Slaapspraak


‘Slaapt als een donsveertje op een witte wolk’ noteerde de zielkundige in zijn verslag.

Pollice Grosso lag regelmatig op de sofa te slapen bij zijn vriend Luciano Lucello, vermaard psychiater en uitbater van de Zielskliniek, Instituto dell’Anima.
De verteller lag daar niet als patiënt maar als onderzoekobject.
Sprekenderwijs waren de vrienden er achter gekomen dat wanneer Pollice in slaap viel op de sofa dat het vertellen gewoon doorging.
Ook antwoordde hij wanneer Luciano gerichte vragen stelde.
Het onderzoek kwam voort uit een fascinatie voor de oorsprong van het verhaal, die onuitputtelijke bron.
Als werktitel noemde Lucello het: ‘Narratore di Sogno’ , de droomverteller.

Lucello had de slaapverhalen eerst als pathologische onthullingen beschouwd, tot hij inzag dat het een beroepsdeformatie is om alles wat je niet begrijpt als geestesziekte in te schalen in een systeem.
Een systeem dat feitelijk niets meer behelste dan gecategoriseerde onwetendheid.
Hij begreep eerst werkelijk niet wat hij hoorde uit de slapende mond van Pollice tot het hem gaande weg duidelijk werd dat het hier om pure poezie ging.

Na de praatslaapsessie vertelde Luciano zijn vriend wat de oogst van de slaap was.
Pollice sprak er niet graag over, dat had hij immers al uitgebreid gedaan tijdens zijn hazenslaap.
Als Luciano vroeg: ‘en heb je lekker geslapen?’ dan was het antwoord :
‘Ik was net zo wakker als ik nu ben, alleen was de buitenwereld even verwisseld met de binnenwereld’
Luciano vond het een significante uitspraak, maar wist nog niet welke betekenis hij eraan moest geven.
Toen hij Pollice ernaar vroeg verklaarde deze simpel:
‘alle buitenwereld is binnen’
Het klonk Lucello zo eenvoudig in de oren dat hij het niet meteen kon geloven.

De gedichten zijn de enige teksten van Pollice Grosso die in druk zijn verschenen bij uitgeverij ‘Il Bombo Pigro’ ,
als bijvangst van Lucello’s onderzoek.
De bundel is uitgebracht als bibliofiele uitgave onder de naam: ‘Racconti Lucidi’ (lucide vertellingen)

“De zon legt een pad van licht
naar mij toe over een stille zee

reizend over het lichtspoor
suisen we met de snelheid van het zicht

over het spiegelgladde oppervlak richting zon
die geen godgloeiende bol is maar een poort

een milde koele poort waarachter we drinken
van de bron, iedereen danst hier in nachtjapon

terwijl we klinken zonder glazen”

Zo luidt het titelgedicht.
Het bezorgde Pollice als dichter de bijnaam:
‘een gelukkige Icarus’

“Waar Icarus ongelukkig ten val kwam op weg naar de zon heeft Grosso een behouden vlucht, zijn lyrische vleugels zitten goed vast, gelijmd met de kleefstof van het blinde vertrouwen”

Zo stond het te lezen in een recensie van Corriere di Siena, een krant die Pollice nooit zou kunnen lezen.

Geef een reactie

Het e-mailadres wordt niet gepubliceerd. Vereiste velden zijn gemarkeerd met *