Kameelzee

Metaforen kunnen een aspect verhelderen maar meestal slaat de vergelijking als geheel genomen letterlijk nergens op. Metaforen moeten nooit letterlijk genomen worden.
Neem het kameel als schip der woestijn. Met dat schip vaar je door de zee van ruimte in de woestijn. Omgekeerd ligt in de haven het kameel der oceaan aangelijnd aan de kade te dobberen, dromend van een natte woestijn.
Elk object of verschijnsel kan als metafoor dienen voor ieder ander object of verschijnsel: de maan is het tafelblad van ons hemelruim waar de zon licht op rust… de fiets is de geheelonthouder onder de voertuigen…
de kwal is de hamer onder de zeedieren, hij slaat nergens op… de visstick is de eskimo onder de voedingsmiddelen…

Poëzie is het domein van de ontsporende metaforen, ontsporen is hier een kwaliteit
omdat dat juist ongekende gebiedsdelen ontsluit. Goede poëzie is een verkeersongeluk van taalelementen, een kettingbotsing van lettergrepen.
Uit de wrakstukken rijzen nieuwe ongekende betekenissen op.
Na een goed taalongeluk is je wereld daarna nooit meer hetzelfde.

Wat is een goede metafoor voor de metafoor?
Mikado met gekookte spaghetti?
De metafoor is als de ruimte tussen de twee bulten van de kameel, zonder die ruimte bestond er maar 1 bult.
Een metafoor gebruiken lijkt op mikado spelen met gekookte spaghetti.
Ik neem mij bij deze voor om de rest van mijn leven te zoeken naar de beste metafoor voor de metafoor

Zeldzaam heden

‘Het grote probleem van communicatie is de illusie dat die heeft plaatsgevonden!’

Wie zegt dat nou weer en wat wil dat zeggen?

George Bernard Shaw zei het en het zegt dat de aanname dat communicatie geslaagd is helemaal niet vanzelfsprekend is.

Lieve hemel, wat word ik toch moe van jou…die achterdocht…

Kijk nu illustreer je wat ik net zei, je wordt moe omdat je niet de moeite neemt om dit te begrijpen omdat je denkt dat het niet de moeite waard is…

Oh, gaan we op die toer, ligt het aan mij?

Kennelijk ga je ervan uit dat wat je zegt vanzelfsprekend begrepen wordt door de ander.

Ja, dat vind ik wel zo gemakkelijk, je mag er toch vanuit gaan dat als het niet begrepen wordt dat men dan doorvraagt naar hoe het zit?

Shaw beweert dat je daar juist niet vanuit mag gaan, men denkt iets begrepen te hebben en neemt daar genoegen mee, of men vindt het niet belangrijk genoeg om te begrijpen omdat men het al denkt te begrijpen….het is feitelijk een klein wonder als iets in taal overgebracht één op één wordt begrepen, dat is een zeldzaamheid, de rest is misverstand en onbegrip.

Volgens mij heeft Shaw niet begrepen wat Shaw zei, want de hele literatuur is gebaseerd op onbegrip en misverstand…die ondankbare hond heeft zijn carrière eraan te danken.

Dat neemt niet weg dat je het nu toch nog begrepen hebt, of niet?

Ach, begrip levert geen boeken op!

Papieren paleizen van misverstand.

Verhuisspul

Ontwakend in dit vreemde bed, ruik ik het al…ik vraag mij met bonzend hart af in welk lichaam ik nu weer ben aangeland of moet ik zeggen ingedaald? Tastend naast het bed vinden ‘mijn’ vingers een snoer met een schakelaar…en er was licht…’mijn’ ogen wennen langzaam aan de omgeving…wat zien deze ogen slecht…ergens moet een bril liggen! Zie je wel, ik voel wat liggen op het nachtkastje…dat ziet beter.
Het is zondag 29 maart, 2015 kwart over acht…lees ik in het medische logboek op het nachtkastje. Even blader ik door de vorige pagina’s van het logboek dat patiënten van dit virus verzocht is om bij te houden. Men weet nog steeds niet wat dit is. Zo gaat het nu al bijna een jaar, deze spontane nachtelijke lichaamsruil, het went niet.
Na het inslapen lijkt je geest -of hoe je het ook moet noemen-zich los te weken van je lichaam om zich vervolgens in een ander volkomen vreemd lichaam te begeven, een lichaam dat eveneens besmet is door deze onbekende aandoening.
Hoe vaker het gebeurd is hoe makkelijker het vel wordt verlaten, alsof er geen kleefkracht meer aan zit.
Het lijkt wel een stoelendans met lichamen, buitengewoon vermoeiend aldus alle getuigenverklaringen in het logboek.
De familieleden zijn uiteraard allemaal ingelicht door de medische staf die dit onderzoek leidt. Zodat ze niet schrikken als hun dierbare zich plots vreemd gedraagt of vreemde dingen zegt in hun verdwaalde toestand. Gelukkig keren ze regelmatig terug in hun ‘eigen’ lichaam, wat dat dan ook mag zijn.
Na zoveel ‘zielsverhuizingen’ weet je vaak niet meer precies wat van jou is, een begrijpelijk bijverschijnsel.
Sceptische medici beweren dat het slechts denkbeeldig is, maar dan collectief denkbeeldig en synchroon, als in een verhevigde droom…wellicht een gevolg van overdreven empathie of overidentificatie?
Ermee leren leven is hun recept tegen iedere kwaal.
Je kunt niet wachten tot het weer bedtijd is, snel inslapen en dan maar hopen dat je weer in je oude vertrouwde voertuig terechtkomt. Al bespeur je wel vagelijk dat er ‘iemand anders’ in heeft rondgespookt.
Ach, misschien zijn al die iemanden wel van één hetzelfde ontastbare spul?

Cinemania

We zagen jaren geleden een obscure film met één acteur die heel goed speelde of gewoon heel goed zichzelf speelde.
Zijn spel was zo overtuigend dat we eerst dachten dat het om een documentaire ging.
Wat ik van het verhaal moest vinden wist ik niet zo goed, een beetje nikserig verhaal over algemeen wel en wee. De titel wilde niet beklijven, iets van ‘So What!’ the roadmovie.
De acteur was permanent in beeld in allerlei soorten landschappen en omgevingen. Alsof hij de enige constante achtergrond vormde in de stroom van verandering, maar dan op de voorgrond. Hij trad steeds op de voorgrond al kan dat ook door de cameravoering zo lijken. Het waren prachtige vloeiende shots.
Later lazen we in het blad Filmedia ,dat het één doorlopend shot was, de hele film.
Het stond er alsof er een revolutie had plaatsgevonden in filmland. (Let wel, bestaat ons hele leven niet uit één doorlopend shot, dagdromen, nachtsloten en droomloze slaap incluis?)

In hetzelfde filmblad lazen we dat de hoofdrolspeler niemand minder was dan: Jack Nicholson. Hij was alleen zo grondig weggeschminkt dat zijn tronie onherkenbaar was.
Jack had het een bevrijdend experiment gevonden om nu eindelijk weer eens op zijn spel beoordeeld te kunnen worden, vandaar dat zijn naam op de affiches ook schuil ging achter het pseudoniem, ‘Nick Jackhal’.
De film was gegarandeerd een hit geworden als Nicholson herkenbaar was geweest. Nu was de film na drie dagen al uit roulatie. Na de flop gaf de producent opening van zaken, Jack kwam alsnog voluit op de billboards, de film kreeg een herkansing.
Het publiek zat echter de hele film alleen maar te kijken of ze Jack toch konden herkennen achter die perfecte grimage. Na afloop twijfelde het publiek, Was het nu de echte Jack of niet?
De film flopte voor de tweede keer.

Nadat Jack zelf voor de grap een bekentenis aflegde voor camera dat hij het inderdaad niet was, maar een talentvolle onbekende acteur, gingen toch steeds meer mensen naar de film kijken.
Sommigen zijn nog steeds op zoek naar Nick Jackhal. De film heeft inmiddels een cultstatus binnen de undergroundscene.

Paviljonair

De artsen hadden mij met zachte hand hier naartoe gestuurd… ‘een plek van inspiratie’ hadden ze het genoemd. Alleen de naam ‘Paviljoen’ had al een betoverende uitwerking.
Er lagen hier zandkorrels op de prachtig ingelegde hardhouten vloer, ze schuurden als je erover liep. Het kraakte en kraste in de glanzende laklaag waarin hoge vensters het ochtendlicht weerspiegelden. In de tuin graasden damhertjes. Een vredige geur van wrijfwas dreef er rond de hoge kroonluchters.
Elke zandkorrel bevatte een idee, dat loskwam zodra je er ééntje vermorzelde onder je schoenzool. Het was dus zaak om zo min mogelijk te bewegen…bij de minste geringste stap of gewichtsverplaatsing knalden er zo tien ideeën door de ruimte…je werd gek van de wildste invallen…nooit geweten dat er woestijnen vol ideeën lagen te verstuiven…geen wonder dat mensen daar gek werden. Roerloos stond ik daar, al mijn aandacht geconcentreerd in het puntje van mijn grote teen…er moest zich daar ergens een zandkorrel bevinden…subtiel voerde ik het gewicht op in de punt van mijn schoenzool… Het knetterde…gek…gekker…gekst door het Paviljoen. Wat een idee!

Ik wilde naar huis om het idee uit te werken, maar ze wilden mij liever nog even houden.

Morsoor

Zijn moeder had hem al een morsoor genoemd, ver vòòr je van een zuigeling kon verwachten dat hij netjes dronk en at.
Het was vast als liefkozing bedoeld, wellicht de reden waarom hij het ruimschoots bleef doen, morsen.
Het breidde zich uit naar alle levensdomeinen….
Gaandeweg morste hij vrijelijk in het rond, water, drank, eten, tijd, geld, leven en talent.
‘Je vermorst je talent, je speelt met je leven, het leidt nergens toe!’ zo luidde het verwijt.
Vaak van mensen die zelf dingen deden die ze nooit hadden gewild maar desondanks plichtsgetrouw uitdienden, zonder te morsen dat moest hij ze wel nageven.
De ‘Morsoor’ zag het leven als overvloed op alle vlakken, hoe zou je niet kunnen morsen als je zoveel water naar de zee droeg? En was de natuur niet de allergrootste morsoor?
Het leidde nergens toe? Misschien niet, maar moest dat dan?
En van wie? En was nu juist dat ‘nergens’ niet juist een wezenskenmerk? Het ‘nergens’ bereiken, zodat je je overal thuis voelde, op de Galapagos, de Eiffeltoren of domweg driehoog achter in de Dapperstraat?
Morsen maakte misschien wel zijn diepste wezen uit?
Dat die ‘afgemeten’ mens die alles afwoog en juist doseerde maar niet begreep dat betekenisloosheid juist de broodnodige achtergrond vormde voor elke vorm van betekenis die je op het mysterie van het bestaan kon plakken…zoveel onbegrip kon hij dan weer niet begrijpen.
Berekenend leven was hem altijd slecht afgegaan. Welke uitkomst de som der delen ook opleverde…hij rekende het allemaal goed. In de natuur wordt volop gemorst, maar niets verspild, alles wordt hergebruikt.
‘Zie mijn leven als een composthoop’ zei de Morsoor,’tot nut van het algemeen!’