Alleenstaand

Onderstaand schilderij (gemengde technieken) is een echte vervalsing…
Het oorspronkelijk schilderij is bij een brand verwoest.
Vergelijking met het origineel is dus niet meer mogelijk.

Hoe weet men nu of deze vervalsing niet het echte schilderij is?
Het enige bewijs is het feit dat het bestaat.
De kunstenaar heeft verklaard maar één schilderij met dit onderwerp te hebben geschilderd.
Het heeft geen onderwerp, daardoor is de gelijkenis treffend.
Dit is het enige werk van zijn hand dat abstract is, juist daarom is het zo uniek en waardevol binnen zijn oeuvre.

Het werk heeft dus:
> geen maker, het is niet gesigneerd.
> geen certificaat van echtheid, het is dus vals.
> geen onderwerp, geen naam.
> geen cataloguswaarde.

Waar kijken we hier dan eigenlijk naar?


Ik vind het — geen ironie — een prachtig schilderij.
Het heeft een mooie, levendige huid.
Het onderwerploze spreekt mij erg aan: ik kan er van alles in zien.
Het ontbreken van een handtekening laat mij binnen in de directe ‘kunst’-beleving.
De waarde doe er voor mij niet toe.
Kijken is gratis.
Het werk is door al deze dingen congruent met zichzelf, puur.

Het origineel zou nog beter geweest kunnen zijn.
Maar zou deze ‘vervalsing’ niet ook beter kunnen zijn dan het origineel?
Het is de beste versie die we hebben.
Wie durft alleen te staan in zijn waarneming, ongeacht het oordeel van anderen?
Al vindt de hele wereld dit werk drie keer niks en van generlei waarde.

In dit geval is het nog vrij makkelijk om het werk mooi te vinden, want er staat niets op het spel.
Maar wat als er wel iets op het spel staat?
Wat als alles op het spel staat?

Nu nog even over de belangrijkste bijzaak: is het kunst?
Welnee, het is echt.

Constructivisme

Dit is een werk van kunstenaarscollectief NDSM.
Van oorsprong een scheepswerf voor oceaanstomers.
In het zog van hun voortvarendheid lieten zij tal van constructivistische werken na.
Onbedoelde bijvangst van hun vakmanschap.
Omdat ze als collectief opereerden, werden werken als deze nooit gesigneerd.
Afzonderlijk waren de werken ook nooit te koop, omdat ze onlosmakelijk deel uitmaakten van de harde lyrische realiteit.
Deze kunststroming werd ook wel getypeerd als ‘Heavy Metal Poetry’.

Hier betreft het de bodemconstructie van een gigantische havenkraan.
Een mengvorm van schilderkunst, constructivistische beeldhouwkunst, fotografie; gemengde technieken dus.
Het werk is onlangs minutieus gerestaureerd, gezandstraald en in de grondverf gezet.
De afbeelding is zowel figuratief (de kraan) als abstract (je weet niet wat het voorstelt).
Het is als het ware een voorstel voor een voorstelling.

Zoals bij alle werken is ook dit werk lichtjes uit het lood.
Als esthetisch principe hield het collectief een foutmarge aan bij elk ontwerp.
Zij vonden het poëtisch om deze afwijking niet weg te werken maar juist te benadrukken.

De doorlopende tentoonstelling heet ‘Het Licht op Straat’.
Het werk is ter plekke te bewonderen zonder museumjaarkaart.

Veeg droog, ben nat

Honden spreken zonder woorden en dan ook nog in indianentaal.
Mijn natte hond Bir is kort van stof.
“Veeg droog, ben nat!”
Zijn ogen zeggen alles en z’n staart spreekt voor zich.
Als hij nat is blijft hij voor me staan, omhoog kijkend als een geslagen hond.
Het is inmiddels een vast afdroogritueel, waarbij hij mij een voor een zijn pootjes aangeeft.
De dankbare hond likt mijn hand als ik zijn teentjes droog, als reflex.
Daarna probeert hij z’n te ruime vel af te schudden, klaar.

Lees verder

Milieu-surveillant

Het was een dag als vandaag.
Natuurgebieden hebben geen dagen.
De aangelegde gebieden deden nog een tijdpoging middels bordjes.
Van ma. tot vrij., tussen zonsop- en -ondergang.
Bordjes die niemand ooit las.

De vrijbuiter wilde niet kunnen lezen.
B. was zelf vrijbuiter geweest, voordat hij deze baan kreeg.
Zelf noemde hij zich hulpboswachter, in zijn functieomschrijving stond ‘milieu-surveillant’.
B. deed zijn ronde.
Feitelijk liep hij lukraak dennengeur te snuiven.

Het was zijn taak dagjesmensen binnen de perken van het toelaatbare te houden.
Als een herder die zijn kuddedieren hoedt over de gebaande paden.
Honden te sommeren zich te laten aanlijnen door hun naar wild leven verlangende baasjes.
Het liefst struinde B. dwars door de rustgebieden waar niemand mocht komen.
Het verbaasde hem hoe de aangelegde dagjesmens schrok van zijn groene verschijning.
Ze reageerden schichtig, alsof ze betrapt werden op hun gedrag…
Dat was wellicht te verklaren door het wrede regime van zijn voorganger.
Die was psychotisch geworden, hoorde stemmen, dieren gaven hem boodschappen door die hij niet kon bezorgen…
De man zat nu thuis op het bos te wachten.

B. lette totaal niet op, hij zag ongezien alles door de vingers, bekeuringen gaf hij niet.
Dat laatste vond zijn leidinggevende verdacht, zodat B. af en toe maar zelf een bekeuring betaalde.
B. vond zijn functie dik betaald voor al het werk wat er niet tegenover stond.
Naar zijn eigen indruk deed hij niets.
B. voelde zich eerder een grootgrondbezitter die zijn landgoed inspecteerde.
Officieel moest hij melding maken van ieder incident en elk achterstallig onderhoud.
Dus verzon hij maandelijks een rapportage.
Zo ontdekte hij het schrijven als biotoop voor de vrijbuiter.
Wat B. betrof, kon de natuur niet grondig genoeg verwaarloosd worden.


Middenin het stiltegebied op de naaldheuvel keek hij altijd even tussen z’n benen door.
Dat gaf zo’n heerlijke warme golf in zijn hoofd.
Die fijne sensatie werd vandaag verstoord door een observatie.
Heuvelafwaarts zag hij de contouren van een dier.
Hij wist in één oogopslag: dit is een nieuwe soort.
Het dier leek nergens op: de kleur en tekening van de vacht, de vorm van de staart, de brede graafpoten…

B. observeerde het dier door zijn verrekijker en besloop het behoedzaam tot hij oog in oog stond met het ongekende wezen.
Tranen maakten het kijken moeilijk, hij wreef z’n ogen droog.
Het dier bleef kijken en vertrok plots onder een boomstronk.
B. wist onmiddellijk hij dit aan niemand ging vertellen.
Of het nu een uitgestorven of nieuwe soort was, wat had dit dier daaraan?
B. zag het circus al voor zich in het stiltegebied: camera’s, telelenzen, biologen, ethologen.
Het dier zou op de vlucht kunnen slaan, onder een auto lopen.
En dan opgezet in een natuurmuseum te zien zijn voor de aangelegde mens.

B. wenste zelf ook anoniem te leven.
Als B. beroemd zou worden, dan graag vanwege het feit dat hij altijd onbekend is gebleven.
Hij wiste zijn sporen.

Schitteren

Je weet niet wat je mist als je het schilderij niet kent.
Het is een schitterend beeld.
Licht en de ruimte in zicht.
Niets meer aan doen.
Voor de kenner schittert er iets door afwezigheid.
Zonder voorkennis is het volmaakt.

Hoe kun je iets missen?
Je mist pas iets, wanneer je geheugen een oud beeld op de werkelijkheid projecteert.
Je ziet letterlijk iets wat er niet is.
Daardoor zie je wat er wel is over het hoofd.
Zo zijn de hersenen constant bezig oude beelden over de eeuwig verse werkelijkheid te plakken.
Je ziet je gedachten.
Dit maakt het verschil duidelijk tussen denken en direct waarnemen.
Als dit onderscheid duidelijk is, zul je merken dat je meestal gedachten waarneemt in plaats van het eeuwig verse waarnemen.
Sommige mensen zijn ervan overtuigd dat ze altijd denken.
En dat waarneming niet bestaat zonder denken.
Deze overtuiging maakt zichzelf waar en blokkeert zo de open deur naar het directe waarnemen.
Hiervoor geldt uiteraard ook: je weet niet wat je wat je mist.

Afwezigheid is schitterend.
Het is er nooit geweest.
Afwezigheid is permanent aanwezig.
To be and not to be, simultaan.

Fascinatie

John Cage heet componist te zijn, maar componeert geen muziek; dat laat hij de I Tjing doen door bij elke muzikale beslissing met drie muntjes te gooien.
Met uiterste precisie hanteert hij de cijfers die eruit voortkomen.
“Ik ben gefascineerd door cijfers,” zegt hij, “dat komt omdat ik ze niet begrijp.”
Dit is een mooie definitie van fascinatie: iets fascineert je, omdat je het niet begrijpt.
Je houdt van je geliefde omdat je haar niet begrijpt, het mysterie blijft.

Fascinatie betekent: begoocheling, betovering waardoor je iets niet goed kunt zien of doorzien.


Wat bedoelen we met ‘begrijpen’?
Volgens mij is de taalwereld een voorlopige afspraak bij gebrek aan een definitieve.
We geven iets een naam en die namen clusteren we tot begrippen.
Als we vervolgens die begrippen hanteren, denken we iets te begrijpen.
In feite begrijpen we enkel het afgesproken begrip en bevestigen nogmaals die afspraak.
Van inzicht is geen sprake.

Wat de wereld wezenlijk is, valt niet taal te vatten.
Taal kan immers in het beste geval alleen verwijzen naar het zijn.
We hebben taal, maar we zijn veel meer dan dode letters.
Taal verandert constant.
Hetzelfde woord krijgt een andere betekenis, hetzelfde ding krijgt een andere naam.
De taalwereld valt niet samen met ‘de wereld’.
De echte wereld is niet van taal.
Het rare van het mensdier is dat hij de taal vaak aanziet voor ‘de wereld’.
Een dier zal dat niet overkomen: dierentalen zijn congruent met de oorspronkelijke natuur van het dier.
Lichaamstaal, vogelzang, geur etc.

Wat valt er te begrijpen aan bovenstaande afbeelding?
Is naamgeving begrijpen?
Is vergelijking begrijpen?
Het ligt voor de hand dat de aanname dat alles te begrijpen zou moeten zijn, de oorzaak is van al onze fascinaties.

Ik begrijp werkelijk nergens niets van.

Blootvoetindiaan

Als kind was ik gek van de bal.
Mijn blote voeten hadden had veel balgevoel.
Niets zo heerlijk als de bal hooghouden, nutteloos plezier.
Met blote voeten ging dat moeiteloos.
Ik raakte graag de tel kwijt bij gebrek aan medespelers.

In vele opzichten gedroeg ik mij als indiaan.
Ik sprak met dieren en dingen, liep blootvoets, maakte mij onzichtbaar.
Geruisloos besloop ik mijn ouders zonder dat ze iets merkten als ze, gehypnotiseerd door het blinde oog van de televisie, lagen te zitten.
De trap naar mijn kamer beklom ik zonder een trede te doen kraken.
Tussen de trapmuren liep ik omhoog, met de rug tegen de muur.
Bij wijze van initiatie wierp ik een zelfgemaakte speer in mijn scheenbeen.
Je moest ook alles zelf doen als laatste der Mohikanen.


Op het veldje met de drie reuzenpopulieren speelden we bomenvoetbal tot ’s avonds laat.
Ieder een boom, wie de boom raakte had een punt.
Er was niets mooiers dan van grote afstand met een gekromde bal de boom te raken.
Linksom, rechtsom.
Om een hoekje schieten.
Het gevoel in de voet op het moment dat die de bal schampt, wachtend op het klakkende geluid van de stam…
Die eenheidservaring had ik nimmer met schoenen aan.

Op competitie geschoeid clubvoetbal gaf me nooit die sensatie en euforie.
Schoenen met noppen vond ik helemaal niks: geen contact met het veld.
Met modderzolen en rozig van de buitenlucht kwam ik thuis om te slapen.
Mijn ouders merkten niets, het oog had hen begoocheld.

Geen leest heeft mij kunnen schoeien.

Soll


Het staat middenin een aangelegd natuurgebied: een werk van Soll Lewitt.
Het heeft geen naam, geen handtekening.
Soll slaagde erin levenslang buiten beeld van de media te blijven.
Dat is op zich al een kunst.
Anonimiteit is een viering van het werk zelf.

Dit zou ook helemaal geen werk van Soll kunnen zijn.
Het zou een hufterproof bord kunnen zijn.
Een plattegrond van het aangeharkte natuurgebied, zodat niemand kan verdwalen.
Wat mij interesseert, is de vraag of het iets uitmaakt wie het heeft gemaakt en wat het betekent.
Hoeveel geld het waard is.
Of het bedoelde kunst is of niet.
Of het echt is of niet.

Het boeit mij niet om ‘echte’ kunst te relativeren, noch om onbedoelde kunst op te waarderen.
Het verbaast mij dat waarde kennelijk een geloofsovertuiging is.
Dat geloof — bijvoorbeeld dat een werk ‘echt’ is en gemaakt door een bekende naam — de waarde bepaalt.
In mijn ogen is iets mooi, subliem en waardevol ongeacht het oordeel of iets ‘kunst’ is.
Het is een ‘kunstmatig’ onderscheid.

In het verlengde daarvan kunnen we het meesterwerk Wereld, waar wij deelnemer en toeschouwer van zijn, vergelijken met een kunstwerk.
> Dit gigantische werk draagt van oorsprong geen naam.
Al die namen zijn voorlopige afspraken bij gebrek aan betere: universum, omniversum…
Nooit zal een naam de lading dekken.
> De maker heeft nooit verklaard wat hij met dit werk heeft willen zeggen.
Dat hoeft ook niet, want het bestaan zegt letterlijk alles wat denkbaar en ondenkbaar is.
> De kunstenaar heeft zelf ook geen naam.
Het werk draagt geen handtekening, het wordt door niemand geclaimd.

Wat maakt het uit of het werk door iemand is gemaakt of door niemand?
Dat het door niemand gemaakt zou zijn is natuurlijk nog nog weer veel wonderbaarlijker dan dat het door een anonieme meester zou zijn gemaakt.
Waarom gelovigen en ongelovigen elkaar bestrijden vanwege een voorlopige afspraak, is mij een raadsel.
Ze slagen er wel perfect in om de essentie te mijden.

Zowel God als Niemand zijn — evenals Soll — succesvol buiten beeld gebleven, en zo hoort het ook.
Het gaat om het werk zelf dat direct naar de belever verwijst: die maakt het echt.

Is dit kunst?
Welnee, dit is echt.