Ieder zelfbeeld of wereldbeeld is een leugen.
Dat is niet erg, het is zelfs onontkoombaar.
Je plakt jezelf in elkaar met momentopnamen, incoherente fragmenten.
De wereld is zo ongrijpbaar dat elk samengestelde beeld een waanbeeld blijkt.
“Wat je bent is geen ding, dus iedere representatie ervan is als bevroren water.
Het zijn stroomt woordeloos voort,” aldus meesterverteller Pollice Grosso.
“Ik spreek altijd de waarheid in de zin dat ik al mijn leugens erken.
Waarheid is het doorzien van de leugen, mijn verhalen zijn een bril om beter te kunnen ontmaskeren.
Liegen is niet erg als je toegeeft dat het leugens zijn, of om het wat aardiger te zeggen: fabuleringen, of nog aardiger: literatuur.”
Waarheid is niet in taal uit te drukken vanwege de taaleigen eigenschap om gehelen op te delen in aspecten.
Naamgeving gooit de graal van immanente eenheid aan scherven.
Het is geen doen die graal weer van stukjes taal in elkaar te plakken, het resultaat is altijd een wanstaltige vaas.
Voor taal is het hoogst haalbare te verwijzen naar…
Poëzie kan in sommige gevallen voorbij de taal wijzen.
Je kunt er niet je vinger op leggen, maar er is iets helder geworden.
Voor de ene lezer zal het onverwacht werken en voor de andere wartaal blijven.
De paradox is bij uitstek het middel om voorbij de taal te gaan.
De Zen-koan is een confrontatie met voor de hersenen onverenigbare tegenstrijdigheden.
Ze heeft als doel het conceptualiseren van de wereld lam te leggen, de weg naar de directe ervaring komt weer vrij.
Een koan veroorzaakt kortsluiting in de hersenen: plots is het hoofd weer beschikbaar voor de onmiddellijke beleving.
De preoccupatie met een zelfbeeld/wereldbeeld is een vorm van obstipatie.
Er kwam eens een westerse filosofieprofessor bij een Zenleraar op de thee.
De meester schonk thee in zijn kopje en bleef schenken, de thee stroomde over.
De professor raakte in paniek.
Hoe kan ik u Zen schenken als uw kopje vol zit, vroeg de schenker.
De wereld die we delen, lijkt een verhaal te zijn.
Dat is maar schijn.
Als we dat verhaal voor waar aanzien, leven we in een schijnwereld.
Representatie kan nooit samenvallen met waar ze naar verwijst.
Een taalwereld kent geen waarheid, zelfs niet als je alle verhalen van de wereld tot één verhaal zou smeden.
Directe ervaring taalt niet naar woorden: ze is integraal, dus waarom desintegreren?
De oorspronkelijke natuur verenigt ons van nature.
Een vertaling daarvan achteraf is altijd een bijzaak, directe ervaring stopt nooit.
Die rivier stroomt maar door.
Verhalen zijn bijzaak ter formulering en vermaak.