Zonder middel

De schrijver schrijft wat hij zelf graag lezen wil.
Verhaaltjes voor het slapen gaan.
De dood vertelt alleen haar saaie verhaal:
‘Je moet nu naar bed, en wel zonder lichaam!’

De schrijver vertelt zichzelf geen verhaaltjes om in slaap te komen, maar om wakker te blijven, om zelfs in de slaapdood wakker te blijven. Een schrijver is een lucide dromer.
Klaarwakker betreedt hij het domein van het onbestaanbare.
Met andere woorden: Hij mist niets zo als het onbestaande.
Zou het onbestaanbare wel bestaan dan zou hij daar genoeg aan hebben, dan was er geen enkele noodzaak om nog iets toe te voegen.

Het onbestaanbare is het beste, het meest verfijnde dat de wereld ooit heeft voortgebracht. Of beter gezegd; Nog niet heeft voortgebracht!
Dit is het euforische besef dat het beste ieder moment opnieuw alsnog komt…. Voor dit moment uiteraard, maar bestaat er wezenlijk iets anders dan dit moment?
Leven kun je niet aan anderen over laten, je kunt het alleen zelf doen en alleen nu.

Zonder dit lichaam zijn wij aangewezen op telepathie.
Weinig mensen hebben hun kanaal afgestemd op telepathie, vandaar dit geschrijf. Zonder lichaam gaat alles gewoon door alleen met andere middelen, dat wil zeggen zonder middel, zonder medium.

Schoonzool

Waarom trapt een hond nooit in de hondenpoep?
Zijn pootoppervlak is natuurlijk kleiner dan van de mens, maar dan nog. Waarschijnlijk houdt de hond schone zolen omdat hij graag aan poep ruikt. Hij ontwijkt het niet maar volgt het geurspoor tot aan de bron. Wij willen het probleem niet zien noch ruiken, daarom trappen we er in. Problemen vragen om erkenning.
Wanneer je op het probleem afgaat lost het probleem zich op, om er omheen te kunnen lopen zul je eerst de drol moeten erkennen.
Mijn nette Katholieke vriendje, die eigenlijk niet met mij mocht spelen, had een trillend dwerg-Pinchertje dat hij moest uitlaten. Ik liep ongevraagd met hem op als ik hem zag. Zo was ik er meerdere malen getuige van dat het beestje linea recta naar een verse drol trok en zich er ruggelings wellustig in wentelde. In paniek tilde het baasje het stinkende hondje voor zich uit naar huis. Zijn moeder keek mij aan als of ik het gedaan had. De deur ging voor mijn neus dicht. Ik rook dat ik niet welkom was. Ik was immers geen Christen (hond) Niet erkennen ligt aan de basis van het ongewenste.
Voor de Pincher was de poep kennelijk zeer wenselijk.

Tegenwoordig worden dankzij poeptransplantaties verwoeste darmflora weer in volle bloei gezet. Men kan zich aanmelden als poepdonor op voorwaarde dat het de juiste bacterieën bevat. Poep als geneesmiddel kan levensreddend zijn en zeker de kwaliteit van leven verbeteren. Honden weten dit al lang, zij doen aan zelfmedicatie, ze eten bijvoorbeeld ammoniakhoudende poep als ze aan een tekort lijden. Het rehabilitatieproces van de meest verachte substantie is begonnen.

Conservetijd

Opgezette tijden, is het weer zo ver.
Het overschot aan tijd vreet het heden kaal.
Verwilderde tijd wordt dan afgeschoten door de jager van de geschiedenis.

De taaie huid van de tijd wordt afgestroopt, gelooid,
opgevuld met het piepschuim van de eeuwigheid.
Dan bij de buik weer dichtgenaaid
(datum van afschot gebrandmerkt op de borst)
tentoongesteld in het museum ‘Opgezette Tijden’

Ontzag schuifelt door de zalen langs geprepareerde jaren.
Het fluistert gedempt; ‘Kijk die horens eens, die dikke oren,

en zie daar die holle gaten waar eens de ogen zaten?’
Ach, kijk die afgesleten hoeven die nooit meer iets hoeven.
En ruik die ver vliegende tijdgeest als odeur in de wind.
Deze tijd is toch altijd het mooiste beest dat er nu voorgoed is geweest.

Lettergrip

Man woont voor heen in dorp, erg een zaam.
Heel al één zat de man daar met zijn kat.
De kat die ooit wit was zag nu zwart van het vuil.
De man was vaak zo zat als een trap, zat van de drank.
Hij hield van drank maar wil van drank af en toe ook niet.
De kat is geen poes maar een man kat.
Op een dag ziet de man mooi een vrouw in de stad.
Ze lijkt op zijn kat, haar haar is net zo.
Hij spreekt haar aan maar ze snapt hem niet
daar hij maar één greep per woord spreekt.
Ze volgt hem niet, maar valt wel voor de kleur van zijn oog.

Een is van glas, zegt hij, zij ziet niet welk oog echt is en raakt in de war.
De man is kort van stof, kort af. Dat komt zo: hij komt lucht te kort in zijn long.

De arts in zijn huis zegt; dat komt van je kat.
Je kat laat haar haar los in de rui en jij snuift dat op in je long zo dat je haast stikt.

De Arts zegt; die kat moet weg!
Man doet de arts weg en gaat naar de arts voor een dier.
Zijn zaak heet ‘Dier & Arts’, in de tijd die hij vrij heeft maakt hij kunst van klei.De man zegt tegen arts; scheer mijn kat kaal zo dat ik weer lucht haal. De arts scheert het dier kaal, zo naakt als een slak. Als ik haar aai voelt dat raar, klaagt de man.

(Na een maand echter spreekt hij mondjesmaat de schitterende vrouw in de randstad aan met getierelantijnde zinsconstructies en veellettergrepige woorden.)

Hij walst de vrouw zo plat met taal dat ze niet weet wat ze moet. Nu heeft zij geen lucht meer. Ze gaat naar een arts voor de geest, die hoort haar aan en schrijft in zijn schrift; ‘Ze moet weg bij die man, hij maakt haar in de war’
De vrouw leest dit als de arts een plas doet. Ze denkt ; mijn haar in de war? , ik laat mijn haar heel kort doen.

De man belt haar op en leidt haar ver om naar de tuin der lust te gaan bij zijn huis in het dorp. Ten slot belt zij daar aan. Hij haalt de deur van het slot.

Wie bent u dan wel? vraagt de man. Zij haakt af. Hij viel op haar haar en gaat aan de drank. Daar heeft hij nog zat van staan in de kast.

Lakstad

Was dit nu de hoofdstad van Oligarchië ?
Het leek alsof er een dikke laklaag over de stad lag die je de adem benam. Zelfs de lege promenades glommen in het zonlicht dat bij nader inzien van een uitgekiende
belichting bleek te komen. Door die verborgen belichting waren er nergens harde scherpgesneden schaduwen te zien. De limousines die er rondreden maakten een knerpend geluid op de lakweg als ze een bocht maakten. Ondanks het noordelijke klimaat stonden hier palmbomen in een zoel windje te wuiven. Een windje dat uit een roestvrijstalen straatrooster woei, de lamellen stuurden de gewenste windrichting aan. Behalve een vage zoemtoon op de achtergrond was er een permanente ruis van iets wat op muziek leek. Beveilingscamera’s maakten geen geluid tijdens het scherp stellen. In de monitorruimte klonk plots een dof brekend geluid, één scherm begon heftig te knipperen. De camera ter plekke zoomde automatisch in op het object.

De zoom was te dichtbij om meteen te kunnen zien wat het was. Een bruin harig object, iets organisch, de binnenkant wit, gebroken in een plas vocht. De robot die normaal voor explosieven werd ingezet ruimde de kokosnoot op. Elke vorm van voortplanting stond hier onder streng toezicht.

Afvalrace

De stad lag er bij als een juweel, als een lelijk protserig sieraad. Niet dat ik niet van protserig hou, voor een juweel vind ik dat wel passend, maar een stad zou zich toch wat moeten intomen ten behoeve van haar inwoners. Als je je hier niet in vol ornaat op straat begaf, stak je al gauw af als een zwerver tegen de achtergrond van exuberante luxe. Ook op doordeweekse dagen liep je hier in je zondagse pak. Er ging een drukkende dwang uit van die geëtaleerde rijkdom. Het was geen probleem zolang de rijkdom van de bewoner toenam. Voor  degenen die niet meer konden voldoen aan hoge status was het een bittere pil om geleidelijk aan in afval te veranderen. Afval vertrok naar de voorsteden, naar de hemelsbrede periferie van lager wal. In het begin voelde men nog dagelijks de geleden nederlaag, maar zodra men zich erin ontspande werd er weer ruimte gevoeld, de ontspanning van aanvaarding. Zonder die drukkende dwang van de stad zou men die leefruimte nooit hebben ontdekt. Wie de mens wilde bevrijden deed er goed aan hem eerst in langdurige hechtenis te nemen. Achteraf kon  je dan zeggen dat de deur altijd al open was.

 

 

Fantoomsmaak

Kent u het boek ‘Mango’ van de schrijver Bolivar Perota?
De schrijver van naam kennen wil niet zeggen dat je hem kent. Een boek van de schrijver hebben wil niet zeggen dat je het gelezen hebt. Het boek gelezen hebben wil niet zeggen dat je het boek begrepen hebt. Een boek begrijpen wil niet zeggen dat je het zelf geleefd hebt. Het zelf geleefde leven wil over zichzelf helemaal niets zeggen. Wat is er zinlozer dan een betoog over de smaak van een mango. Perota beschrijft feitelijk alles wat een mango niet is. Je proeft na lezing de indringende afwezigheid van mango.

Gelukkig kom je een echte mango tegen, tenminste dat vertelt de verkoper je. Nu blijkt dat je misschien helemaal niet van mango houdt, omdat je net een onrijp exemplaar treft of een rottende. Of het smaakt je niet omdat je te weinig papillen op je tong hebt. Of de smaak is je te sterk vanwege teveel papillen. Niet exotisch genoeg of veel te exotisch. Je moet geluk hebben om de echte mango te leren kennen. De echte liefhebbers zijn geluksvogels, zij hebben de standaard leren kennen waar elke volgende mango aan moet voldoen. Als ze eerlijk zijn moeten ze erkennen dat gedurende hun verdere leven zelden wordt voldaan aan die standaard. Niets kan tippen aan die ene ervaring, die hele geestesgesteldheid van toen.

Je proefde destijds gewoon het geluk zelf. De mangosmaak was niets meer dan een bevestiging daarvan, een indicator. De mango diende als kapstok. Sinds je dat inzag kon je geluk overal aan ophangen. De dingen zijn maar kapstokken voor geluksvogels, ze zwermen rond en strijken erop neer.

 

 

De Staat van zijn

In huiselijke kring noemen we deze wereld wel eens ‘Augurkistan’ Het is onze nieuwe wereld, die al zo oud is als de wereld. De betoverende jeugd is de ontgoochelde bejaarde van de toekomst. Het gaat er nu om de geest van een achtjarige te behouden.
Vertel een achtjarige dat hij iets niet mag. Dat er grenzen aan het betamelijke zijn.
Dat het hier verboden is voor onbevoegden en hij krijgt onmiddellijk een enorme lading energie, gratis. Min roept plus op. Nee maakt slapende verlangens wakker. Elk wetboek is een energiecentrale. Grenzen genereren levensenergie, zonder fossielen te verbranden.

Augurkistan is geen plaats maar de Staat van zijn. Deze Staat is er altijd al geweest en vereist geen enkel toegangsbewijs. Zelfs ongeborenen maken deel uit van deze vrijstaat. Het is een Staat van permanente zwangerschap, de vraag is alleen: zwanger van wat?
De eerste wet van Augurkistan: Alles bestaat moeiteloos naast elkaar, als in de natuur. Dat de mens geen dier zou zijn onder de dieren, voortplanter onder de planten..?
Als er al iets is als een menselijke natuur dan is het natuurlijk ‘een naturende natuur’, zoals de goddelijke Spinoza al eens vaststelde.

In verwachting zijn is in verheuging wachten op wat er opkomt.

Geen idee wat er gezaaid is. Leef de oogst!
Onderwijl eten we augurken.

Augurkistan

Verhalen komen uit de hemel gevallen, waarom nog leven als je kunt lezen? Ik ben inderdaad feminist, maar van augurken heb ik altijd gehouden, zoetzuur.
Dat broekpak heb ik trouwens nog steeds, je weet maar nooit. Ik heb er veel van geleerd, van dat broekpak. Dan zie je pas hoe mannen naar je kijken en wat je als man dus nooit moet doen, gedrag vertonen. Ik heb er vooral van geleerd op nieuwsgierige wijze niets te doen. Uiteraard kun je dat niet doen, nieuwsgierig ben je of je hebt alles al begrepen. Wie houdt er overigens wel van mensen die gedrag vertonen?
Mijn vrouw zag er destijds uit als een kerel, kortgekapt haar, zoals gangbaar was in de orthodox feministische kring. Een jongen waar de vrouw doorheen schemert, zo zag ik haar. Ons contact was meteen vanzelfsprekend, er zat niets tussen, geen geslachtskenmerken. Ze vertelde over haar vrijgevochten jeugd in het woonwagenkamp.
Dat het niet aangeven van onze zoon zulke prachtige gevolgen zou hebben had ik nooit kunnen vermoeden. Ik noem het een geschenk van onvermogen. Mij valt geen enkele verdienste ten deel, maar louter de gelukkige bijwerkingen van het onvermogen.
Zo is ons leven zelf de meest fascinerende schrijver. Het schrijft onze levens tot één doorstromend verhaal, onnavolgbaar rijk en meeslepend. Zodra je denkt te weten hoe het zit neemt het levenspad een afslag.
Alwin verdiept zich nu in het biometrisch paspoort. Het 3d-printen van rubber vingerafdrukken en irislenzen voor de scanners. Technologie is de nieuwe dictator, ik vertrouw blind op mijn ‘zoon van acht’ Hij is niet van echt te onderscheiden, dus echt.

Binnen

Op verzoek van mijn man geef ik hier mijn kijk op de geschiedenis van onze zoon.
Bor houdt nu eenmaal van tegenstrijdige verhalen die naast elkaar kunnen bestaan.

‘De ene rivier van het grote verhaal bestaat uit de duizend stroompjes uit talloze bronnen, regendruppels dus, uit de hemel gevallen’
Ik ben dus de moeder van Alwin. Bor ontmoette ik toen hij als vrouw verkleed rond liep op een besloten avond voor feministen. Hij zag er goed uit in zijn broekpak. Pas toen we door de stad naar huis liepen ontpopte hij zich als man. Die streek nam me meteen voor hem in. Ik kreeg meteen ‘de vlinders’. Een man die zo nieuwsgierig was naar het vrouwelijke dat hij letterlijk in hun huid kroop, dat ontroerde mij. Niet veel later woonden we samen en waren we in verwachting. Alles samen. Bor leefde zo mee dat hij augurken ging eten.
Die hele affaire over de aangifte van Alwin is feitelijk heel simpel: Bor kon gewoon geen aangifte doen van de geboorte, omdat ik zelf indertijd nog illegaal was. Ik zou het land zijn uitgezet.
Later toen Bor het aan Alwin wilde uitleggen werd Al zo boos dat hij zijn ‘vader’ heeft aangegeven. Achteraf begreep Al pas dat hij zich met een officiële identiteit nooit zo zou hebben ontwikkeld. Nu zwemt hij in een zee van alle mogelijke identiteiten.
Waar ik vandaan kom daar deed niemand ooit aangifte, geen instanties te bekennen.
Al werd ontembaar, hij klom tegen muren op, tegen gevels aan om ergens naar binnen te kijken, glipte musea, dierentuinen en zwembaden binnen zonder toegangsbewijs, pas later kwam hij op het idee om toegangsbewijzen te vervaardigen.
Hij wilde de koninklijke, officiële weg bewandelen. ‘Niet van echt te onderscheiden is gewoon echt.’
En Al is echt goed, hij heeft ook voor mijn verblijfspapieren gezorgd. Ik ben binnen.