Ziektewinst

Ik zocht in het paviljoen naar mijn oude vriend die mij na onze studietijd uit het oog was verloren. Zijn hoogbejaarde moeder belde mij op om hem te gaan bezoeken in de inrichting. Wat een prachtig neutraal woord dacht ik nog toen ze het met haar Wassenaarse dialect uitsprak, inrichting. Een gekkenhuis voor de beter gesitueerden. Waldemar was inderdaad altijd uitstekend gesitueerd. De verstikkende luxe waarin hij opgroeide zette hem aan tot de filosofie. Dat is het ware geschenk van overvloed: het besef dat je al die tastbare troep niet nodig hebt, dat het gaat om de ontastbare ’troep’
Zijn bezorgde moeder vertelde dat hij ervan overtuigd was geraakt dat we achteruit leven, dat de dood een soort geboorte is. We zouden leven vanuit de toekomst en terugleven naar het verleden waar de dood ons wacht als een omgekeerde geboorte. Daar kruipen we, geslonken tot zuigeling, de baarmoeder in om daar te verdwijnen…?

Waldemar herkende mij niet met baard en bril. Hij kon onmogelijk vermoeden dat ik tot moslim was bekeerd. Mijn djellaba hielp de herkenning ook niet echt. Ongevraagd begon hij mij meteen te informeren over zijn gekantelde inzicht;
‘De dood verwekt ons allemaal, hetzij op zeer verschillende wijzen. De een valt in een ravijn, de ander stikt per abuis in een wesp, de volgende bezwijkt aan de builenpest.
De dood heeft een zeer gevarieerd repertoire, buitengewoon creatief’ zo sprak hij begeesterd en vol bewondering voor de dood alsof het een kunstenaar betrof.
‘Dus’ resumeerde ik, ‘Je ziet de dood dus als een soort oermoeder waar wij allen uit voort zijn gekomen?’
‘Zoiets ja, hoe je doodgaat heeft een beslissende invloed op de rest van je leven’ zei hij langzaam en peinzend in een afwezige verte.
‘Hoe heeft jouw dood je leven dan bepaald, als ik vragen mag?’

Het bleef lang stil, alsof hij zijn dood nog een keer beleefde…

‘Mijn geboorte was dat ik stierf van verveling, er was niets meer te doen, mijn bedje gespreid, ik moest de reden achterhalen waarom er geen reden was’ ‘En…heb je de reden gevonden?’
‘Ja’, zei met met spijt in zijn stem, ‘Ik moest erkennen dat het gevolg de oorzaak is van alle verschijnselen’
Het duizelde mij terwijl ik probeerde uit het denkbeeldige labyrint van mijn vriend te ontsnappen. Heel even huiverde mijn ruggengraat van deze gekte. Op weg naar huis nam ik mijn toevlucht tot een moskee voor het middaggebed.
Later realiseerde ik mij dat Waldemar daar toch wel riant leefde in die inrichting,
een paradijselijke omgeving. Menigeen zou vrijwillig die overtuiging willen aanhangen, voor zo’n gespreid bedje. Zou ik me nog een keer laten bekeren?

 

Geef een reactie

Het e-mailadres wordt niet gepubliceerd. Vereiste velden zijn gemarkeerd met *