Stokje

Je was nog toerist in opleiding. Eerste vakantie in het Ahrdal. Na de eerste bergwandeling werd je ingewijd met een ritueel voorwerp, het Wandelstokje.
Je probeerde opgetogen te kijken. Als kind probeerde je dat, de volwassenen te troosten, steeds als ze je ergens een plezier mee dachten te doen. Tot je besloot dat volwassenen hopeloze gevallen waren, ‘de ontroostbaren’.
Terug naar het Wandelstokje. Je rende als een locomotief de berg op en af, wachtend op voortzwoegende ouders. Wat moest jij met zo’n stokje?
De bedoeling werd pas duidelijk toen je aangemoedigd werd om beneden in het dal een metalen embleempje uit te kiezen van de zojuist bedwongen berg. Dat werd dan op het Wandelstokje gespijkerd net als een Jezus aan het kruis. Als bewijs dat jij die berg
had veroverd.
Met ontzag keek je naar de stokken van oude mannen die helemaal ondergespijkerd waren met onderscheidingen, memorabilia.
Zij hadden de wereld al veroverd.
Je neefje had ook een wandelstok met heel veel bergplaatjes uit heel Europa… van zijn oom gehad, erfgoed.
Je besloot terplekke om niet de concurrentie aan te gaan met de verzamelaars van wapenfeiten.
Jouw eigen mooie wandelstokje verdween in een ravijn.
‘Had je er maar beter voor moeten zorgen’

Terwijl ze je dit inwreven werd de ironie in jouw geboren. Het stokje dat jou moest ondersteunen om niet te vallen, dat stokje had jij doelbewust laten vallen. Je had geen zin om steun te geven aan dat wandelstokje .
Ironie geeft meer steun dan een wandelstokje, ironie ondergraaft alle denkbare wapenfeiten.
Ook de toerist in jou lag voorgoed in het ravijn.

Geef een reactie

Het e-mailadres wordt niet gepubliceerd. Vereiste velden zijn gemarkeerd met *