Oomschap

Onze Amsterdamse familietak vertoonde wildgroei, een beetje zoals de maretak parasiteert op eikenhout.
Van welk hout mijn tante gesneden was weet ik niet maar het leidde tot vreemde familievertakkingen:

‘Hee poppelepee’, zong ome Frans die helemaal mijn oom niet was, terwijl hij ‘zagezagewiedewiedewagen’ de ouwe soepkip in brokken probeerde te snijden.
Zijn oomschap ontleende hij, ‘een pikketanussiegateraltijtin’ aan het feit dat hij mijn tante, die echt mijn moeders zus was had veroverd.
Nu stelde dat veroveren ‘ hee, sabberderosia envanjehela..’ niet veel voor. Tante liet zich zonder enige weerstand innemen.
Ze zette haar zegepoorten, zeg maar gerust, wagenwijd open, ‘Bij ons in de jordahaan’. Ik had op deze wijze een immer groeiend legioen van vreemde omes: Ome Piet, ome Henk, ome Gerrit, ome Hop, ome Daan enz.
‘Wie hebter seepsop in de pruimepap gedaan…?’
De kip bleek verre van gaar. Tante had de kip geroofd uit de snackbar waar ze wel eens werkte.
Oompie Jochem, die kaal en scheel was verslikte zich zonder gebit in de rubberachtige kip en kuchte dat het niet te vreten was. Iedereen lachte behalve Tante Coba die deed alsof ze onschuldig keek. De kip had toch lang genoeg gekookt, zo luidde haar alibi.
Met diezelfde blik lonkte ze naar elke toekomstige ome van mij die zich meestal graag gewonnen gaf. Dat tante voor zoveel ooms een lekker kippetje was begreep ik als kind niet en later nog veel minder. Nu begrijp ik wel meer dingen niet. Eerlijk gezegd begrijp ik van alles in wezen niets.
Op zekere dag zat oom Frans huilend bij ons op de bank, tante was even op vakantie naar Spanje, waarschijnlijk met een andere oom. De gangmakende zanger was plots veranderd in een nerveus wrak.

Geef een reactie

Het e-mailadres wordt niet gepubliceerd. Vereiste velden zijn gemarkeerd met *