Kosmopolieten


We hebben de eerste mens naar de maan geholpen. Wat zag hij daar en wat zei hij?
‘Onze blauwe planeet is uniek, een oase in de ruimtewoestijn, kwetsbaar’.
De doorgewinterde objectieve wetenschapper kreeg zowaar een spirituele ervaring.
Om dit meest simpele feit te realiseren moest een enorme ruimtereis ondernomen worden, terwijl een simpele reis naar binnen je hetzelfde inzicht kan brengen.
Stil zitten is genoeg.
Een wereldberoemd hoboïst reisde de hele planeet af om concerten te geven.
Hem werd bewonderend gevraagd:
‘Wat heeft u dan veel van de wereld gezien…u bent wel een echte kosmopoliet?’
In alle bescheidenheid gaf hij antwoord:
‘Welnee, dat is een groot misverstand, ik heb alleen maar hotelkamers gezien, de lobby en de televisie…ik was te nerveus voor het concert om de stad in te gaan en de volgende dag moest ik mijn vlucht weer halen, op naar de volgende triomf…’
Wij kenden een piloot met hetzelfde verhaal. Hij vloog op alle hoofdsteden.
In één week, Rio, NewYork, Delhi, Berlijn, Stockholm.
‘Ik slaap altijd in hetzelfde hotel in welke stad dan ook, ik loop het hotel uit dat straatje in met die krantenkiosk op de hoek, haal mijn krantje en ga terug naar het hotel.
Rusten voor de volgende vlucht. In mijn hoofd is de wereld een dorpje van hoofdsteden met 1 hotel’
De grootste uitdaging voor de mens lijkt, om te zijn waar je bent.

Voorlopig

Het is maar voorlopig.
Wat dan?
De loop der dingen.
Je bedoelt: het loopt zoals het loopt?
Natuurlijk, en ook als het helemaal niet loopt.
Dan loopt het uit de hand…
Uit de klauwen…
In de soep…
Op de zaken vooruit…
Achter de feiten aan…
Weet je, ik vind het voorlopige zo terloops!
Ja, mooi hè?
Vind je?
Ja, omdat het voorlopige zo permanent tijdelijk is…
Hoe bedoel je, het voorlopige is toch juist niet blijvend?
Precies en dat blijft, zoals ook de verandering niet verandert.
Dat is toch hetzelfde, verandering is het voorlopige.
Laten we daar voorlopig van uitgaan.
Zou er geen ‘Ministerie van Terloopse Zaken’ moeten zijn.
Waarom dat dan?
De dingen gebeuren terloops…in het voorbij gaan.
Dat zou dan een ministerie zijn dat niets organiseert, niets regelt, geen planning…
Inderdaad, en daar zou ik dan wel geen leiding aan willen geven.
Dat doe je toch al.
Hoezo, je verwijt mij toch geen nalatigheid.
Welnee, ik prijs je erom.
Nalatigheid wordt sterk onderschat.

Wit

Er ligt een dik pak sneeuw in de geest. Elk woord klinkt verstild onder deze witte deken. De denkbeeldige dingen zijn door wit omvat, in maagdelijke onschuld verpakt. Het vuil is witgewassen, schoon. Wonderlijk dat deze sneeuw nooit kan smelten, ze is immers denkbeeldig. Zo kan ook leegte niet verdwijnen.
Winter van de ziel. Permafrost van de geest.

Is de leegte dan ook denkbeeldig?
Natuurlijk, het woord leegte is ook een concept.
Echte leegte is geen concept, geen woord , geen beeld.

Maar onder die denkbeeldige sneeuw ligt toch nog steeds dat vuil?
Inderdaad, denkbeeldige vuil, net zo denkbeeldig als die sneeuw.

Hoe kan elk woord stil klinken, verstild?
Het is maar poëzie hoor, stilte klinkt natuurlijk nergens naar,
Denkbeeldige stilte bestaat niet, dat is slechts herrie in dit gedicht.

Geschiedenis van mijn jeuk 5

Na vier sessies met Zeelbrandt begon ik langzamerhand te genieten van de permanente jeuk die door mijn hele lijf meanderde. Soms leek de jeuk een koesterende streling van binnenuit, de losse prikkelende puntjes leken te worden verbonden als zo’n cijfertekening vroeger in je kleurboek.
Voor het eerst in mijn leven voelde ik totale ontspanning in mijn huidzak. De staat van niet-weten breidde zich gestaag uit naar steeds meer domeinen van het bestaan. Soms wist ik niet meer hoe ik heette, of waar ik mij bevond.
Zeelbrandt drukte mij op het hart om mij vooral geen zorgen te maken, dit waren de natuurlijke verschijnselen die verruiming van de ziel nu eenmaal met zich meebracht.
‘Het allemaal wel denken te weten’ vormt een soort harnas waarin de ziel gekneveld wordt…maar het ligt in het natuurlijke verloop van de ziel om naakt door het leven te gaan…je kunt je aankleden met allerlei taalconstructies, maar je wezen blijft eeuwig naakt…’ ,legde hij mij uit.
Mijn vrouw Maria raakte onverwacht helemaal in de ban van Zeelbrandt. Er gingen spontaan luikjes open, muren van weerstand vielen om. Onvermoede vermogens kwamen aan licht. Zo raakten wij bevriend met Zeelbrandt die ons nu wekelijks op zijn levensverhaal trakteerde.

‘Wat ik jullie de afgelopen sessies vertelde zijn natuurlijk slechts speculaties dat begrijpen jullie, niets meer en niets minder dan veronderstellingen’ , verklaarde Zeelbrandt bescheiden.

Wij waren in eerste instantie geschokt door deze ontboezeming van de professor.
Hadden we alles zomaar kritiekloos van hem aangenomen?
‘Hoe komt u er dan bij ons dit allemaal te vertellen alsof het op gedegen onderzoek is gebaseerd?’ ,vroeg mijn vrouw, ‘u kletst toch niet zomaar wat, het eelt verdween toch
wel degelijk!’

‘Dat komt omdat ik blind ben gaan vertrouwen op de creatieve stroom,
en op jullie eigen vermogen om precies dat eruit te filteren wat voor jullie geldig en werkzaam is… ik heb mij nooit verlaagd tot een armzalig theoretisch kader maar mij altijd gebaseerd op direct empirisch bewijs…mijn praktijk is dat wat werkt … het leven is geen verhaal, maar een verhaal kan wel een helende werking bevatten voor de luisteraar, je weet als verteller alleen niet wat en op wie….maar dat er iets in werking wordt gezet zag ik bewezen in mijn eigen praktijk’

Waarom heb je jouw opmerkelijke visie nooit in een boek vastgelegd, Ger, dan zou iedereen ze kunnen lezen? ,vroeg ik hem, ‘je zou toch iedereen toewensen om te kunnen genieten van jeuk?’

‘Dat werkt helaas niet’ ,legde de zielkundige uit, terwijl hij zijn baard op en af rolde, ‘ze moeten beluisterd worden, dan komen de woorden pas binnen is mijn ervaring, anders maakt de lezer er gewoon weer zijn eigen verhaal van in plaats dat het z’n werk doet’.

‘Klinkt magisch!’ ,zei Maria, ‘maar wijs maar eens iets aan dat gewoon is!’

‘Dat klopt, taal is op z’n best een toverspreuk en op z’n slechts een vervloeking, onderschat dat niet’ ,resumeerde Zeelbrandt die in het schemerlicht wat weg had van een archetypische tovenaar. ‘Pas maar op met wat je denkt, voor je het weet krijgt je eelt’

Geschiedenis van mijn jeuk 4

Met veel moeite wist ik Maria over te halen om eens mee te gaan naar professor Zeelbrandt. ‘Je moet die markante verschijning gewoon eens voor één keer ontmoeten
dan voel je wat ik bedoel!’
‘Als je maar niet denkt dat ik op die sofa ga liggen!’, fulmineerde ze nog.
‘Uiteraard niet lieverd, daar ligt de professor zelf op!’
Bij de pallisander voordeur van het herenhuis aangekomen liet de huishoudster ons binnen: ‘U kunt doorlopen naar de spreekkamer…de professor is zich vast aan het opwarmen’.
In negentiende eeuwse spreekkamer troffen we de professor op zijn kop staand aan in yogahouding bovenop zijn bureaublad, zijn baard hing over een stapeltje dossiers.
‘Ach, verontschuldigt u mij’ ,pufte Zeelbrandt monter, ‘maar ik kan niet meer zo goed door mijn knieën, vandaar dat ik mijn oefeningen liever op een wat hoger niveau praktiseer!’. Zijn roodaangelopen hoofd leek wel een zonnetje.
‘Kijk professor, dit is Maria over wie ik u nog nooit iets verteld heb!’, zei ik tegen mijn jeuktherapeut terwijl hij zijn baard kamde.
‘Mijn vrouw heeft mij door heel wat jeukende jaren heen geholpen’.
‘Wat fijn om u te ontmoeten mevrouw, heeft u ook last van jeuk of alleen van uw man?’
Maria werd even in verlegenheid gebracht door de openhartige toon van de grijsaard.
Ik knikte bemoedigend naar haar om vooral haar hart te luchten.
‘Eerlijk gezegd, vooral van mijn man…ik kan na jaren gekrab geen medeleven meer opbrengen voor dat gezanik over jeuk!’, zei ze uit de grond van haar wezen.
Ze schrok er zelf enigszins van.
De professor had kennelijk een ontwapenend effect op haar.
‘Dat kan ik mij levendig voorstellen, Maria…ik mag u toch tutoyeren als u het goed vindt?’
‘Uiteraard, als ik dat bij u ook mag?’, vroeg mijn vrouw onverwacht.
Zo direct kende ik Maria niet, ze kon vaak mosselachtig zwijgzaam zijn.
‘Met alle plezier, jongedame, mijn roep naam is Geronimus Harold…zeg maar Ger!’
Binnen de kortste keren zaten de twee vertrouwd keuvelend samen op de sofa, terwijl ik achter het bureau wat in de vertrouwelijke dossiers bladerde.
‘Kom!’, zei Ger opeens, ‘we gaan meteen aan de slag, ik weet genoeg!’
Zeelbrandt vlijde zich op de sofa en Maria nam aandachtig op het bureau plaats in afwachting van het college:

‘Luister, oogjes dicht, en probeer mij te volgen…zoals ik eerder vertelde over de vereelting van de huid bij chronisch gebrek aan aanrakingen, zo bestaat ook het verschijnsel van eelt op de ziel…nu zult u zich afvragen, wat heeft de ziel met huid te maken?…
Welnu, de ziel is niets anders dan een spirituele huid… zo subtiel, zo verfijnd dat zij
door velen wordt ontkend…echter de levensweg is een weg richting verfijning, van het onderkennen van subtiliteiten…het is als het ware een omgekeerde geboorte, zoals het lichaam uit één eicel zich vermeerderde, zo gaat de levensweg middels vermindering…
tot er vrijwel niets over is…bereik je die oceaan van verfijning dan ben je direct ingewijd in de wonderen van het scheppen…het scheppen vanuit het ogenschijnlijke niets…

Het duizelde mij al, maar Maria onderbrak Zeelbrandt:
‘Zeg Ger, kun je nog even terug naar dat subtiele eelt wat op die arme ziel groeit…waardoor ontstaat dat eelt?’

‘Dank voor de relevante interventie Maria, ik heb nogal de neiging door te draven als wild paard… de vereelting ontstaat elke keer wanneer je iets wat zich aan je voordoet ontkent…steeds als je ontkent wat er is komt er een verharding op de waarneming…je voelt het dan ook niet meer, je kunt het niet meer horen, je proeft niet meer hoe iets echt smaakt…al je zintuigen verstenen feitelijk…’

‘Wat is die ziel dan, waar bestaat ze uit, Ger?’

‘Dat zou ik je graag vertellen als er voor zoiets subtiels woorden bestonden…misschien zou je de ziel de huid van ‘de uiterste verfijning’ kunnen noemen, maar dat doe ik niet, want wie weet wat uiterste verfijning is!’

‘Is dat dan niet het grensgebied van iets naar niets en van niets naar iets?’, vroeg Maria,
‘van het laatste kenmerk naar het kenmerkloze?’

‘Wat prachtig gezegd, Maria’ ,riep Zeelbrandt begeesterd, ‘dan kun je je wel voorstellen hoe dun die huid van de ziel is!’

‘Zo dun als een schaduw in het licht!’ ,fabuleerde mijn vrouw voor de vuist weg.

Zeelbrandt was zichtbaar aangedaan door de spontane poëtische virtuositeit van mijn vrouw. Waar haalde ze dat lyrische talent plots vandaan?
Er was onmiskenbare chemie tussen deze twee.

Blaar

De geboorte van een blaar gebeurt
in een fractie van een flits.
De hamerkop weet van niks.
Dan reist de bloedblaar tergend langzaam,
een reis van vele maanden…
onder de nagelriem vandaan, richting nagelrand.
De blaar kijkt mij onderweg vaak aan,
door de nagel heen als door een beslagen raam.
Mooi uitzicht. Vanuit de traagte flitst alles voorbij.
De hamer slaapt zwaar in de la.

Slaapliedje

Waar woont het zout in de zee?
Waar blijft de suiker in je thee?

Het antwoord licht hier op
op het puntje van je tong.

Waar huist het droge van de woestijn?
Waar verblijft de ruimte van het plein?

Het antwoord licht hier op
op het puntje van je tong.

Waar woont het zwarte van de nacht?
vraagt de wakkere zoon van acht,

aan zijn vader die al droomt
dat alles zweeft door zwaartekracht

Waar blijft nu dit liedje dat
die slaapkop net nog zong?

Geschiedenis van mijn jeuk 3

Wat zo fantastisch was aan mijn sessies met professor Zeelbrandt was het feit dat ik nauwelijks iets hoefde te vertellen, dat deed de vermaarde zielkundige zelf wel. Omdat hij toch al op gevorderde leeftijd was gunde ik hem het genoegen om op zijn eigen sofa te kunnen liggen.
Ik hoefde dus niets te doen, precies wat een patiënt wenst van een goede therapeut. Wel stuurde hij mij weg met zeer praktische adviezen. Niet krabben, hoe simpel kan het zijn. Iets nalaten zou toch niet zo moeilijk moeten zijn?
Maar probeer maar eens te ontspannen, elke actie die je daarin onderneemt leidt tot spanning. Zeelbrandt noemde dit probleem ‘de moeilijkheidsgraad van de eenvoud’.
Hoe simpeler hoe moeilijker te bereiken.
Hoewel het niet krabben al een vermildend resultaat begon te geven moest ik natuurlijk ook werken aan de onderliggende overtuiging dat ik alles wilde begrijpen.
Eerst wilde mijn eigenwijze hoofd het nog goedpraten door te beweren dat het louter nieuwsgierigheid was, dat ik daarom alles wilde weten, hoe het werkte of waarom iets niet werkte. Gelukkig prikte Zeelbrandt daar makkelijk doorheen door het aforisme van Wildesheim aan te halen:
“De mens lijdt aan twee aandoeningen, ten eerste geheugenverlies en de tweede ben ik vergeten…maar je kunt er ook van genieten en dat vergeten veel mensen wel eens!”

Gaandeweg moest ik in iedere sessie erkennen en aanvaarden dat ik eigenlijk zoveel niet wist. De jeuk werd daarmee iets draaglijker. Zeelbrandt probeerde mij zover te krijgen dat ik niets meer zeker wist, dat zou een inversie van de Pruritus teweegbrengen, zodat het lijden zich omkeerde in puur genot.
Zover waren we nog lang niet. Zeelbrandt vervolgde gerieflijk liggend zijn huidcollege de derde sessie:
‘Het grootste zintuig, die behaarde huidzak die ons leven omvat, is een ademend membraan waarmee we direct in contact staan met de wereld. Wanneer die sensitieve huid niet van jongs af aan wordt aangeraakt, gestreeld, gemasseerd dan gaat het zintuig zich vervelen, zintuigen willen nu eenmaal graag iets beleven, daar zijn ze voor op aarde. Zonder aanraking en stimulans raakt de huid verdoofd en gaat aanvoelen als eelt. Als de poriën zich maar lang genoeg vervelen gaan ze zelf prikkels afgeven.
Wie nooit aangeraakt wordt gaat zichzelf krabben, zo laat de praktijk zien…de huid wil zich immers levend voelen…’
Zo ging er weer een luikje open van die verborgen huidwereld waar ik nog geen weet van had. Nooit had ik erbij stilgestaan dat een huid zich zo kon vervelen. Schuurden koeien en paarden zich niet tegen elkaar of tegen een boom, bestond niet elke interactie met wezens en dingen uit huidcontact?

Thuis vertelde ik opgetogen over de erudiete Zeelbrandt, ik was vol van hem.
Maria nam een wat meer sceptische houding aan:
‘Wat doet meneer de professor nou helemaal…hij loopt leeg op zijn sofa en jij
maar betalen voor zijn gratis ongevraagde adviezen?…’Niet krabben!’ , dat had ik je ook kunnen aanraden…en die traumatheorie, daar krijg ik nou jeuk van weet je!?’

‘Ach, zie je wel’ ,concludeerde ik, ‘jij kunt dus ook jeuk krijgen van een idee…het bewijs is geleverd…dan weet jij ook eens hoe dat voelt!’
Maria trok zich geërgerd terug. Ik hoorde haar vergeefs in de besteklade rommelen. De schuimspaan had ik weggegooid.
‘Ga je de volgende sessie mee naar dokter Zeelbrandt?’, probeerde ik.

Geschiedenis van mijn jeuk 2

Na drie maanden kwam ik met mijn chronische jeuk op consult bij de hoogbejaarde professor W. G. Zeelbrandt. ‘Zielkundige’ stond er, nog nauwelijks leesbaar op de groen gëoxideerde muurplaquette.
W.G. Zeelbrandt leek ruim de negentig gepasseerd maar was zo uitgelaten als een kind in een speeltuin, een kind met een witte baard, dat wel.
Hij vroeg of ik zelf de doorverwijzingsbrief wilde voorlezen, omdat zijn ogen zo slecht waren. Bij het woord ‘Pruritus sine materia’ begon hij te grijnzen alsof hij aan een oude dierbare vriend werd herinnerd. Even sloot hij zijn wild bewenkbrauwde ogen en leek na te genieten…of was het een voorpretje?
‘Beste heer Wulkhage, als ik zo vrij mag zijn meteen van wal te steken…’ , begon hij doortastend:
‘Weet u, huid is ons grootste orgaan en zintuig… feitelijk zitten we in één grote huidzak en toch geven we er maar zo weinig aandacht aan…we denken liever dan dat we direct voelen met onze huid…jeuk is één van de meest onbegrepen fenomenen…tussen uw oren heeft zich waarschijnlijk de aanname vastgezet dat het leven te begrijpen moet zijn, dat het logisch moet zijn…verklaarbaar…

‘Uiteraard!’ , beaamde ik, ‘als huidzak wil je toch weten hoe de wereld in elkaar steekt!’

De hoogbejaarde keek geamuseerd en vervolgde:
‘Naar mijn bescheiden inzicht is jeuk simpelweg de fysieke uitingsvorm van het niet-weten van de mens, de feitelijke jeuk wordt veroorzaakt door het verzet tegen dat niet-weten…het bestaan is paradoxaal, maar niet tegenstrijdig…alle dingen kunnen moeiteloos naast elkaar bestaan….daar kan het hoofd niet bij!’

‘Zo had ik er nog nooit naar gekeken professor!’ ,zei ik verwonderd over deze wending inzake mijn jeuk…dus het mysterie kriebelt en kietelt ons, mag ik dat zo vertalen?’

‘Zo mag u dat gerust vaststellen….Ik ben zelf ervaringsdeskundige…daarom koos ik ooit voor dit vak…van kindsbeen af leed ik aan ondraaglijke jeukaanvallen, ik krabte mij tot bloedens toe en daarna aan de droge korsten…het was neurotisch maar het had tegelijktijd iets heel aangenaams… iets kinderlijk eenvoudigs….er was een vraag, de jeuk, en er was het antwoord, krabben, heel aangenaam en geruststellend… het gaf mij een kortstondig gevoel van controle…tot het weer ging jeuken natuurlijk!’

Liggend op de sofa kreeg ik een Aha-erlebnis door het relaas van Zeelbrandt die met genoegen verder oreerde alsof hij college gaf of was hij de patiënt?

‘Uiteindelijk kwam ik erachter dat het mijn vaders taboe op niet-weten was dat de jeuk veroorzaakte…ik moest alles weten van hem, zeker weten en als ik het niet wist dan moest ik het opmeten…maar hoe meet je het mysterie? …waar begint dat en waar eindigt het…Het mysterie is synoniem met niet weten, onmeetbaar!…mijn vader vond dat onaanvaardbaar. Die onredelijke eis om te weten en het feit dat hij mij nooit aanraakte is het begin geweest van mijn Pruritis..’

‘En hoe verdween uw jeuk nu uiteindelijk?’, vroeg ik terwijl ik onwillekeurig aan de fluwelen bekleding van de sofa begon te krabben..

‘Welnu, die jeuk is nooit verdwenen, godzijdank!’ ,riep de grijsaard begeesterd,
‘de jeuk bleef…maar ik leerde ervan te genieten, gewoon omdat ik mijn nietwetend-zijn kon aanvaarden!’

Ik was er stil van, begreep ik nu de strekking van zijn verhaal?
Eerlijk gezegd wist ik het niet…’Wat raadt u mij dan aan te doen?’

‘Niets, nooit meer krabben… weet u meneer Bulkwage, jeuk maakt dat je je levend voelt…begint elk leven niet met een vorm van jeuk?…begint niet iedere scheppingsdaad met gekriebel?…ik voel mij vitaler dan ooit!

Zo nam ik afscheid van professor Zeelbrandt, met zijn uitdagende advies om de komende week nooit meer te krabben, daarna zou ik voor vervolgsessies komen indien
wenselijk. Thuisgekomen nam ik impulsief onmiddellijk een handje vol placebotabletten om de opkomende angst voor het nooit meer krabben te temperen.