Chauffeurkunst


Trails nr 87 (200cmx300cm) 2009

Egon Steinpilz (1977 München) begon als bescheiden graficus met droge naaldetsen, subtiel werk.
Geleidelijk aan begon hij met zeefdrukken, steeds grotere formaten.
Nu maakt hij monumentaal werk door met zijn Landrover door zorgvuldig geprepareerde verfbaden te rijden en daarna over enorme lakenstof.
De voorbereiding is even precies als bij zijn droge naald etsen.
Hoe groter hij te werk ging hoe voorzichtiger hij werd.
Elk spoor dat hij rijdt is eenmalig en onherroepelijk.
Dit late werk wordt hogelijk gewaardeerd om de spontaniteit en de versheid van het spoor.
Na de finale rit bestrooit hij het doek met ijzervijlsel om een mooi patina van roest te laten ontstaan.
Het laken spant hij op raam zoals echte schilders, maar dan achteraf.
Zijn meest recente werk is inmiddels te groot voor de musea.
Ze hangen als enorme vlaggen aan puien van wolkenkrabbers.
De laatste overzichtstentoonstelling hing in 42nd Street New York.

‘Roest is het ademen van metaal, mijn ziel is van ijzer, mijn werk is vijlsel’ aldus de kunstenaar/chauffeur.

Parabel van het onvergetelijke

De lezer komt verhaal halen bij de schrijver die net aan een nieuw verhaal begonnen is: ‘Over een schaduw die een trap beklimt’.
De slotzin weet hij al: ‘Eenmaal boven aangekomen wierp hij de schaduw weg, de trap kon gewoon blijven liggen.’
(met dank aan Wittgenstein de filosoof, niet de eenarmige pianist)

‘Ik zoek al lezend altijd naar het hele verhaal’ vertelt de lezer ongevraagd, ‘waarom schrijft u niet eens het hele verhaal?’
De schrijver is een beetje overdonderd en zegt;
‘Ik zal uw vraag graag beantwoorden, maar waarom leest u eigenlijk, om te vergeten of om u zich te herinneren?’
‘Dat weet ik niet, ik zoek het onvergetelijke’ formuleert de lezer weifelend.

‘Maar wat nu als het hele verhaal zou vertellen om te stoppen met lezen?’
‘Als dat het hele verhaal zou zijn, dan las ik nu geen letter meer’
‘Zou dat onvergetelijk genoeg zijn voor u?’ vroeg de schrijver. ‘Het is voor mij in ieder geval op dit moment onvoorstelbaar’

‘Waarom schrijft u eigenlijk’ vroeg de lezer, ‘om vast te leggen of om los te laten?’
‘Dat weet ik niet, verhalen zijn gevangen vogels, om ze vrij te laten moet je ze eerst vastleggen, en je kunt ze los laten, maar of ze leren vliegen weet je nooit’

‘Nogmaals, waarom probeert u niet eens het hele verhaal te schrijven?’
Het bleef lang stil.
‘Vergeet niet dat een schrijver ook maar een eerste lezer is,
een eerste lezer die niet weet wat hij leest, dat is het onvergetelijke van schrijven’

‘Misschien is dit wel het hele verhaal en wachtte het alleen op een uitgelezen moment om te worden verteld?’
‘Het zal blijken of het onvergetelijk is, zo niet dan is het een vergetelijk verhaal’

Zonder vergeten kan nooit iets hervonden worden.

Ontologica

“Dat omnihilisme is mij toch wat al te alomvattend,

daar kan ik helemaal niks mee weet u”

“Inderdaad zeg, maar moet dat dan?”

“Nee, dat zeg ik, wat moet je met een gat

dat ons van binnenuit omvat, dichten soms?”

“Nee, dichten helpt niet, het blijft gapen

die open wond van niet-weten.”

“Alles erop en eraan?” vraag ik.

“Hoe bedoelt u?”

“Melk en suiker?”

“Nee, dank u , niets graag”

“Alstublieft!”

(opgevangen in de wandelgangen van een ontologisch congres
waar ik jaarlijks de koffie verzorg)

Verkenningsvlucht


Wij leefden op stand, in een prachtig pand van de Mexicaanse Ambassade, op het fraai geornamenteerde plafond welteverstaan.
Mijn heerlijke jeugd speelde zich af tussen de ornamenten.
Geboren op de arm van een gouden kroonluchter, wie wordt er zo koninklijk geboren?
Mijn vader, strontvlieg van professie, was opgeleid in het hoogste echelon van de luchtmacht.
Moeder, van zeer goede huize, (hygiëne ging haar voor alles) kon zich veroorloven de hele dag haar vleugels te poetsen
en eitjes te leggen op de gouden luchter, overdags warm door de zon en ’s avonds bij het diner verwarmd door het lamplicht, een perfecte broedplaats.
Het ongedierte beneden ons dineerde veel en vaak.
Wanneer de Zuid-Amerikaanse notabelen en ambassadeurs kwamen logeren en dineren was het feest, chili con carne, ons favoriete nagerecht voor de volgende dag.

Zoals bekend hebben wij vliegen geen land, wij heersen over het luchtruim. Vader voerde ons en dagelijks sanitaire verkenningsvluchten uit. Hij klaagde wel eens over de korte oogsttijd na de invoering van het watercloset met stortbak.
Een aantal keren was hij bijna door de vijand doorgetrokken.

Ik heb het gezicht en karakter van mijn moeder maar het temperament en voorkomen van mijn vader.
Vroeger dacht ik dat ik met een verkeerde geest in het goede lichaam was geboren of andersom.
Wij vliegen zien alles op z’n kop.

Bij mijn eerste verkenningsvlucht ben ik doorgetrokken.
Ik dacht, dit is het einde, een emotionele achtbaan.
Het was een abrupt afscheid van mijn gelukkige jeugd op dat plafond. Wonderbaarlijk overleefde ik het, ik kwam ergens bovendrijven in een open riool. Het bleek een hervonden paradijs.
Al mis ik mijn familie, ik acht mijzelf een zondagskind,
soms meen ik ze te zien vliegen.

Schutkleurig

Vreemde mannen in schutkleuren sluipen door de straat, schichtig spiedend
’s Middags zijn ze weg behalve één volhardende die zich al ijsberend warm probeert te houden.
‘Wilt u koffie? vraag ik’, om hem te kunnen uithoren.
‘Ja, graag, wat aardig, dat maak ik nooit mee’.
‘Een gevulde koek?’

Het blijkt een vogelaar.
‘Er is hier een Azuurmees gesignaleerd, komt alleen in Rusland voor,maar hij is geringd, kan dus ook uit een voliére ontsnapt zijn, ben net in Georgië geweest, volgende maand ga ik naar Marokko, mijn vrouw vind het maar niks’
Onwillekeurig dwaalt mijn geest weg naar de KGB, Solsjenitsjin en de Goelag, de geest is gek, vreemd vertrouwd.
Ik vertel hem over het vuurgoudhaantje dat ik twee keer zag,
de tweede keer lag het wonder in mijn hand, doodgevlogen tegen de schuifpui, in de vriezer bewaard voor een liefhebber.

‘Zal ik u waarschuwen als ik die Azuurmus weer zie?’ stel ik voor.
‘Dat zou heel aardig zijn, maar vergis u niet, als het echt een Azuurmees is dan staat het hier morgen vol met honderden vogelaars, met kannonnen van telelenzen, vorige maand in Rotterdam Kralingen stonden we voor een voortuintje, de bewoner werd agressief, heeft ons met zijn tuinslang de straat uitgespoten’

Hij wijst mij nog op een ijsvogelnest in de buurt.
Ik vertel het enthousiast door aan een buurman.
‘In Gambia zijn ijsvogels als mussen zo gewoon’ zegt hij voor hij zijn motor start.
Ik zie in gedachten zwermen vogelaars neerstrijken gehuld in schutkleurig verenkleed. Ze vliegen de wereld af om hun presentielijsten af te vinken.
Surrogaat voor de jager-verzamelaar.

Onzintuig

‘De wereld’ bestaat uit ontelbare indrukken, meer dan er zintuigen zijn, veel meer dan zintuigen kunnen opnemen en verwerken.
De wereld is een en al uitdrukking.
Een overweldigende manifestatie.
Je wordt permanent ingedrukt door de wereld,
zo niet platgewalst.

Wellicht draait evolutie niet om voortplanting, maar om de ontwikkeling, vermeerdering van zintuigen of versmelting van losse zintuigen tot een geheel?
Een verfijning van waarneming om de wereld beter nog te kunnen ‘lezen’ of zelfs, om totaal samen te kunnen vallen met de wereld als geheelbeleving.

Het denken is geen zintuiglijke waarneming, het is onzintuigelijk.
Er komt wel eens iets zinnigs voort uit het denken,
maar het merendeel is onzin.
De enige zin van onzin is dat het een bron is van vermaak,
de meeste onzin is onbedoelde humor.

Ik geloof heilig in de ontwikkeling van zo’n nieuw zintuig.
Het onzintuig, een belangrijk gereedschap voor verdere evolutie.
Lang leve de mens die dit onzin vindt.

Lichtjesregen

Ooit hoorde ik een weerbericht:

‘Geen neerslag van betekenis’

ik was op slag betoverd door deze lyriek

Vandaag hoorde ik het vervolg:

‘Het regent lichtjes’

een prachtig weerberichtgedicht

‘Het regent lichtjes’

dat klinkt zegenachtig, wonderzaam zo waar.

De zon regent licht, onophoudelijk

een zonderling geheim zo openbaar

zonder zon schijnt de maan

niet te zijn en wel

dat is het hele spel van bestaan

licht is de enige neerslag van betekenis

licht is betekenis

Dierensport

Het is vrij onbekend, maar alle dieren doen aan sport.
Ze worden alleen niet afgeklokt, ze hebben alle tijd.
Zelfs de eendagsvlieg komt ‘savonds als winnaar aan de finish.

Dieren maken niet alleen werktuigen, ze gebruiken ook uiterst effectieve airco en communicatiesystemen (Termiet)
Ze maken niet alleen kunst, architectuur en choreografieën (Prieelvogel) maar ook muziek (Nachtegaal)
Qua mode zijn dieren onovertroffen gezien hun ongekende collectie van verschijningsvormen.(Paradijsvogel, kameleon, inktvis etc.)
Er zijn zelfs dieren met therapeutische gaven,(katten, honden en paarden) die zich dienstbaar maken aan mensen.

Dierachtigen zijn ook nog geboren sporters zonder daar enige moeite voor te doen, het is hun ingeboren natuur waar ze uiting aan geven.
Neem de vlinder (100 meter vlinderslag), geen wezen heeft de discipline om zo inefficiënt mogelijk van A naar B te gaan als zij, en presteert het dan ook nog om bij C aan te komen
(B is helemaal vergeten)

Het jachtluipaard staat bekend als hardloper, maar doet dat nog met een reden, hij bejaagt een prooi.
Echte sport heeft natuurlijk geen doel, het is in feite het vieren van het doelloze. Waarom?
Omdat het ultieme geluk bestaat in de sport om er zomaar te zijn, zonder nut, zonder doel, vrij van denkbeelden.
Oppervlakkige filosofen gooien dit kind met het badwater weg door dit als nihilisme weg te zetten.
Soms lijken filosofen er een sport van te maken om simpel geluk te saboteren door de levende directe ervaring tot een denkbeeld te reduceren.

Ieder dier is een winnaar in zijn eigen eigenaardigheid.
Zelfs de filosoof wint, maar meestal betreurt hij zijn gelijk.
Een dier heeft geen keus tussen gelijk of geluk,
die leeft de praktijk.