Photo:© Jelle Touw 2017
Mijn identiteit bestaat uit pure discriminatie.
Ik ben vaak en stelselmatig afgewezen : om mijn gezicht, dat stond ze niet aan…om mijn ‘houding’, te eigenwijs, niet plaatsbaar…omdat ik bij de verkeerde familie hoorde, bij een bepaald milieu… omdat ik te weinig opleiding had…omdat ik te hoog opgeleid was…Omdat ik nog te klein was, omdat ik later te groot werd. Omdat ik niet rookte, te veel dronk, omdat ik niet gezellig meedronk…
Omdat ik geen geld had…omdat ik wel geld had…omdat ik de verkeerde kleding droeg…omdat ik met een vioolkoffertje over straat liep…omdat ik niet kon leren…
Omdat ik andere dingen wel kon leren…omdat ik een vakidioot was of omdat ik niet genoeg vakidioot was…omdat ik geen jood was…geen islamiet was…
Omdat ik boeken las…de verkeerde boeken las…omdat ik niet zo moeilijk moest doen…
Omdat ik niet moeilijk genoeg deed…omdat ik van de verkeerde muziek hield…
Omdat ik homo was, of geen homo was…omdat ik teveel zei of niets had gezegd…omdat ik de verkeerde huidskleur had in de groep waarin ik verkeerde…
Omdat ik vegetarisch at…of niet vegetarisch genoeg was…
Omdat ik gek was of niet gek genoeg om er bij te horen…
Omdat ik de codes niet kende…omdat ik te veel wist…omdat ik te weinig wist….
Omdat ik dingen deed die je niet hoorde te doen… omdat ik dingen naliet die je hoorde te doen…omdat ik de taal niet sprak…omdat ik de taal wel sprak maar verkeerd articuleerde…
Identiteiten bestaan bij de gratie van uitsluiting, je onderscheiden van andere identiteiten.
Ik discrimineer zelf ook graag, dankzij het discriminatievermogen weet ik dat ik niet mijn identiteit(en) ben, maar dat ik identiteit(en) heb. Hebben en Zijn.
Als ik wil kan ik elke denkbare identiteit aannemen, een kwestie van empathie.
‘Hebben kan nooit wat zijn, Zijn kan veel hebben, Zijn kan alles hebben!’
F. Wildesheim.