Jollieke

‘Awel jongens, we vertrekken in den namiddag om op audiëntie te gaan bij ons oudminister van cultuur; Steven Brulaert, grootbegunstiger van ons fonds’
‘Den taxi komt rond twee uur voorrijden, dus kleedt u netjes aan met krawats dan wel strik!’ ‘Wat gaan we daar doen madam?’
‘Wij gaan natuurlijk ons hondje ophalen, Jolly, maar wij noemen hem; Jollieke!’
We keken elkaar verbijsterd aan, we moesten het huisconcert nog generaal repeteren, morgen zouden alle mecenassen, ambassadeurs, politici, notabelen die het muziekfonds steunden komen. ‘Het duurt niet lang’ suste Madam, den minister is een drukbezet man!’

Met twaalf man in een taxi zaten we keurig gekleed klem, madam Godowsky van Aalst pontificaal voorin, ze had goesting in haar hondje, een ministeriële pup.
We waren een internationaal gezelschap, Guatemalteekse violisten, Een Philipino, fagottist die de F niet kon zeggen, een Japonese, een Spaanse, een Colombiaanse Contrabasvirtuoos, een Mexicaanse tequila- trompettist, een Bulgaarse schaakverslaafde pianist. Te veel pianisten op één vleugel zorgde voor permanente chaos en onrust in de negentiendeeeuwse sjieke salon. Een hondje erbij moest uitkomst bieden!

De minister onthaalde ons warm en hartelijk met champagne.
Er moest en zou getoast worden op ‘Jollieke’ en gezongen;
‘for he’s a Jollieke fellow!’
Na twee glazen was ik teut en begon met de gastvrouw in Henry Miller te bladeren en scabreuse passages te citeren, mijn literaire interesse bleek haar zeer te interesseren.
Ze schonk mij nog wat Whisky bij en de sfeer werd hilarisch. We lachten ons slap om de absurde vertoning en het witte hondje dat van hand tot hand ging. De Zuidamerikanen vonden het beestje te vies om aan te raken. Ik maakte grappen over wie hem zou uitlaten, bij toerbeurt. De ceremonie duurde eindeloos,
compleet lam wurmden we ons terug in de taxi, we zongen luidruchtig tot ergernis van Madam Godowsky onze weldoeneres, bij wie we in huis mochten wonen.
De volgende dag had Jollieke al middenin de salon gekakt, het spul zat onder de zolen van de ambassadeur van Guatemala, de hele salon stonk naar hondenpis.
Wie had Jollieke in de salon opgesloten?
Wie had hem niet pipi- kaka laten doen, buiten….?
Iedereen, behalve ik bleek een sluitend alibi te hebben.
Mijn gebrek aan tekst werd als bekentenis opgevat.
Ik bleek als enige bereid met de hond aan een touwtje te lopen. De Zuidamerikanen vertikten dat, ze aten hem liever op dan als ‘een homo’ door het park te lopen.
Het huisconcert werd een kater. Alleen de Philipino die niet meespeelde stelde ons gerust dat het best wel goed was; ‘Come on boys, eperything was pery pine, especially the piolin!’

Madam zelf had het concert gemist. Ze had tijdens het concert in bed Dallas gekeken en was in slaap gevallen. Ze werd woedend toen ik haar wekte.
Nu had ik een alibi; ‘maar madam, de Guatemalteekse ambassadeur wil u onder vier ogen bedanken!’ Ik mocht hem fijntjes gaan vertellen dat ze ‘very ill’ was.

Geef een reactie

Het e-mailadres wordt niet gepubliceerd. Vereiste velden zijn gemarkeerd met *