In Oost-Buitenland kwam ik aan om weg te gaan.
Ik betrok een doorgangshuis met een verblijf en een vertrek. Omdat ik niet kon kiezen besloot ik de tussenmuur door te breken. Nu was er geen verschil meer tussen blijven en weggaan, ik bleef maar gaan.
Tot ik een grenswachter tegenkwam, die een emmer water droeg met een dikke kwast. ‘Hier trek ik de grenzen mee’ vertelde hij ongevraagd en zonder enig gewicht. ‘Wie bewaakt dan de grens?’ vroeg ik hem.
‘Zij die van grenzen houden, een grens is namelijk pure liefde, maar voor iedereen anders’ legde hij uit.
‘Dus u trekt voor ieder mens een grens, maar waar ligt uw eigen grens dan?’ Hij doopte zijn kwast in de halfvolle emmer en trok een lijn tussen ons in. ‘Er is een grens aan het weten’ zei hij zacht,’precies daar begint de liefde, daar waar je het niet meer weet’
Ik sloot even mijn ogen omdat ik het niet begreep.
De natte grenslijn lag er nog, de grenswachter was verdwenen.
Een duidelijk gval van “Fantasie is belangrijker dan kennis, want kennis is begrensd”
[Albert Einstein]
‘… daar waar je het niet meer weet.’ Prachtig gedacht en geschreven.