Soepzooitje


Wanneer mijn moeder soep maakte, deed ze er meestal ingrediënten in.
Het duurde lang voor ik begreep wat dat begrip inhield: ingrediënten.
Ze gebruikte voor de jus een pakje dat letterlijk ‘Jus met Ingrediënten’ heette.
Er stond verder niks op.
Later werd mij duidelijk dat alles en iedereen uit ingrediënten is samengesteld.

In de televisiegids las ik consequent het woord rolverdeling als ‘revolverding’ en was dan in de veronderstelling dat het weer zo ’n saaie cowboyfilm betrof waarin blanke nepindianen werden doodgeschoten.
Ik zette er een streep door.
Op een zeker moment had ik in de gaten dat ik het verkeerd las en verbaasde ik mij erover hoe ik het steeds opnieuw verkeerd bleef lezen.
Letter voor letter moest ik mijzelf overtuigen van het woord r-o-l-v-e-r-d-e-l-i-n-g.
Acteurs bleken ingrediënten zijn voor de filmsoep.

Het woord raamprostitutie bracht ik in verband met de eendagsvliegen die op het ongewassen vensterglas op en met elkaar zaten te flikvlooien.
Ik zat erbij en ik keek ernaar, en dacht: dit is dus raamprostitutie.
Waarom weet ik niet, maar ik dacht het.
Ik heb als kind altijd met de taal overhoop gelegen, taal was een soepzooitje.

Onverwachts op bezoek in het ziekenhuis trof ik mijn moeder aan die zojuist was geopereerd aan haar baarmoeder.
Ik heb mijn oma’s nooit gekend, dus ik begreep het niet: de moeder van wie of wat?
Haar moeder?
Zonder gebit vertrouwde ze mij op gedempte toon toe dat ze al haar ‘scharmer’ hadden weggehaald.
Het drama waarmee ze het woord scharmer uitsprak doordrong mij van een verschrikkelijke ramp, waarvan ik niet wist wat die inhield.
Al haar scharmer!
Mijn god, nee toch!
Niet een beetje, maar álles…
Ik huilde maar wat met haar mee.
Meehuilen met de wolven leek haar altijd wel te troosten, waarom we huilden wist ik niet.
Al vond ik praten zonder gebit van jongs af aan wel iets intens zieligs hebben.
Een tandeloze wolf.

Het was rond de tijd dat ik zelf schaamhaar kreeg.
Ik begreep niets van de moedertaal.
Waarom een lichaamsdeel ‘schaamstreek’ heette, snapte ik niet.
Schaamhaar, ik schaamde mij erover te praten of er iets over te vragen.
Van biologie begreep ik dat de hele natuur permanent met seks bezig was.
Planten plantten zich voort als konijnen en de menselijke natuur kon zich ook nog eens zonder voortplanting met seks bezighouden.
Waarom al die schaamte, als alles en iedereen daaruit voortkwam en het klaarblijkelijk in praktijk bracht.
Anders waren we hier toch niet samen, als ingrediënten?

In de dierentuin en in de natuur zag je alle dieren oefenen op de voortplanting.
En wel met zo’n vanzelfsprekende natuurlijkheid, dat je plaatsvervangend mee zat te genieten van hun genot: de schaamte ontstegen.
Die lading op menselijke seksualiteit is mij altijd een raadsel gebleven, de aandacht ervoor ervaar ik als buitenproportioneel.

Taal is natuurlijk ook seks, alle woorden kunnen het met elkaar doen.
Ze fokken elkaar op tot nieuwe exemplaren.
Woorden als ingrediënten verleiden elkaar tot steeds weer nieuwe verhalensoep.
Mijn moeders soep vond ik vers niet te eten.
Pas na een paar dagen begon haar soep lekker te worden, als de vermicelli en de andere ingrediënten begonnen op te lossen.

Geef een reactie

Het e-mailadres wordt niet gepubliceerd. Vereiste velden zijn gemarkeerd met *