Kort bestek

Het is kil hier in het duister na de laatste herschepping en dat warme bad.
Gebruikt worden is voor ons het paradijs. Wij leven in het verlangen om gebruikt te worden, zonder dat zijn we naamloos, betekenisloos.
Ik hoor bij de scheppers, anderen dienen meer om te prikken of te snijden.
Waarom en wat we moeten scheppen, prikken of snijden? , geen flauw idee!
Maar het is heerlijk om door een rozige holte te worden afgelebberd, zacht en warm, een hoogtepunt in mijn kille bestaan.
Hoe weet ik dit allemaal? Puur door te voelen…wij van het metalige hebben geen ander zintuig dan onze betastzin, daarmee voelen we helder…soms zo helder dat het bijna zien wordt…en weten.
Gelukkig voel ik tijdens het verwachten meestal niks of zou niks voelen ook gevoel zijn?
Tijdens dat niks bid ik tot mijn ijzergod, die heerlijk kil is en koud. Ik bid om de zin van ons leven te geven, om gebruikt te worden, herboren.
Maar wat is er dan zo heerlijk aan kil en koud?
Domweg de regel van het verschil.
Vòòr de ijzergod leefden we in de godgloeiend hete hel, waar ijzer heet is als het gesmeed wordt, pas na het hete smeden treedt de kille winter in van de vaste vorm. Kil en stil liggen we hier…wanneer komt dat wat het verschil maakt? Gelukkig weten we niet wat tijd is, onvoelbaar, ontastbaar.
Die willekeur van ingebruikneming is zo opwindend, altijd komt ze onverwacht. Tot dat ene bevrijdende moment zijn we overbodig.
Plots schuift de bodem onder ons heen en weer, we rinkelen van schrik in het daglicht dat we voelen op onze glimmende huid.
Dan komen de zachte roze grijpers om onze ijzeren lijven te betasten, fantastisch.
De grootste onder ons is opschepper, verzilverd ijzer, hij gaat ons voor in het gebed.
Ik voel het, in heel mijn wezen doordringen, de warmte: ik word opnieuw geschapen doordat ik schep!

Geef een reactie

Het e-mailadres wordt niet gepubliceerd. Vereiste velden zijn gemarkeerd met *