Blurbeelden

‘Een pond rundergehakt graag’
‘Waar gehakt is draait men ballen’, zegt onze slager terwijl hij draait. Een vervreemdende opmerking, zo ken ik hem nog niet.
We hebben het even over de aanslagen.
Hij is een vredelievend man en richt keurige slachtingen aan, meer chirurg dan slager. Zijn zaak hangt vol ambachtelijke oorkondes. ‘Slachten hoort een kunst te zijn’
Hij citeert graag het verhaal over de Taoïstische slager die nooit zijn mes hoeft te slijpen, het mes slijpt zichzelf, omdat hij door ervaring blindelings en moeiteloos de weg door het vlees en de knoken weet te vinden. Ik vraag hem of hij de beelden heeft gezien van de… Hij knikt al en klaagt over de blur die de details onzichtbaar maakt:
‘Ze zouden juist die beelden moeten laten zien van terroristen die zichzelf
net hebben opgeblazen, waardeloze slagers zijn het, zonder esthetiek!’ fulmineert hij.
‘Laat die jongens die rotzooi maar eens opruimen, kijk of ze dan nog zo enthousiast zijn om dat lichtende voorbeeld te volgen?’
Het is een man van het directe handelen, hij heeft last van zijn vreselijke gelijk.

Mannendingetje

Rond mijn tiende pleegde ik met een vriendje gewapende overvallen op het hoofdpostkantoor van onze slaapstad, in de stank van olieraffinaderijen.
Weliswaar met plastic wapentuig, (electriciteitsbuis, lucifersdoosjes en plakband) maar toch,
op klaarlichte dag roofden we stapels girokaarten, snel in een tas gepropt, terwijl mijn vriend de baliemedewerkers onder schot hield. Het waren bliksemacties, ons sterkste wapen was dat we erg hard konden wegrennen, euforie.
Als ongelovigen zaten we op de school met de Bijbel, om te leren wat God verboden had. Thuis schreven we cheques uit aan onszelf, negens met veel nullen erachter. Het was kinderspel, maar heel spannend in de kale flatgemeente.
Verveling kan leiden tot stelen en liegen.
Stelen is in feite het tastbaar maken van liegen, je maakt het saaie leven spannender door een mooi verhaal, stelen geeft een ontsnapping aan de sleur. De wereld staat natuurlijk bol van de mensen die door literatuur hun leven proberen te verhevigen. Stelen is de core-business van de vrije markt,of het ethisch is doet er niet toe als het maar legaal is.
Stelen lijkt mij een surrogaat voor de jacht, een echt mannendingetje, na de jacht moet er een vuur gestookt worden om de prooi te vieren.
Rond mijn twaalfde droomde ik ervan om de School met de Bijbel en al in de fik te steken, een logische wensdroom na structurele mishandelingen van een fanatiek gelovige onderwijzer. Elk gedrag, elke wens heeft een oorsprong.
Het feit dat wij verbaasd zijn over extreem gedrag zegt veel over het gebrek aan inzicht in de oorsprong.
Stelen heet nu lenen, leugens heten nu verhalen, en verveling heet nu staren in het vuur van de houtkachel, een muze.

Hondvangst

Sam Papadopoulos is een Griekse vluchteling, bastaard en wees. Hij ontvluchtte het kille economische klimaat aldaar.
Sam is een geluksvinder van de eerste orde.
Een gelukje bij het ongeluk voor Sam is dat hij een hond is. In menselijke gedaante had hij nooit asiel gekregen in Nederland. Omdat de asiels hier al vol zaten is Sam door mensen in huis genomen, puur uit mededierlijkheid.
Sam moest wel wennen aan het eten, harde gezonde brokken in plaats van afgekloven Pitabroodjes Giros en Spinakopitas.
Je ziet dat Sam al liggend bezig is te intergreren in de samenleving.
Hij overweegt nog om in dit land van aankomst een baasje te adopteren, vanachter zijn oogspleetjes probeert hij de diverse exemplaren in te schatten. Zijn criterium is of de baas de taal beheerst, hondentaal welteverstaan.

Gemak

De laatste zakdoekjes in de tissuedoos kwamen er niet meer vrijwillig uit, ze leken zich te verzetten en zich op de gladde bodem te verschansen. We kregen geen vat meer op ze. Een voor een hadden we hun familieleden opgeofferd in onze cultus van dienstbaarheid. Op zich een mooie cultus, maar waar waren we zelf dienstbaar aan? Vooral aan ons eigen verdriet. De dingen waren dienstbaar aan ons, dat was onze vaste overtuiging. En voor ons gemak konden we andere mensen ook voor dingen gaan aanzien. Anderzijds werden er aan dingen allerlei menselijke eigenschappen toegedicht, eveneens voor het gemak. Zo werd het een cultus van verwarring.

Gepaste afstand

Gelovigen noemden de zon hun God.
Ongelovigen noemden de God van de gelovigen gewoon de zon.
De gelovigen waren zo uitzinnig dat ze een ruimteschip wilden te bouwen om hun Zonnegod te ontmoeten in levende lijve. Ze wilden hun blinde vertrouwen aan hun Godheid bewijzen.
Een enkele reis naar het paradijs.
Twintig jaar bouwden ze aan hun enorme ruimteschip.
De ongelovigen waarschuwden de gelovigen nog:
‘De zon is te heet om direct te ontmoeten’
De ongelovigen werden niet geloofd, wat wisten zij van God?
Toen het ruimteschip naderde smolt het weg in het gezicht van de zon, als een mot die in de kaarsvlam vliegt.
De ongelovigen op aarde leefden verder, op gepaste afstand van de zon, samen met de andere dieren die nergens in geloofden.

Gewoontegeweld

Werkelijkheid kunnen we zien als de praktijk van dat wat werkt en wat niet werkt.
Wat niet werkt zou vanzelf stoppen in een zelflerend systeem.
Het menselijk systeem blijkt niet in staat om gedrag dat niet werkt achterwege te laten.
Welke blinde vlek zorgt ervoor dat de mechanische gewoonte niet wordt doorbroken? Wat is het kwaad anders dan een mechanische herhaling van gedrag dat niet werkt? Kunnen we ontsnappen aan de logische conclusie dat de mens zich van organisme tot automaat heeft gereduceerd?
Een automaat is niet in staat zichzelf te te corrigeren, daar is iets voor nodig dat vrij is van het automatisme.
Een mierenhoop of een termietenheuvel is een zelfregulerend organisme, wonderbaarlijk efficiënt voor het grote geheel van de gemeenschap.
Wellicht is de blinde vlek dat de mens geen machine is maar een dierlijk organisme? De mechanische mens doet zichzelf en anderen geweld aan, verslaafd aan geweld.

Plafond

Ons plafond had in de voorbije nacht kennelijk een oog gekregen, zomaar… We lagen in bed en voelden aan onze huid dat we bekeken werden. Woordeloos wisten we het van elkaar, onze handen zochten elkaar, kijk! Vreemd genoeg schrokken we niet, we keken terug in verwondering.
De blik was zo intens dat het niet lukte om niet te kijken, het leek eindeloos te duren, een blik op oneindig?
Het was alsof het oog luisterde naar ons kijken, alsof het ook tegelijk een oor was,
en zonder woorden leek het zien ook antwoorden over te dragen op onstelbare vragen. We voelden ons gezien, al konden we er geen woord over wisselen.. Het oog ging heel zacht dicht, het plafond sloot zich naadloos glad. Het zicht is gebleven, het zicht zonder ogen.

His masters broken voice


Als een kind zegt: ‘het is wel een uitdaging’ dan weet je dat het in de napraatfase zit.
Ze praten volwassenen na die op hen ingepraat hebben.
Dat die volwassenen het zelf ook niet weten, dat weet het kind nog niet. En dat er een diepe wanhoop schuil gaat achter ongevraagde adviezen evenmin. Bezwerende formules die het echte leven proberen te overrulen. Het is maar een fase, alleen zijn er genoeg mensen die nooit meer uit hun napraatfase komen.

Het eerste dier dat ik bereed was een hobbelpaard, een achterlijk plat dier met een stok door zijn kop, die niet anders dan heen en weer kon schommelen. Daar zat ik met mijn indianenpak met cowboyhoed op de prairie van het versleten Perzische tapijt, ik kwam geen meter vooruit. Het ding was mij, een echte blootvoetindiaan, aangepraat als zijnde een echt paard.
Mijn tweede vervoertuig was een raket, ik zat op de rug van de raket te verlangen naar de sterren, het ding had echter geen straalaandrijving maar een wieltje met kleine trappertjes,
een driewielertje. Ik kwam nooit een andere planeet tegen.
Degenen die mij dit hadden aangesmeerd moesten wel idioten zijn.
Mijn zoon van acht heeft nooit naar mij geluisterd, daar heb ik hem altijd van doordrongen. ‘Geloof niemand, maar vertrouw mij en doe wat ik zeg zolang je mijn kind bent’. Hij leerde zichzelf van alles, ik hoefde nooit te zeggen wat hij moest doen. Een ding heb ik hem gezegd: ‘Praat nooit iemand na’.

Geestesoog

Inzien besef benul kennen
weten detecteren waarnemen
gewaarzijn aandacht getuigen.

Het geestesoog is geen fysiek oog,
het ziet zonder oog alles onder ogen,
probeer het geestesoog maar eens te sluiten.

In het landloze land is Geenoog koning.

Laatst hoorde ik een man vanaf een steiger roepen:
‘Ach, bekijk het ook allemaal maar!’
De huis-tuin en keukenmysticus lachte er geestig bij.

(foto: Markus Selg)

Roeien

Het man tot man gevecht had ergens nog een zweem van heroïek, op de blote vuist gaan lijkt eerlijker.
Met de uitvinding van het schietijzer kwam er afstand in het strijd van man tot man, geen contact, geen aanraking.
Het schietijzer is een handlanger aan wie je het vuile werk delegeert. Voorheen werden mensen moe van het vechten, nu hoeft dat niet meer. Het harde werk wordt uitbesteed aan machines en robots, drones. Het maakt van de geweldenaars onvermoeibare knopperdrukkers.
Geweld lijkt een soort klinische ingreep om met schone handen ‘het kwaad’ uit te roeien. Het recht van de sterkste is veranderd in het recht van de best bewapende. Zoals de rijkste voetbalclub kampioen wordt door de beste spelers te kopen, zo wint de rijkste geweldenaar de oorlog.
Wie geen geld heeft moet roeien met de middelen die er zijn.
Helaas kan alles als wapen dienst doen, dat brengt onze hoogtechnologie in één klap terug in het stenen tijdperk. Onuitroeibaar?