De criticus had eindelijk een interview met de korteverhalenschrijver en viel meteen met de deur in huis;
‘Waarom toch die korte verhaaltjes en geen roman, waar blijft het grote verhaal?’
De miniatuurschrijver zuchtte van opluchting, eindelijk kon hij het wijdverbreide misverstand ophelderen;
‘Luister, de wereld is niet een groot verhaal, de wereld is al één, maar niet als verhaal, maar in het echt, taal is niet echt, woorden verwijzen in het beste geval slechts naar wat echt is.’
‘Het bestaan is zo overweldigend dat het alleen mozaïsch te benaderen is, het is een mozaïek die niemand kan overzien omdat het geen beeld is, dit mozaïek is het direct geleefde’
‘Dus de roman verklaart u bij deze dood?’
‘Welnee, de roman is alleen nooit klaar omdat zij zo levend is, elk kort verhaaltje is een steentje in het hele mozaïek, hoe meer je er leest hoe meer lijnen je gaat ontdekken tussen al die gekleurde steentjes, met andere woorden: alle verhaaltjes samen vormen een roman, de mozaïsche roman’
‘Waar begint of eindigt die dan?’
‘Zij begint met één steentje en dan begint het te spiralen, verhalen zijn namelijk nooit rond, ze spiralen eindeloos voort’
‘Hoe kun je daar dan ooit kritiek op hebben als het nooit af komt?’
‘Ja, dat vraag ik mij ook af’
‘Maar als het is zoals u zegt dan mag je toch wel verwachten dat de losse steentjes een zelfde stijl hebben?’
‘Natuurlijk mag je dat verwachten…..kijk, ik zal niet zeggen dat het leven geen stijl heeft, het heeft talloze stijlen, maar gelukkig laat het bestaan zich niet beperken door verwachtingen’
‘Wat is uw stijl van schrijven dan?’
‘Stijl is het onvermogen van de schrijver om het beter te verwoorden, stijl is doen wat je niet laten kan’
‘Wat moet ik dan nog als criticus?’
‘Schrijf een beter verhaal dan dat wat je net hebt gelezen, scheppen is de beste kritiek!’
(Ps: Mozaïsch verwijst hier niet naar Mozes, maar uiteraard naar het principe van het mozaïek)