Sliksel


(foto B.Velink, uit zijn boek “Gefundenes Fressen”)

Van jongsaf leerde je slikken.
Dingen aannemen, voor zoete koek,
om de lieve vrede zoet te houden
en jou aan het lijntje, als een braaf hondje.
De baas bepaalde wel wanneer je uitgelaten mocht zijn.
Je hebt altijd van alles van iedereen aangenomen, maar stopte tijdig met inslikken, je stikte erin.
Het aangenomene liet je beleefd buiten het zicht van de gulle gevers verdwijnen in de grote vergeetzee. Wat vanzelf zinkt hoef je niet nog eens achter je te verbranden.
Soms zag je ze later nog eens, de mentale filantropen.
Hun goede raad vonden ze terug in onvruchtbare grond als verrot zaad.
Dat was even slikken, een bittere pil, goede bedoelingen als compost.
Je zei dat het ze vrij stond om hun aanbevelingen op te vissen voor eigen gebruik.
Hoofdschuddend lieten ze je achter als een ondankbare hond die voortaan zichzelf zou moeten uitlaten, onaangelijnd op het strand naast die zee.

Geef een reactie

Het e-mailadres wordt niet gepubliceerd. Vereiste velden zijn gemarkeerd met *