoon een brand geworden.”
“Hoezo een brand?”
“Een brand, een merk, een brandmerk, een handelsmerk!”
“Maar gaat het dan niet om literatuur?”
“Wel en nee,” antwoordde Wijnand onmiddellijk, “literatuur is slechts een middel om te ‘branden’.”
“Branden?”
“Om te merken!”
“Wat nou merken, u schrijft dus uiteindelijk alleen om te brenden?”
“Begrijp mij goed,” hervatte de auteur, “ik ben door mijn familie gebrandmerkt, gewoon door als een Zever geboren te worden en tussen hen op te moeten groeien.
Met mijn boeken exploiteer ik het brandmerk dat ik heb, mijn verdienste is een vorm van smartegeld, compensatie.”
“Maar u vermarkt de literatuur, is dat niet cynisch?”
Welnee, ironisch wellicht en uitermate pragmatisch; gelegenheden zijn er om te gebruiken, nietwaar.”

“Wilt u nog iets zeggen over uw nieuwe boek?”
“Ja, ik doe daarin een boekje open over mijn vader.”
“U bedoelt toch…”
“Ja, over mijn vader die eerst mijn moeder was.
Mijn echte biologische vader is nooit in beeld geweest.
Publiciteitsschuw.
Ik kon eigenlijk pas beter met mijn moeder overweg toen ze eenmaal man was.
Waarschijnlijk miste ik mijn vader zo erg dat ik, als kind, hem ging verwijten waarom zij niet eerder man was geworden.
Dat werd dus erg verwarrend, omdat de vrouw die ik het verwijt maakte nu een man was.
Ik was ook als dood dat mijn vader weer terug zou veranderen in een moeder.
Het heeft jaren geduurd voor ik zogenaamde object-constantie ontwikkelde ten aanzien van mijn vader.
Toen ik eenmaal een beetje gerustgesteld was, ging mijn vader er met een andere vrouw vandoor.
Een vrouw waar ik tante tegen moest zeggen, omdat het ook echt een tante was van moeders kant.
Die tante was haar zus verloren en mijn vader troostte haar.
Dat is zo’n beetje de eerste alinea van mijn nieuwe roman.”
“Het klinkt inderdaad alsof het zo geschreven is!”
“Vers van de pers, mijn pen is een voicerecorder.”

“…en uw secretaresse tikt het dan zeker uit tot manuscript?”
“Mijn tekstverwerker heeft spraakherkenning en spellingscorrectie.”

“Meneer Zever, heeft u eigenlijk ooit wel eens een pen in uw handen gehad?”
“Ik ben, het hoge woord moet er maar eens uit, analfabeet.”
De schrijver keek daarbij trots in de cameralens.
De journaliste was buiten zinnen zo blij met deze bekentenis, nota bene een bestsellerschrijver ongeletterd!

“Allerlaatste vraag: bent u blij met de nominering?”
“Nee,” zei de auteur weloverwogen, “dat levert immers nog weer meer publiciteit op voor het boek, alles voor de boekverkoop!”
“U bent echt vreselijk!” fluisterde de interviewster.
Hij beaamde dat, door voor het eerst in het diepte-interview genoeglijk te zwijgen.

Het interview werd een landelijk schandaal.
Zijn imago als arrogante, irritante querulant was voorgoed gevestigd bij het grote publiek, dat zijn boeken verslond.
Een analfabete auteur dwong veel respect af.
Al wist je nooit bij W. Zever of hij nu dader of slachtoffer was.
Als slachtoffer kon hij een potje breken, om daarna als dader nog sterker toe te slaan.

Geef een reactie

Het e-mailadres wordt niet gepubliceerd. Vereiste velden zijn gemarkeerd met *