De lachende dingen


Ook al heb je ogen op steeltjes, je weet niet wat je ziet.
Je weet alleen de naam te noemen, de kleur, de vorm…
Je hebt met anderen de afspraak aangenomen om deze vorm met deze naam te benoemen. Omdat vele namennoemers met jou dit zo noemen lijkt het vanzelfsprekend, maar eigenlijk zegt het ding je helemaal niets.
In het dagelijks gebruik lijkt het ding zijn vaste rol te spelen en betekenis te krijgen,maar eigenlijk heeft het ding buiten het gebruik geen enkele betekenis van zichzelf,
het ding speelt geen enkele rol.
Zo weet je ook niet wat je proeft, je weet slechts dat je proeft.
Directe zintuiglijke ervaring zonder taal of teken doet verwondering ontwaken en verbijstering voelen.
Dit is de traditie van de eerste keer, een levende traditie
van het eenmalige.

Dingen heten niet, hoe hard je ook namen noemt.
Ze luisteren alleen als ik hen mijn oren leen
en lijken te leven als ik mij in hun dode lijven inleef,
dan lachen ze zich slap in mijn handen om hun niet bestaan.
Er valt veel te lachen in de dingenwereld.

Open bijsluiter


Men denkt te weten dat er geen leven is na de dood, anderen denken van wel.
Na het sterven zullen geen van beiden hun gelijk kunnen proeven of hun ongelijk toegeven, er is immers niets en niemand.
De dood eindigt in een slot dat op slot zit.
Blijft er wel een bewust zijn over na het sterven dan is iedereen er nog.
Er valt dan niets te erkennen of te ontkennen, een open slot is geen slot meer.

Wat wij zeker denken te weten zegt niets over hoe het werkelijk is, dat is de traditionele benadering in de wetenschap, vermeend objectief.
Overweeg nu eens dat wat wij zeker denken te weten er wel toe doet en zelfs een scheppende werking heeft, zoals bij het placebo-effect, waar totale subjectiviteit kennelijk genezing bewerkstelligt.
Er is bewezen dat het middel geen enkele werkzame stof bevat; kennelijk is vertrouwen en overgave genoeg om het zelfgenezend vermogen te activeren.
Stel dat de mens medeschepper is van deze werkelijkheid dan zou het slim zijn als je dat middel bewust zou inzetten.
Stel dat blind vertrouwen of overgave, wellicht zelfs tegen beter ‘weten’ in, een poort is voor creatie of genezing.

Er heerst een raar meningendogma: dat je in alles een houding moet aannemen van voor of tegen zijn.
Het leven gaat daar niet beter van stromen.
Je kunt heel goed leven door het open te laten en te erkennen:
‘ik weet het niet, het zou kunnen en zo niet dan is het ook goed.’
Hoe leg je uit dat een open houding geen houding is?

De smaak van het verbod


Een hek sluit indringers buiten en het sluit binnen wat ontsnappen wil.
Maar het hek is ook een uitnodiging om er overheen te klimmen.
Wat is daar achter het hek?
Vast iets bijzonders wat ik niet mag weten.
Schapen zijn over het algemeen volgzaam en blijven in de kudde.
Ik ken echter een Texels schaap dat in z’n eentje over het hek springt.
Langs de snelweg groeit nog het beste gras en de lekkerste onkruiden.
Ze proeft daar de heerlijke smaak van het verbod.
Ze ziet mij helaas niet als bewonderaar maar als schapenhoeder.
Wanneer ik nader springt ze even braaf terug het weiland in, voor de vorm.
Ben ik voorbij dan grasduint ze weer in de groenstrook.
Ik moedig haar aan om als vrij schaap over Texel te gaan,
dwars door alle grasduinen.
Dankzij het hek kunnen wij ontsnappen.
Dankzij regels kunnen wij vrij zijn aan beide kanten van het hek.

Het hek als smaakmaker van het bestaan.

Ruïneverering

Ruïneverering

Ruïnes zijn nooit ontworpen, het is gelukkige bijvangst.
Ze zijn lukraak vormgegeven, vervormd, misvormd.
Het onbedoelde is de charme van de ruïne.
Voltooid door het onbeholpene.
Wederopbouw is de dood van de ruïne.
Ik hoorde van een ruïne die zorgvuldig in stand wordt gehouden.
Een mooi symbool voor de gehechtheid aan onverwerkte geschiedenis.
Het trauma als bedevaartoord.
img 20150515 121901

Ontwerp voor ruïne


Het nooitgebouwde is ongekend,
het ongeschrevene is een belofte.

Nooit ontdekte beschavingen liggen
onopgegraven te wachten op het kennen.

Alle ooit geklonken muziek reist
ongehoord verder het heelal in.

Het ongebeurde staat te popelen in de gang
der dingen, gretig om te gaan plaatsvinden.

Monumentaliteit


Klein definieert het grotere,
groot definieert het kleinere.
Door iets kleiners toe te voegen wordt het grote groter,
door het oneindige te introduceren wordt de rest nietig.
Verhoudingen bepalen de leefbaarheid,
mensen varen wel bij menselijke maat.
Een mens kan zich niet verhouden tot het oneindige,
hij kan er alleen in verdwijnen, erin oplossen,
ermee samenvallen.
Oneindigheid heeft geen einde maar wel dit begin,
hier waar je nu bent.

Romancanon

Er wordt steeds meer geschreven en steeds meer niet gelezen, wegens tijdnood, dat kan nu eenmaal niet anders bij ongebreidelde groei.
Van een vergeten schrijver werd wel eens gezegd: ‘hij schrijft sneller dan god kan lezen’
Ik dacht dan altijd, god heeft onze lege bovenkamer geschapen, maar het meubilair moet de mens er toch echt zelf in zetten of aan de straat zetten.
Trouwens, god kent het alfabet niet eens, god zou te lui zijn om Oblomov te lezen. Op mijn scholen met ‘de Bijbel’ kon ik daar moeilijk mee aankomen.

We kunnen wel vaststellen dat er veel te veel is geschreven.
Zelfs meest fanatieke lezer zou niet eens alle boeken die tijdens zijn leven verschijnen kunnen lezen, laten we ons tot de romans beperken.
Ik pleit voor een literaire mijnbouw: deze onafzienbare berg uitgegeven romans zal worden afgegraven en door de goudzeef worden gespoeld, het taalkundige goud blijft in de zeef achter.
Een roman kan als roman mislukt zijn, maar als samenvatting (de achterflap) een juweeltje.
Er kunnen onvergetelijke begin of slotzinnen in zitten, doeltreffende aforismes of onbedoelde poëzie.
Kortom, ik pleit voor het ‘object trouvé’ in de literatuur, already made.
We zoeken dus mijnwerkers, wie mee wil werken stuurt mij de zelfgedolven goudklompjes toe.
Onze krachten en het goud worden samengebundeld.
Zo kan de tijdnodige lezer in een paar kostbare seconden literaire delicatessen tot zich nemen, ‘gefundenes fressen’

Dat de schrijvers het oorpronkelijk niet zo bedoeld hebben is mijns inziens gelukkige bijvangst.
Het onbedoelde is het enige keurmerk van echte kunst, was dat niet zo dan zou men kunst kunnen fabriceren en dat kan uiteraard niet. De kunstenaar bestaat niet, er bestaan alleen doorgeefluiken. Geef het door.
Wie kan ontkennen dat God een doorgeefluik is, dat alles een gegeven is en dat alles ons gegeven wordt, um sonst?
Inderdaad ook het woord God is ons gegeven.

Muur

In de volksbuurt werd hij ‘de Muur’ genoemd.
Een man van weinig woorden, fysiek massief als een judoka.
Werd er gevochten dan ging hij er zonder iets te zeggen op zitten. Niemand was opgewassen tegen zoveel vlees.
De Muur luisterde nar alles zonder enige ontkenning of bevestiging. Op een of andere manier trok de Muur mensen aan die hun verhaal kwijt wilden.
Zij zaten ermee, bij hem konden veilig leeglopen.
De Muur leek nergens mee te zitten, schijnbaar roerloos absorbeerde hij alle drama. Na zijn overlijden bleek hij geschreven te hebben, hij had nauwgezet genotuleerd met tijd en datum, in schoolschriftjes.
Omdat hij geschiedenissen uit verschillende gezichtspunten hoorde kreeg hij een compleet beeld van wat er zich achter de buurtmuren afspeelde.
De Muur was nooit ziek, hij viel gewoon om, onverwacht.
Na zijn dood, bleven de verhalen binnen, achter een muur van zwijgen. De buurt liep leeg.