Fiets heen


Hoe ik leerde fietsen…
Eigenlijk vergelijkbaar met hoe de meeste mensen sexuele voorlichting krijgen.
Je was al jaren praktiserend voordat je ouders met informatie kwamen omtrent het ontstaan van het mensenleven.
Met deze nuancering, dat mijn ouders nooit over de brug kwamen met deze onthullingen.
Zo fietste ik ook al jaren voordat ik zelf een fietsje kreeg. Op de fietsen van vriendjes kreeg ik vleugels.
Hard en schuin door de bocht.
Soms vloog ik uit de bocht, dat krijg je met vleugels.
Op een verjaardag, welke weet ik niet meer, stond er onder een beddelaken
een blauw fietsje, duidelijk al uitgebreid ingereden, gezien de kleine beschadigingen.
Ik was dolblij en fietste er meteen op weg.
Mijn ouders riepen verheugd:
‘Hij kan fietsen die jongen, kijk hem eens gaan!’
Ik fietste me suf, gaandeweg voelde ik dat er iets aan de hand was, maar wat?
Ik moest doortrappen, steeds sneller, probeerde te remmen maar de trappers maalden door.
In blinde paniek wist ik niet meer waar ik heen reed.
Met een klap ramde ik de portiekdeur van onze etageflat.
Er zat geen rem op de fiets.
Het was een doortrappertje.
Ik had meteen de pest aan het blauwe fietsje.
Je kon er alleen op een slakkegangetje veilig mee vliegen.
Een vogel die zo traag zou vliegen zou zo uit de lucht vallen.
Ik zou blijer zijn geweest met een dooie mus.

De gebruiksaanwijzing die mijn ouders mij meegaven voor het leven luidde ongeveer zo:
Fiets heen en vermenigvuldigt u…zonder rem.

Onderhuur


Ooit verhuurde ik een bovenkamer aan een obscuur personage.
Hij was komen aanwaaien, zocht onderdak voor zijn kind.
Voor ik er erg in had, had hij de gemeubileerde ruimte helemaal uitgewoond.

Hij was nogal een uitgeblust figuur, had een kind dat veelal sliep.
Ik werd gewaarschuwd dat zijn kind licht ontvlambaar was.
Huur werd niet betaald.
Gaandeweg werd het meubilair — geërfd van mijn ouders — uit het raam gegooid.
Gebrek aan geluidsoverlast was aan de orde van de dag, de stilte was om te snijden.

Met zachte hand probeerde ik hem eruit te zetten, maar hij verschanste zich in zijn onneembare fauteuil.
Ik gooide een steen door mijn eigen ruiten, sloeg een spijker door de muur om mijn nieuwe zelfbeeld op te hangen.
Geen enkele reactie, de huurder verschuilde zich achter zijn krant.
Vervolgens probeerde ik een gat in de vloer te zagen waar hij zat, maar ik had de plek verkeerd ingeschat.
Met een sloopkogel ramde ik vervolgens de pui aan puin.
Het peertje aan het plafond slingerde woest heen en weer.

Plots was er die zee van vuur.
De hele bovenkamer brandde af.
Het kind was ontvlamd.
De bovenkamer werd onbewoonbaar verklaard en vreemd genoeg onverklaarbaar bewoond.
Maar door wat of wie?
Het duurde een tijd voor ik naar boven dorst om te gaan kijken.

Tot mijn verbazing vond ik daar het kind.
Een spelende kind, in de open ruimte.
Onverwoestbaar.

Achtervolging


De stoel was een beetje paranoia, bezeten door een idee.
Ja, ideeën moeten ook zitten, anders zijn ze nergens op gestoeld.
De stoel had het idee te worden achtervolgd.
Door wát wist hij niet, maar hij werd bekeken.
Door dat idee ging hij het ook zo voelen.
Op een of andere manier leek iets veel echter als je het voelde.
Zelfs iets denkbeeldigs leek dan werkelijk te bestaan.

Toen de stoel echt last kreeg van zijn achtervolgingswaan, zocht hij hulp bij de lamp.
De lamp — een kaal, onooglijk peertje dat aan het plafond hing — had wel meer meubelstukken geholpen.
Door simpelweg het probleem van alle kanten te belichten, loste het vaak vanzelf op.

De stoel legde het probleem voor aan het peertje.
Vrijwel onmiddellijk wist het peertje dat het hier een ingebeeld probleem betrof.
Uitleggen aan de stoel dat het denkbeeldig was, zou niet helpen; de stoel was overtuigd van de juistheid van zijn gevoel.
Daarom zei de lamp: “Luister, het klopt. Je wordt achtervolgd, waar je ook gaat.
Hij volgt je overal. Maar maak je niet ongerust, het is je vriend, je eigen schaduw.”
De stoel was opgelucht.
Nu wist hij tenminste zeker dat hij achtervolgd werd en door wat.
Hij voelde zich gesteund door zijn trouwe achtervolger.
Vanaf dat moment waren ze onafscheidelijk.
De stoel dankte de lamp voor het belichten van het probleem.

Het peertje belichtte de hele bovenkamer, ze had er nog nooit een schaduw gezien.
Overal waar het licht scheen, verdween de schaduw met de snelheid van het licht.

Nul

Het is belangrijk om steeds weer het wiel uit te vinden.
Die geesteshouding, die bestaat uit een naïef soort verwondering, is heel waardevol.
Als een kind het wiel uitvindt, dan heeft zij zich het wiel eigen gemaakt.
Het wiel draait om de as.
Zonder die lege as draait niets.
Lau-Tse zei het al: alle gebruik komt van leegte.

Waar komt creativiteit vandaan?
Niemand weet het, omdat op het moment van creatieve stroom er niemand is.
De bovenkamer is leeg, vacant.
Het is een simpele wet dat ergens pas iets in kan als er ruimte beschikbaar is.
De nul is een mooi symbool voor die beschikbaarheid.
Benulzijn is nog mooier, omdat dit woord de bewuste aanwezigheid van die beschikbare ruimte weergeeft.

Het kanaal gaat open voor alles wat zich aandient.
Vertrouw op dat wat zich aandient, het is precies wat je op dit moment nodig hebt.
Je moet echter wel je kieskeurigheid overboord gooien: alles is welkom, onvoorwaardelijk.
Heerlijk om zo te leven, want plotseling klopt het hele bestaan.
Wat zich aandient is geheel congruent met wat je wilt, zoekt, vindt.


Voor buitenstaanders ben je een wereldvreemde gek.
Wat je doet lijkt in hun ogen zinloos.
Je bent niet doelgericht, niet aan het worstelen met de materie.
Je vindt achteraf soms pas toepassing voor wat zich heeft aangediend.
Je zoekt geen zin, het proces van stromen is je zin.
Wie heeft er geen zin in om te stromen?

Onvoorwaardelijk zijn is eng.
De uiterste consequentie is dat je bereid bent om nu te sterven als het moet.
Elke mystieke traditie gaat in essentie om sterven voordat je sterft.

Zwartmaken

Voor de duivel is men minder bang dan voor een zwart engeltje.
De duivel is eenduidig slecht, wel zo overzichtelijk.
Het kwaad in de gedaante van een onschuldig engeltje is meerduidiger, dubieuzer.

Wonderlijk dat beelden mensen bang kunnen maken, dode stof.
Wat brengt die dode stof tot leven?
Hoe komt het dat men dingen, mensen, dieren, denkbeelden zwart maakt en in een kwaad daglicht stelt?
Is het niet simpelweg het mechanisme om het kwaad buiten zichzelf plaatsen?

Onschuld is de beste dekmantel om het kwaad veilig te verdrijven.
Geloven in de hel creëert een hel, hier en nu.
Het denkbeeldige als denkbeeldig ontmaskeren is een hemel op aarde.

Er is nog altijd een behoefte aan zwarte schapen, denkbeeldige wolven en beren op wegen die ons kwaad voor ons kunnen dragen.
Onschuldige lastdieren.

Krokodillenleer

Waar moeder verscheen, begon het spontaan te regenen.
Ze had altijd een paraplu bij zich in haar handtas.
Als het niet regende, huilde ze oprechte krokodillentranen, zwijgzaam plukkend aan haar jurk.
Ik begreep nooit waarom ze niet nat wilde worden.
Huilde ze omdat het te droog was onder de paraplu?

Moeder was dol op planten.
Niet op waterplanten, maar op kamerplanten in een potje.
Vanuit obsessieve zorgzaamheid gaf ze haar dierbare plantjes steevast te vaak en te veel water.
Een voor een verdronken ze in de overvloedige zorg van haar groene vingers.

Iedere ochtend vroeg moeder vertwijfeld aan mij wat ze moest aantrekken.
De jurk met de witte nopjes of de groene met de ceintuur of toch het beige deux-pièce’je?
Na mijn welgemeende advies plukte ze toch maar een ander exemplaar uit de kast.


Moeder had moeilijke voeten: eelt, eksterogen en botvergroeiingen.
Elke stap in het leven leek haar pijn te doen.
Nooit kocht ze nieuwe schoenen die goed pasten.
Liever droeg ze de afgelopen schoenen van anderen die ze kocht bij het Leger des Heils.
Ze bewaarde een verzameling van wel veertig paar ondraagbare schoenen in een verhuiskist.

Bij dezelfde leverancier vond ze het damestasje van krokodillenleer dat precies paste bij de groene jurk met de ceintuur.
Ze was er erg mee in haar nopjes.
In dat tasje zwierven de pepermuntjes die mijn vader voor ons in stukjes brak.
Ze smaakten vagelijk naar Eau de Cologne van Boldoot.

Olifantasie

Denkbeelden zijn denkbeeldig, dat is evident.
Toch lijken we er soms last van te hebben, hetgeen in wezen irreëel is.
Door fantasie lijkt de mug een olifant.
95 procent van de menselijke problemen komen voort uit denkbeelden die voor echt worden aangezien.
Denk maar eens aan identiteiten, godsbeelden, wereldbeelden, botsende zelfbeelden.
De mens is in aanleg een olifantast.

Het is alsof je last hebt van een denkbeeldige vlieg, die irritant bromt.
Constant cirkelt het insect in je bovenkamer rond.
Het denkbeeld zit je op de huid en veroorzaakt jeuk.
Hoe kom je ervan af?
Een denkbeeldige vlieg kun je niet reëel doodslaan.
Je kunt een denkbeeldige vlieg alleen denkbeeldig doodslaan met een denkbeeldige vliegenmepper.
Natuurlijk helpt dat niet.
Het is een toneelstukje in de bovenkamer, opgevoerd door louter denkbeeldige hoofdpersonen.
Je hebt slechts het irritante vliegdenkbeeld verruild voor een denkbeeldige vliegenmepper.
Er is steeds maar één denkbeeld dat ingeruild wordt tegen een ander.
Dat er meerdere denkbeelden tegelijk zouden bestaan, is op zichzelf gewoon weer een nieuw denkbeeld.
Hoe meer aandacht je aan een denkbeeld geeft, hoe echter het gaat lijken.

Het is genoeg deze illusie als illusoir te zien, zo ontneem je de macht aan het denkbeeld.
Onmiddellijk blijkt de onoverkomelijke olifant een mug van niks.
Richt je je aandacht op de ruimte waarin denkbeelden verschijnen en verdwijnen, dan kun je nooit meer last hebben van een denkbeeld.

Hoe groot is die ruimte in die bovenkamer eigenlijk?
Daar zijn nooit metingen naar gedaan.
Wel kunnen we vaststellen dat de muren van die kamer denkbeeldig zijn, evenals het dak.
Het dak kan er gerust af.

Gregor Bazel (een bescheiden hommage)

Opus 78.
Dit werk van Gregor Bazel, prominent lid van de obscure Wascobeweging, toont ons een van de abstracte figuraties waardoor de Wascogroep zo onbekend is gebleven.
Werken van de Wascobeweging zijn echter zowel abstract als figuratief, alswel geen van beide.
Het werk valt niet anders te typeren dan als multivariabel, hetgeen de beweging uiteraard de kritiek van stijlloosheid opleverde.

G. Bazel was de spreekbuis en de naamgever van de Wascobeweging.
Begonnen als wonderkind, oogstte hij overal bewondering met zijn krijttekeningen.
Totdat hij volwassen werd, want toen nam het publiek plotseling geen genoegen meer met wasco.
Het verbaasde Gregor dat leeftijd en materiaalkeuze kennelijk bepalend was in de kunstwereld.

Gregor Bazel maakte zich er sterk voor dat de groep zich niet zou laten gijzelen door labels en kunstideologie.
Erkend Wascoïsme was wel het laatste wat hij nastreefde.
Het is jammer dat deze groep een beetje is vermorzeld in het ideologische geweld van de diverse kunststromingen.
Sommigen zien kunst nu eenmaal als een oorlog met beelden.
Met het ene beeld het andere kapotslaan, maar dit terzijde.

De groep legde zich middels een manifest vrijwillige beperkingen op.
Ik citeer er hier enkele:
> Het werk moet een menselijke maat hebben, opvouwbaar en makkelijk mee te nemen in de binnenzak.
> Elk werk is per definitie een reproductie van de werkelijkheid; de werkelijkheid blijft het enige origineel.
> Gemengde technieken zijn taboe, men dient louter wascokrijt te gebruiken.
> Tijdens het maakproces dient de kunstenaar met één afgeplakt oog te werken om een zo eendimensionaal mogelijk effect te realiseren.

De groep viel uiteindelijk roemloos uit elkaar omdat niemand zich meer aan het manifest hield.

Om Opus 78 op juiste waarde te schatten, is het aan te raden het werk met één oog te bekijken.
Neem het beeld goed in u op en sluit daarna beide ogen.
Het nabeeld dat u dan ziet vormt het eigenlijke kunstwerk.