Gevoelsmengsel

Gevoelsmengsel

Je kon maar een ding tegelijk zien, horen, denken, voelen.
Vooral dat laatste voelde Gunnar Glyfgard als een beperking.
De wereld was dankzij dat lichaam in eerste plaats toch een directe gevoelservaring.
Als een wereldontvanger afgestemd op een favoriete zender.
Maar dat was nu juist het punt, Gunnar wilde niet een zender ontvangen maar alle zenders van de wereld.
De meeste mensen hielden niet van gemengde gevoelens, ze raakten ervan in de war.
Gunnar vond het een verrijking en een verheviging van het leven geven.
Zo kwam hij op het verlangen niet op één specifiek gevoel af te stemmen, maar op alles wat er te voelen viel.
De wereld als een directe totaalervaring.
Er zat niets anders op dan alle gevoelens te mengen, want anders zou je ze chronologisch ondergaan.
Eerst had hij geen idee hoe hij gevoelens moest vermengen, hij probeerde diverse technieken.
Maar steeds schiftte de gevoelssubstantie tot aparte bestanddelen.
Pas toen hij het had opgegeven drong tot hem door dat het in het afstemmen zat.
Juist niet afstemmen op een speciaal kanaal, maar gewoon alle kanalen open zetten.
Alle poorten open en filters weg, dan mengden die gevoelens vanzelf door de onophoudelijke maalstroom van indrukken.
Gunnar voelde zich oplossen in het mengsel van verdriet, extase, walging, liefde, angst, vrijheid, woede, tederheid, verrukking, frustratie, mededogen, ontreddering, dankbaarheid, onzekerheid, ontspanning, verwondering, alle registers van het gevoelsleven werden bespeeld.
Het wonderlijk van dit gevoelsmengsel was dat het als totaalbeleving als neutraliteit voelde.

Het vat vol tegenstrijdigheden was in wezen neutraal.
De tegenstellingen hielden op te strijden, ze vielen tegen elkaar weg.
Eerst was Gunnar vol van deze ontdekking, maar hij verleerde het wel om er over te spreken.
Mensen begrepen het niet, ze vonden het onmenselijk.
Daar zat wel wat in, het was leeg van elk idee over menszijn.
Alleen wat leeg is kan ergens vol van zijn.

Hangend vlak

Wat zie je zonder voorkennis?

Een anekdote van het glas halfvol of half leeg?
Of zie je dit glas als waterpas, horizontaal bewijs?

Of zie je een gefijnschilderd zeventiende-eeuws eikenhouten paneel?
Of fijne pixels op een lichtgevend glazen scherm?

Nee, ik zie een vaasje zonder bloemen, ruik je het rotte bloemenwater?
Nee, ik zie er liever een glas whisky in van een rijke eenzame drinker.

Zou het niet een gifbeker kunnen zijn, na de slok van Socrates?
Een stil leven van de dood, met het gordijn waarachter het nakende mysterie?

Ik weet uit betrouwbare bron dat het een glas te hete thee is,
snel neergezet in de vensterbank achter het gordijn,
door een man die te belazerd is om even op te staan
naar een tafeltje te lopen, twee meter verder,
hij zat net zo lekker.

Het gordijn is gepromoveerd tot tafellaken, het hangende wordt vlak.
Dingen die je ziet die kun je niet verzinnen.

Z.T. nr 9


(Gebruiksaanwijzing: Kijk naar Zonder Titel nr9 met een schuine blik!)

Rolf Webersang, 1988, wilde het liefst kaderloos werk maken, zoals zovele kunstenaars.
‘Elk kader gaat in tegen de essentie van abstractie, het begrenst de ruimte’
aldus de fotograficus van de Uflot-gruppe Wuppertal.
Ik vroeg Rolf hoe hij erbij kwam om zijn werken scheef op de muur te plaatsen.
Hij legde het mij uit met een lichtelijk geagiteerde vorm van geduld.
“Zelfs een abstract vormloos kader blijft een kader.”
Daar kwam hij achter na het maken van een serie lukraak gevormde omlijstingen waarop de abstracte figuratie doorliep.
Het dreef Rolf bijna tot waanzin, hij fulmineerde tegen dictatuur van de horizon.
“Alles wordt maar domweg haaks op de horizon geplaatst!”
“Oppervlakkige beschouwers zien moderne architectuur als abstractie, het is natuurlijk niets anders dan rigide kaderingsdrift loodrecht op die horizon, en altijd maar waterpas, het is het feest van de dode lijnen”

Beroemd is zijn werk “Outside the Frame” uit 2012, het toont een ruimte waarvan alle muren, vloer en plafond samen één omvattend en hermetisch abstract werk vormen, een totaalervaring.
Je staat werkelijk middenin het schilderij, de deur is niet meer te zien, er is alleen één klassieke lijst op een muur die een stukje witte muur omkadert.
Voor het eerst in de kunsthistorie wist een kunstwerk aan haar lijst te ontsnappen.
Toch was Rolf achteraf teleurgesteld dat hij de lege lijst niet schuin op de muur had geplaatst.
In de pers ging het alleen maar om die lege lijst met dat stukje monochrome muur.
De lijst werd geveild en de kamer met wit overgekalkt.
Vanaf dat moment wist hij dat zijn werk ongekaderd en scheef moest hangen in de eeuwig witte, haakse expositieruimtes.

“Die witte kunstruimtes doen mij denken aan een steriel ziekenhuis, alsof de kunst een zieke patiënt is die daar behandeld wordt door de zachte heelmeesters van de kunstkritiek”
“De enige ziekte het kader zelf, kunst breekt door alle mentale kaders heen, ook of juist door de kaders van de kunsttheorie”

Na het gesprek was Rolf uitgeput van het fulmineren.
Ook ergernis kan een kader vormen, het is een hele kunst om je niet te ergeren.

Gelukkig onbegrip

Gelukkig onbegrip

Je weet eerst niet wat je ziet.
Dan denk je er iets in te herkennen.
Het lijkt op een bekend iets,
bij nader inzien moet je bekennen
dat het het toch niet is.

Het is anders dan het oude vertrouwde.
Je noemt het voorlopig ‘iets dingachtigs’,
als werktitel, dat voelt alsof je er een beetje grip op hebt.
Een naam als handvat om het ding te hanteren.
Je voegt er wat losse eigenschappen aan toe,
kleur, vorm, gewicht, smaak, substantie.

Zo komt het dingachtige ter wereld als begrip.
Je lijkt op een vader die aangifte doet van zijn pasgeboren kind.
Het ding lijkt net als een kind pas echt te bestaan met een officiële naam.
Ondefinieerbare dingen, zonder naam en zonder papieren zijn als illegalen, we doen alsof ze niet bestaan.

De volgende keer dat je het dingachtige tegenkomt zegt je geheugen: ‘O, dat ken ik, dat heb ik eerder gezien’
Herinnering schept het bekende zijn.
Nu probeer je medestanders te vinden die jouw begrip
onderschrijven, daarmee lijkt het begrip algemene geldigheid te verkrijgen.

Onze gemeenschappelijke taalwereld bestaat grotendeels uit begrippen die feitelijk niets verklaren dan het onbegrip van de bedenker.
Je denk het te begrijpen, maar je feitelijk begrijp je alleen het begrip.
Je weet nog steeds niet wat je ziet.

Je voelt je gelukkig onbegrepen, gelukkig maar,
want wie of wat wil en kan worden gereduceerd tot een begrip?

Uflotisme

Z.T.nr 2 van Rolf Webersang, 1988, fotograficus.
representatief voorloper van het Uflotisme buiten Europa.

Bij exposities van Rolf valt op dat zijn werken
zonder uitzondering scheef hangen, uit het lood.
Dit om iedere associatie naar een horizon te vermijden.
Dit versterkt de antizwaartekracht van het werk.
(het werk is gratis te downloaden en uit te printen op canvas, let wel de prints zijn eenmalig, bij iedere download vervaagt het beeld)

U.F.L.O.T

U.F.L.O.T

Abstracte kunst heeft geen zwaartekrachtpunt, geen horizonlijn, het zwevende beeld krijgt een ruimtelijke werking.
Het kubisme en abstracte kunst is nooit tot de fotografie doorgedrongen.
Dat is vreemd omdat de tastbare werkelijkheid overloopt van kubistisch beeldmateriaal, als je er oog voor hebt.
De kunstmatige scheiding tussen abstracte en figuratieve kunst heb ik nooit zo begrepen.

Zoals chaos een onbegrepen orde is, zo is abstractie voor mij een moeilijk te traceren figuratie uit de fysieke realiteit.
Kubisme vormt een overgangsfase naar totale abstractie door objecten tot geometrische vormen terug te brengen.

Het menselijk oog (of beter gezegd: de zachte waar in het brein) dat visuele informatie omzet in herkenbare beelden,
is zo geconditioneerd dat het alleen zaken herkent met een kenmerkend profiel, een pictogramachtig oerbeeld van het object, gekoppeld aan een horizonlijn, zodat het beeld staat.
Een plint kan al als horizon dienst doen.

Laat je het ding vanuit een andere hoek zien dan is het al snel niet meer zo herkenbaar.
Focus je vanuit een vreemde scheve hoek, van bovenaf, zonder horizonlijn dan is het object niet meer te identificeren.
Het is bevrijd van elke context.

Deze dingen vallen onder de noemer: UFLOT,
Unidentified Flying/Lying Object Trouvé.
Vanaf nu is deze term gemunt als fotografische stijlvorm.
Het is een samentrekking van UFO en het begrip ‘Objet trouvé’ van Marcel Duchamps.
Met deze blik is er overal gratis abstracte kunst te vinden.

De vele UFO-waarnemingen zou ik onder de kinetische kunst willen scharen.
In de geest van Tingely en Calder, abstracte beelden die zonder sokkel rondzweven.

Omgekeerd zou met terugwerkende kracht abstracte kunst van bv. Mondriaan als Ufo-waarnemingen kunnen gelden.
Je weet immers niet wat je ziet en het toont aan dat de buitenaardsen onder ons zijn, vermomd als kunstenaars.

Wellicht heeft abstracte kunst een transcendente werking op de toeschouwer omdat ze bevrijd is van welke context dan ook.

Fabel van het baaswezen

De baas wordt geschaduwd door zijn hond.
Zo komt zijn schaduw aan het licht.
De hond zet zijn baas aan tot zelfreflectie.
Dat komt, de hond is van nature een en al een luisterend oor. Hij luistert onvermoeibaar naar ‘his masters voice’,
zonder oordeel te geven, zonder bevestiging, soms een relativerende knipoog.
De hond weigert tegenspraak te geven, voor een hond is mensentaal geklets in de ruimte.
Hij spreekt liever de taal van de praktijk, lichaamtaal, geurtaal, smaaktaal, gromtaal, bijttaal, staarttaal, met de interpunctie van hier en daar een schuine kop.

Na een goed gesprek met dokter hond voelt de baas zich helemaal gezien en gehoord.

Het hondenoor maakt alle vragen rethorisch, ze kaatsen onmiddellijk terug naar de afzender.
De baas wordt op zichzelf teruggeworpen, hij hoort zichzelf praten dankzij zijn hond.
Zonder deze therapeutische begeleiding zat de baas in een gesloten inrichting, in een asiel.
Hij prijst zich gelukkig dat deze hond hem wilde adopteren.

Langzamerhand draaien de rollen zich om, de baas moet gaandeweg zijn meerdere erkennen in het superieure zwijgen van zijn hond.
Willem Elsschot zei het al: ‘Zwijgen kan niet verbeterd worden’
De hond laat zijn baas uit, de baas volgt als een eenzame wolf.

Natuurlijk zijn er ook blaffende honden, maar dat zijn niet de echte honden, het zijn amateurs, zij studeren hooguit voor hond of geven zich ervoor uit.
Niet blaffen genereert de meeste autoriteit.

De poes is weer een ander geval, zij maakt de mens tot butler, portier en masseur.
Een poes heeft personeel.
Ze had ooit alle Egyptenaren in dienst, maar daarover later.

Mijn eigen hond is ook zeer gehoorzaam, ik hoef maar te zeggen:
‘En nu eet je die worst op, anders zwaait er wat’
en hij doet het zonder te dralen.

Boom en kaart

Zo ontstond de platte grond, de plattegrond,
een landkaart van het meerdimensionale zijn.

Pel een mandarijn, wals de ronde schil vlak,
nieuw land is geboren met een unieke grenslijn.

Nu kan de reis beginnen naar het echte land,
proef het vruchtvlees, smaak is haar grondgebied.

De papieren landkaart geurt vaag naar de echte bossen
die in het gebied stonden, voor de houtkap.

Het echte gebied ligt nu ontbost te dromen
van landkaartbomen waaraan mandarijnen groeien.

Kaarten hebben niets gemeen met het gebied
dan de papieren werkelijkheid van houtpulp.

Bewust naïef

>
De bal was ooit rond en kon raar rollen.
Het spel was ooit onvoorspelbaar.
De bal is inmiddels plat, lekgeschopt, stukgespeeld,
Hij heeft genoten van het bal zijn, een prachtig leven gehad.

De rijkste club koopt de beste spelers en wordt kampioen.
Wie het best ongemerkt doping gebruikt is de winnaar.
Wie de meeste volgers heeft gekocht is populair.
Hoge kijkcijfers zijn een bewijs van kwaliteit.
Wie de spelregels naar zijn hand zet heeft gelijk.
Wat de meerderheid wil is het goede, het ware en het schone.

Het spel verliest waar de speler zijn onmacht niet kan verwerken.
Spel is ironisch en speelt zich af in de speler,
de deelnemers zijn macht en onmacht,
ze spelen het spel van echt en doen alsof.
Zonder ironie is het spel een voortzetting van de oorlog
alleen met andere middelen.

Spel is altijd nieuw, je speelt alsof er nog nooit gespeeld is.
Je vindt het spel ieder moment opnieuw uit, bewust naïef.
De speler gaat op in het spelen, in liefde voor de bal.
Deze bal is altijd de eerste en de enige, leve het spel.

De schoonheid van het eenmalige.

De Fabel van Begonia

M was zonder twijfel een Begonees, geboren en getogen in de hoofdstad Maculpo.
Opgevoed tot echte man, wat betekende dat hij geacht werd zijn land en cultuur te verdedigen tegen alle vijandige buurlanden, de vrede met geweld te handhaven.
Dagelijks werd elke dode vijand gevierd en elk eigen slachtoffer diep betreurd.
Zoals elke echte Begonees was M sneuvelbereid, het voelde als een eer dat te mogen.
Zijn cultuur bestond er uit dat hij moest geloven dat hij tot het ras van de Begonezen behoorde..
Dat ras werd bij jongens bekrachtigd door het neusbot ritueel te breken, tijdens breken legde je de eed van gehoorzaamheid af.
M had daarna dagenlang bloed geroken.
Na deze pijnlijke rite was het moeilijk om je geen echte Begonees te voelen, de eed voelde als een brandende plek in zijn borst.
Een stigma om trots op te zijn, zo werd M ingeprent.

Het land Begonia was door hogerhand geschapen, speciaal voor de Begonezen, zij waren uitverkorenen, ze geloofden er heilig in.
De buurlanden werden als achterlijk gezien door de Begonezen omdat ze er anders uitzagen, een vreemde taal spraken,
die buren geloofden rotsvast in heel andere zaken.
Weer andere buren geloofden rotsvast nergens in, zonder te zien dat ook dat weer een geloof was.
Zolang iedereen achter zijn grenzen bleef leek het vrede op aarde, maar zodra grenzen overschreden werden, ontstond er meteen conflict.
Ieder conflict versterkte hun identiteit en ergens genoten ze ervan hun krachtige onoverwinnelijke identiteit te tonen door deze met geweld te verdedigen, een sterke bevestiging van bestaan.

DNA onderzoek wees uit dat er geen enkel genetisch verschil was met de bevolking uit de buurlanden.
M was eerst in shock door dat bericht, maar hij zag ook een nieuwe weg ontstaan.
De Begonezen bleven geloven dat alleen zij bijzonder waren, uitverkorenen, M merkte dat er niet over te praten viel, hij ging zich een vreemde voelen onder zijn ‘eigen volk’.
De moderne psychologie liet zien dat geloven een scheppende kracht is die je voor elk gewenste droom bewust kon inzetten.
‘Dus waarom zouden we niet in een droom geloven waar iedereen van droomt?’ dacht M.
De zeer rationeel wetenschappelijk ingestelde Begonezen bleven liever investeren in een inwisselbare identiteit dan in een gezamelijke droom.
Zonder die identiteit zouden ze niemand meer zijn.
M werd tot persona non grata verklaard en ontvluchtte zijn land.
‘Er loopt een diep ingesleten spoor van geweld, dat is de gewoonte’
M wil anoniem blijven, zijn verblijfplaats is geheim, interviews geven wil hij niet.
‘Waarom praten over wat evident is, als ook dat weer geweld oproept?’
‘Zolang de wond gevierd wordt als sierraad blijft geweld een gewoonte’
‘Identiteit is een medicijn om je te genezen van je aangeboren gezondheid, de bijwerkingen zijn erger dan de kwaal, ze zijn de kwaal’
Meer wilde M er niet over zeggen.