Fabel van de duizendpoot

Duizendpoot was nogal filosofisch aangelegd, hoewel… ook daar twijfelde hij aan.
Voor hij iets ondernam, dacht hij er eerst zeer grondig over na.
Vooraf ontwierp hij een stappenplan.
Welke poot zou hij eerst zetten en wat was de juiste volgorde van stappen.
Pas wanneer het filosofisch helemaal klopte, kwam hij in actie.

Het onomstotelijke feit dat hij bij elke uitvoering weer struikelde over zijn eigen poten, maakte dat hij zich nog grondiger ging voorbereiden.
De laatste voorbereidingen duurden dan ook eindeloos.
Duizendpoot kwam in een crisis: de eerste stap zetten werd een onmogelijke filosofische opgave.
Hij kwam tot de slotsom dat hij geen poot had om op te staan.
Wekenlang lag hij op z’n rug te kronkelen.
Het was dat zijn goede vriend Slak langs gleed op zijn slijmspoor, anders had Duizendpoot er nog gelegen.

“Wat doe je?” vroeg Slak.
“Niks, ik heb geen poot om op te staan.”
Slak lachte langzaam om zijn goede vriend.
“Al mijn wiskundige berekeningen lopen op niets uit, met welke poot te beginnen?” jammerde Duizendpoot.
“Je bent te gek om los te lopen,” grapte Slak.
“Hoe doe jij dat dan, jij hebt toch ook geen poten om op te staan?”
“Dat klopt,” zei Slak, “maar wanneer ik ergens zin in heb, begin ik te kwijlen van verheuging en dan glij ik vanzelf voort.”
Duizendpoot lag nog steeds te kronkelen.

Slak was doorgaans heel geduldig, maar nu was het geduld zo langzamerhand wel op.
“Luister,” sprak Slak streng, “volgens mij is struikelen gewoon jouw manier van vooruitkomen.
Dus ga maar gewoon je gang en struikel voort.
Dat struikelen gaat vanzelf, daar hoef je geen moeite voor te doen.”
Duizendpoot schrok van de heftige taal van Slak.
Zo kende hij hem niet.
Hij rolde zich om en deed een poging om te struikelen.
Duizendpoot probeerde het pootje voor pootje, en warempel: het lukte perfect.
Hortend strompelde hij voort, sloeg af en toe op hol en over de kop.
“Het lukt!” juichte hij.
Dat struikelen zo eenvoudig kan zijn, zoiets vroeg hij zich nooit meer af.
Van filosoferen kwam het niet meer.
Het struikelen nam hem voortaan volledig in beslag.

Slak werd een beetje nerveus van zijn ‘nieuwe’ vriend, die regelmatig een pootje brak dat hij dan weer mocht spalken.
Zo was er altijd wat te doen.

Fabel van de heilige koe

Een gedachte is een auto, denkbeeldig rondrijdend door je gedachtegangen.
Het lijkt een druk verkeer, maar er rijdt slechts één auto per keer.
Een auto die je al tijdens het rijden moeiteloos inruilt voor een ander gedachtemodel met een andere kleurtje, een ander merk, een ander kenteken.
Het is een wonderlijke file van slechts één auto.

De virtuele auto botst op een volgende gedachte, of wordt denkbeeldig van achteren aangereden door de vorige.
De ene na de ene gedachte rij je zo total-loss.
Binnen een oogwenk is het wrak weer uitgedeukt en overgespoten.
Je rijdt gewoon verder in een puntgave gedachte — open dakje, volle tank — naar de parkeergarage van je geheugen, waar je je gedachten denkbeeldig wegzet.

Natuurlijk heb je zo je voorkeuren, bijvoorbeeld voor de ruime gedachte die glimt als een limousine.
Of je voelt schaamte om je te verplaatsen in een roestig wrak.
Als je ziet dat de grondstof van beide exemplaren identiek is, verlies je je interesse in vorm en naam.

Er lijkt geen einde te zijn aan de beschikbare parkeerruimte in je geheugen.
Als je totaal bent uitgekeken op je ene auto, parkeer je hem in die lege garage.

Het denkbeeldige komt nooit van z’n plaats.
Meditatie is een autosloperij zonder onderdelen.

De open deur

Midden in de woestijn stond een open deur, gezandstraald door de wind.
Zonder muur, zonder deurpost, kaal en versleten.
In de verste verten was geen spoor van bebouwing te vinden.
De deur was in de loop der jaren een vast herkenningspunt geworden voor iedere reiziger die passeerde.

Hoe die deur daar kon blijven staan, wist niemand.
De deur had iets raadselachtigs, hij scharnierde terwijl hij nergens aan vast leek te zitten.
Men had er stilzwijgend ontzag voor, zoals hij daar ongenaakbaar op zichzelf bleef staan.
Wegen vanuit alle windrichtingen kwamen samen bij deze deur.

Het vreemde was wel dat niemand ooit op het idee kwam om er doorheen te gaan.
Simpelweg… door de open deur.
Het verhaal verspreidde zich, dat wie door de deur heen ging zou oplossen en nooit zou terugkeren.
Men huiverde en liep er met een ruime boog omheen.

Alleen de wind durfde.
Wanneer het harder ging waaien, draaide de deur rondjes.
Bij een straffe wind gaf de deur de windrichting aan.
Een reiziger merkte dit op en zei: het is geen deur, maar een windwijzer.
Vanaf die ontdekking werd de deur gerespecteerd en verzorgd.
Het scharnier werd geolied, de deur werd geschilderd.
Er waren zelfs reizigers die speciaal naar de open deur kwamen om te vragen welke richting hun leven moest nemen.
De wind gaf onvermoeibaar antwoord.

De reputatie van de deur nam orakelachtige vormen aan, want elke richting bleek de juiste.

Mundvorrat


Zurück in der Heimat
inhalieren wir frische Luften und Körperduften.
Wir sind hier wie legalen Fremdkörper,
spazieren ins Wildwald
so wie Tiere unter den Tieren.

Sie riechen uns,
unserem fleischlichen Paradies.
Incarnatum est.
Wir haben nichts anzugeben,
wir sind nur Mundvorrat.

Unsere Hund riechst,
die Ohre gespitzt,
hinter sich.
Vorsicht!
In der Heimat
gilt Raumpflicht!

Fabel van de vegetariër

De vegetariër is een fabeldier dat diverse varianten kent:
> De klassieke variant houdt zo van dieren dat hij ze wel kan opvreten, maar desondanks zal hij dat nooit doen.
> De esthetische variant haat dieren, hij vindt dieren onrein, onhygiënisch, onsmakelijk. Hij gruwt al bij het idee vlees te nuttigen. Liever laat hij het vlees nutteloos in de verte grazen, op veilige afstand.
> De tolerante variant, die geen enkele belangstelling heeft voor dieren, laat staan voor hun vlees. Vlees laat hem onverschillig.
> De economische variant die vlees gewoon veel te duur vindt. Hij eet liever goedkope eiwitten. Deze soort is begiftigd met een goedkope smaak.
> Een laatste variant van de vegetariër betreft de soort die geen vlees mag van de dokter, zijn leven zou aanzienlijk bekort worden door het eten van een kroket met draadjesvlees.

De doorgewinterde vegetariër herkent zich in alle varianten en bedient zich van alle bovenstaande argumenten, al naar gelang de situatie vereist.
Daarnaast zijn er mensen, die van dieren houden en ze om die reden ook willen proeven.
Vast zijn er ook mensen die dierenvlees eten omdat ze dieren haten.
Wellicht is de reden waarom de mens zichzelf niet graag als een diersoort ziet, gelegen in de consequentie dat kannibalisme dan een logische optie zou zijn.

Het belaagde dier zal het uiteraard worst zijn om welke reden hij niet opgegeten wordt.

Deze fabel lijkt te gaan over vlees eten of niet, maar in feite gaat het over de logica die dienstbaar is aan alle standpunten.
Logica prostitueert zichzelf en doet het met alle meningen.

Fabel van de Geluksvogel

Het kan van een afstand zo lijken, maar de geluksvogel heeft niet altijd geluk.
Zij staat vrij onverschillig tegenover geluk of ongeluk.
Ongelukkig zijn vindt ze ook niet zo erg.
Omdat ze ieder geluk bij een ongelukje benut, lijkt het alsof alles haar zomaar in het schoot wordt geworpen.

Je klaagt toch ook niet over het weer! zegt ze opgewekt.
Wees blij dat je er bent, als je er niet was dan kon je niet eens klagen over het weer.
Het ligt allemaal zo voor de hand, zegt ze vaak als andere vogels haar niet kunnen volgen.
Als ik eet eet ik wat er is, is er niets dan eet ik niet.
Kan ik niet slapen dan slaap ik niet, word ik niet wakker, ook goed.
Ik gebruik wat voor de hand ligt.
Vervolgens laat ik het liggen omdat het er al is en dan doe ik verder niets of iets heel anders…
Laatst was ik zelfs blij met een dooie mus.
Hij was een oude vriend van mij, ver in de negentig en al drie keer van het dak gevallen.
Die ouwe kon niet meer tjilpen op dinsdag.
Hij is zo blij dat-ie dood is, vertelt de geluksvogel.
Hoe weet je dat? vroeg ik haar.
Omdat het zo geheimzinnig stil is op dinsdag.
Ik ben blij dat ik hem heb gekend, zonder hem was de dinsdag een dagelijkse dag.

Dat je iets te klagen hebt verwijst naar het geluk dat je er bent.
Hoevelen worden er nooit geboren?
Als je hen zou kunnen ontmoeten dan zouden ze klagen dat ze er niet zijn.

Van goed nog beter

Onderwerp: Van goed nog beter

goed is niet goed.

niet goed genoeg,

kan altijd beter.

genoeg is nooit genoeg,

kan altijd meer

meer dan meest

hoog kan hoger

snel kan sneller

hard kan harder

perfectie is één winnaar

op eenzame hoogte

de rest is verliezer

alles goed en wel

goed is goed,

goed genoeg

beter kan niet

genoeg is genoeg

minder is meer

niets meer en niets minder

te is te

teveel is teveel

teveel van het goede

blijf op de hoogte

haast je langzaam

volg zachte kracht

het leven is al volmaakt onvoltooid

je schaduw is al sneller dan het licht

’t openbaar geheim laat zich niet meten

Verstuurd vanaf mijn iPad

Bovetonengedrag

Boventonen maken de toon die de muziek maakt.
Vrijwel iedereen luistert naar de melodie, die kun je nafluiten.
De klankkleur komt van de boventonen.
Één toon kan vele boventonen maken die hoog boven de muziek uit zingen.
Akoestisch instrumenten maken spontaan boventonen, afhankelijk van de kwaliteit.

Verstuurd vanaf mijn iPad

Ben gat, door geven

Er zijn mensen die zich leeggeven, zonder goed voor zichzelf te zorgen.
Door te geven zijn ze goed, goedgeefs.
Dat houden ze heel lang vol, maar op een onverdacht moment raken ze uitgebrand.
Niemand kwam op tijd om te blussen. Het lijkt op een houtblok dat in de kachel
nog massief lijkt, maar uit louter zachte as bestaat, één tikje en het is stof.
De uitgebrande kan niets meer, het is helemaal op.
De vraag dringt zich op, waarom heb ik mij leeggegeven ?

Soms willen mensen aardig gevonden worden of hun bestaansrecht bevestigd zien doordat
anderen hun nodig hebben. Sommige mensen vragen aandacht door anderen aandacht te geven.

Het is een raar concept om beter voor anderen te zorgen dan voor jezelf.
Goed zorgen voor jezelf is goed voor anderen.
Die hoeven dan niet voor jou te zorgen.

Vaak zitten die anderen helemaal niet op hulp te wachten.
Ongevraagd hulp bieden is al een beetje verdacht, het duidt op een behoefte bij de gever.
Ergens verwacht de gever dan ook iets terug te krijgen van al dat gegeef.
Als dat uit blijft dan kan dat tot grote deceptie leiden.

Verstuurd vanaf mijn iPad