Slaapwake

Al slapend ontwaken we in een lijfloos domein.
Zonder voeten stappen we uit ons ruimtevoertuig.
Zonder hoofd kunnen we ons alles verbeelden te zijn.
Zonder zintuigen zijn we buiten zinnen.
Zonder mond delen we alles mede.
We horen de ziel het ongehoorde zingen.
We worden er wakker van, het zingt zich rond.

Het ruimteravijn

Ooit leefde ik minderjarig twee weken in Valkenburg, het was dat jaar de heetste zomer. Boven waren de mannetjes net op de maan geland om hun vlag te planten. Een reuzensprong voor de mensheid, zo heette het.
Maar wat is de ruimtevaart anders dan een sprong in het ravijn tussen de zwevende bergen, die planeten heten.

Beneden in het dal van het stadje liep ik omvat door een zinderende hitte en zag in de etalage van een speelgoedwinkel hoe het plastic speelgoed smolt tot vormeloze klonten, voormalige speelgoedauto’s, poppetjes. Het maakte diepe indruk op mij, veel meer dan de hele maanlanding. Dat nieuwe begeerlijke dingen in een winkel door de magistraal stralende zon op klaarlichte dag tot wanstaltige rommel kon smelten.
Vanaf die tijd zag ik niet alleen de dingen maar ook hun toekomstige teloorgang.
Van de dingen moest je het niet hebben, de niet-dingen begonnen mijn aandacht te trekken.

Wat was Nasa anders dan een extreem dure speelgoedfabriek voor mannetjes met jongensdromen. Met het ruimtevaartbudget had het paradijs op aarde gerealiseerd kunnen zijn. Helaas is het paradijs geen financieel probleem, het is onbetaalbaar en gratis.
De grote ruimtevaartdroom lijkt om planeet aarde te verlaten als een zinkend schip en onleefbare planeten te koloniseren, een spannende jongensdroom. De oplossing buiten zoeken voor een probleem dat binnen ligt.
Het zou een reuzensprong zijn om de rotzooi van binnen op te ruimen en geen nieuwe rotzooi meer toe te voegen.

Nog steeds bewonder ik de zon als het ruimtevaartuig waarmee wij door het zonnestelsel reizen, zonder zon hadden wij nooit op aarde kunnen landen.

Onbezetene

‘U bent genezen verklaard’ verklaarde de psychiater opgewekt.
‘Mooi is dat’, klaagde de voormalig patiënt.
‘Eerst was ik Napoleon, toen Jezus en nu ben ik niemand’.
‘Ja, geweldig nietwaar, nu kunt u weer gewoon verder leven’.
‘Maar het voelt wel als een verlies, het verlies van een vriend’.
‘Dat klopt, want u bent twee niemanden verloren, Napoleon en Jezus’.
‘Nee, ik bedoel u, ik verlies u toch, als steun en toeverlaat?’.
‘Ach, maar u kunt buiten kantooruren gewoon blijven langskomen hoor’.
‘Wat aardig van u, ik betaal er wel gewoon voor’.
‘Dat zal niet gaan, helaas, alleen patiënten kunnen betalen.
‘Moet is dan ook nog afscheid nemen van de patiënt in mij?’.
‘Als u geduldig bent vertrekt de patiënt vanzelf’.
‘Als ik geweten had dat genezing alleen maar tot verlies leidt
zou ik hier nooit aan begonnen zijn’.

‘Bezit is een illusie, vandaar dat we van bezetenen spreken’.
‘Maar illusies zijn toch ook mooi’.
‘Zeker, prachtig zelfs, zolang ze jou niet in bezit nemen’.

Nomadische nostalgie

Is een toerist een nomadisch nostalgist ?
Leeft de toerist part-time zijn verlangen uit om vrij rond te zwerven, om de goede oude tijd van het jagen-verzamelen even te herleven. Puristisch toerisme doet dat in tenten, al wildkamperend. Niet orthodoxe varianten logeren liever in tentenkampen met medenomaden. Er is er ook één die als luxe-zigeuner in een Camper rondtrekt, een driesterren rijdende hotelkamer, om de wereld te zien hoef je feitelijk nooit je hotelkamer meer te verlaten, alleen even om je stekker in te pluggen.

Is toerisme een legale manier om even te proeven van het scharrelmens zijn, een vrije uitloopmens?
Vakantie een symptoom van de intensieve menshouderij?

Het souvenir als jachttrofee.

Mankgang

Het leuke van metaforen is dat ze bepaalde aannames blootleggen.
Zo wordt er wel eens gesteld dat we veroordeeld zijn tot het achterbalkon van de trein.
We zouden niet in de toekomst kunnen kijken en slechts waarnemen wat achter ons ligt. De treinmetafoor veronderstelt een richting, we leven vooruit de toekomst in…
Het sluit uit dat we, staande op het achterbalkon ook achteruit kunnen rijden, dus vooruit. De aanname is dat de levenstrein een richting heeft, een voor en achterkant.
Het veronderstelde verleden is er alleen maar als herinnering en verbeelding aanwezig in het hier en nu, zo ook is elke mogelijke toekomst hier en nu actueel aanwezig als potentiële mogelijkheid.
Er zit geen enkele richting in, of het gaat tegelijkertijd alle richtingen uit, wat op hetzelfde neer komt.
Er valt ook veel af te dingen op het idee dat we ons verleden zouden kunnen overzien, elke geschiedschrijving is een van nature een slap aftreksel van deze ongrijpbare, rijke werkelijkheid.

Metaforen gaan noodzakelijkerwijs mank, dat is niet erg , sterker nog daarom zijn ze juist zo geschikt voor om aan te tonen dat elk concept over het bestaan wel mank moet gaan.
In dat mank gaan zit het leven, de speelruimte.
Dit toont weer het principe van ‘de onvoltooide volmaaktheid’ die meer volkomen is dan ‘de voltooide volmaaktheid’.

De eerste trein had slechts één spoor, ze ging van A naar B, en achteruit weer terug. Vooruit en achteruit waren inwisselbaar net als A en B.
De heenweg leek totaal anders dan de terugweg, de terugweg blijkt een totaal andere, nieuwe ervaring, dat wat net nog verleden was en verwerkelijkt zich nu als toekomst.

Handtast

Twee linkerhanden.
Er zijn kunstenaars die bewust met hun ‘zwakke’ hand gaan tekenen om het gelikte automatisme van hun handvaardigheid te omzeilen, zo beogen ze een meer zoekende, spontane lijnvoering.
Liefst zouden ze onhandig tekenen zonder handen.
Een lijn moet leven, scheef leeft.
Evolutie is er dankzij de afwijkingen, de uitzonderingen,
de wisselende omstandigheden, grensconfrontaties en grensoverschrijdingen.
Met twee linkerhanden tast evolutie naar mogelijkheden.
In feite is er geen onderscheid tussen de tastend handen en de omgeving, je zou ook kunnen zeggen dat de omstandigheden naar de mogelijke vormen tasten.
Wij worden betast door onze omgeving, aangeraakt, ingedrukt en daardoor drukken wij ons weer uit, als levensvorm.

Het rondste getal

Om te beginnen had ik geen benul van het rondste getal,
één voor één telde ik de twee tweeën
tot ik er drie paar van had,
een duaal trio,
ik had dus even wat te vieren,

na veel vijven en zessen
kon ik de oneven zevens eruit zeven
want ik achtte de acht en de genegeerde negen
tien tot de macht tien keer ronder
dan de elf en de twaalf,

toen kwam pas het besef dat het was begonnen met het rondste getal, dat de nul van generlei waarde juist datgene is dat alles waarde verleent. Zijn om niet.